OPMERKING
lIn de volgende gevallen kan de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten niet correct
bespeuren, waardoor de systemen niet normaal kunnen functioneren.
lDe hoogte van het voorliggende voertuig is laag.lU rijdt met dezelfde snelheid als het voorliggende voertuig.lDe koplampen zijn bij avond of tijdens het rijden door een tunnel niet
ingeschakeld.
lIn de volgende gevallen bestaat de kans dat de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten
niet correct kan bespeuren.
lBij het rijden langs muren zonder patronen (zoals hekwerken en in de lengte
gestreepte muren).
lDe achterlichten van het voorliggende voertuig branden niet.lEr bevindt zich een voertuig buiten het verlichtingsbereik van de koplampen.lBij het maken van een scherpe bocht of het beklimmen of afdalen van een steile
helling.
lIn- of uitrijden van een tunnel.lDe auto is zwaar beladen zodat deze achterover helt.lEr schijnt fel licht aan de voorzijde van de auto (achteruitrijlicht of grootlicht van
tegemoetkomende voertuigen).
lHet voorliggende voertuig heeft veel lichtbronnen.lWanneer het voorliggende voertuig niet uitgerust is met achterlichten of de
achterlichten bij donker niet branden.
lHet voorliggende voertuig heeft een speciale vorm. Bijvoorbeeld een voertuig dat
een caravan of bootaanhanger trekt, of een autotransporter welke een voertuig
achterstevoren vervoert.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-217