OPMERKING
lAls de accu uitgeput raakt terwijl het
anti-diefstal beveiligingssysteem in
staat van paraatheid is, zal de sirene
geactiveerd worden en zullen de
waarschuwingsknipperlichtengaan
knipperen wanneer de accu geladen
of vervangen wordt.
lWanneer de sirene klinkt en de
waarschuwingsknipperlichtenknipperen
kan de achterklep niet worden
geopend.
qIn staat van paraatheid brengen
van het systeem
1. De ramen en het schuifdakígoed
sluiten.
OPMERKING
Ook als een raam of het schuifdakíis
open blijven staan, kan het systeem in
staat van paraatheid gebracht worden,
echter zelfs het gedeeltelijk open laten
staan van de ramen en het schuifdak
í
kan een uitnodiging zijn tot diefstal, en
wind die in de auto blaast zou het alarm
kunnen activeren.
De functie van de inbraaksensor kan
ook geannuleerd worden.
Zie Annuleren van de inbraaksensor op
pagina 3-58.
2. Druk de startdrukknop uit.
3. Zorg er voor dat de motorkap, de
portieren en de achterklep gesloten
zijn.4. Druk op de vergrendeltoets op de
zender.
De
waarschuwingsknipperlichtenzullen
eenmaal knipperen.
(Met geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie)
Druk op een verzoekschakelaar.
Het veiligheidsindikatielampje in het
instrumentenpaneel gaat gedurende 20
seconden tweemaal per seconde
knipperen.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes
op pagina 4-38.
5. Na 20 seconden is het systeem volledig
in staat van paraatheid.
OPMERKING
lHet anti-diefstal beveiligingssysteem
kan ook in staat van paraatheid
gebracht worden door het activeren
van de automatische
hervergrendelfunctie terwijl alle
portieren, de achterklep en de
motorkap gesloten zijn.
Zie Zender op pagina 3-5.
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
3-57íBepaalde modellen.
OPMERKING
lHet systeem wordt buiten werking
gesteld wanneer binnen 20 seconden
na het indrukken van de
vergrendeltoets een van de volgende
handelingen wordt uitgevoerd:
lOntgrendelen van een portierlEen portier of de achterklep
geopend wordt.
lDe motorkap geopend wordt.lHet contact wordt aan gezet.
Voor het opnieuw in staat van
paraatheid brengen van het systeem,
de procedure voor het in staat van
paraatheid brengen nogmaals
uitvoeren.
lWanneer de portieren vergrendeld
worden door het indrukken van de
vergrendeltoets op de zender terwijl
het anti-diefstalbeveiligingssysteem
in staat van paraatheid is, zullen de
waarschuwingsknipperlichteneenmaal
knipperen om aan te geven dat het
systeem in staat van paraatheid is.
qAnnuleren van de inbraaksensor
Als het anti-diefstal beveiligingssysteem
in staat van paraatheid gebracht is
wanneer er sprake is van een van
onderstaande omstandigheden, de
inbraaksensor annuleren om te
voorkomen dat het alarm onnodig
geactiveerd wordt.
(Inbraaksensor)
lWanneer de auto wordt achtergelaten
terwijl er zich een beweegbaar object,
passagiers of huisdieren in bevinden.
lWanneer u een voorwerp in de auto
achterlaat dat heen en weer kan rollen,
zoals bijvoorbeeld wanneer de auto bij
transport op een schuin aflopende,
onstabiele ondergrond geplaatst wordt.
lWanneer kleine voorwerpen/
accessoires in de auto zijn opgehangen,
kleding aan een kledinghaak is
opgehangen of andere voorwerpen zijn
aangebracht die gemakkelijk binnen in
de auto kunnen bewegen.
lBij het parkeren op een plaats waar
zich sterke trillingen of harde geluiden
voordoen.
lBij het gebruik van een hogedruk of
automatische autowasinstallatie.
lWanneer voortdurend schokken en
trillingen van hagel of donder en
bliksem op de auto worden
overgebracht.
lPortieren vergrendeld worden terwijl
een raam of het schuifdakíis open
blijven staan.
lEen extra verwarming of apparaat dat
luchtstromen en trillingen produceert in
gebruik is, terwijl het anti-diefstal
beveiligingssysteem in staat van
paraatheid gebracht is.
OPMERKING
Als een portier of de achterklep
gedurende 30 seconden gesloten blijft,
zullen alle portieren en de achterklep
automatisch hervergrendeld worden en
zal het anti-diefstalbeveiligingssysteem
in staat van paraatheid gebracht worden
als een raam en het schuifdak
íis open
blijven staan.
3-58
Alvorens te gaan rijden
íBepaalde modellen.
Beveiligingssysteem
Anti-diefstal
beveiligingssysteem (Behalve
Europese modellen)
í
Als het anti-diefstal beveiligingssysteem
bespeurt dat iemand op een onjuiste wijze
toegang probeert te krijgen tot de auto,
hetgeen tot gevolg kan hebben dat de auto
of de inhoud er van wordt gestolen,
waarschuwt het alarm de omgeving voor
een abnormale situatie door het laten
klinken van de claxon en het laten
knipperen van de
waarschuwingsknipperlichten.
Het systeem zal niet functioneren als dit
niet op de juiste wijze in staat van
paraatheid is gebracht. Wanneer u de auto
verlaat, dient u de procedure van het in
staat van paraatheid brengen dus correct te
volgen.
qWerking
Gevallen waarbij het systeem wordt
ingeschakeld
De claxon worden met tussenpozen
ingeschakeld en de
waarschuwingsknipperlichtenzullen
gedurende ongeveer 30 seconden
knipperen wanneer het systeem door een
van onderstaande oorzaken in werking
wordt gesteld:
lOntgrendelen van een portier met de
sleutel of een binnenvergrendelknop.
lOpen forceren van een portier, de
motorkap of de achterklep.
lWanneer de motorkap met behulp van
de motorkapontgrendelhendel wordt
geopend.
lHet contact op ON zetten zonder de
startdrukknop te gebruiken.
Als het systeem opnieuw in werking
wordt gesteld, zal de verlichting en de
claxon geactiveerd worden totdat het
bestuurdersportier of de achterklep met de
zender ontgrendeld wordt.
(Met geavanceerde sleutel)
De verlichting en de claxon kunnen ook
buiten werking gesteld worden door het
indrukken van de verzoekschakelaar op
een portier.
OPMERKING
lAls de accu uitgeput raakt terwijl het
anti-diefstal beveiligingssysteem in
staat van paraatheid is, zal de claxon
geactiveerd worden en zullen de
waarschuwingsknipperlichtengaan
knipperen wanneer de accu geladen
of vervangen wordt.
lWanneer de claxon klinkt en de
waarschuwingsknipperlichtenknipperen
kan de achterklep niet worden
geopend.
qIn staat van paraatheid brengen
van het systeem
1. De ramen en het schuifdakígoed
sluiten.
2. Druk de startdrukknop uit.
3. Zorg er voor dat de motorkap, de
portieren en de achterklep gesloten
zijn.
3-60
Alvorens te gaan rijden
íBepaalde modellen.
Beveiligingssysteem
WAARSCHUWING
Alvorens de bestuurdersstoel te
verlaten, altijd het contact uitzetten, de
handrem aantrekken en er op letten
dat de keuzehendel in stand P staat
(automatische transmissie) of in de
1ste of R versnelling gezet is
(handgeschakelde versnellingsbak):
Het verlaten van de bestuurdersstoel
zonder het contact uit te zetten, de
handrem aan te trekken en de
keuzehendel in stand P te zetten
(automatische transmissie) of in de
1ste of R versnelling te zetten
(handgeschakelde versnellingsbak), is
gevaarlijk. De kans bestaat dat de auto
onvoorzien in beweging komt en een
ongeluk veroorzaakt.
Ook als het uw bedoeling is om de
auto slechts voor een kort ogenblik
achter te laten, is het belangrijk het
contact uit te zetten, aangezien
bepaalde beveiligingssystemen van uw
auto niet geactiveerd zijn en de accu
uitgeput kan raken wanneer u het
contact in een andere stand laat staan.
OPMERKING
(Vergrendeld stuurwiel)
Als het startdrukknopindikatielampje
(groen) knippert en de pieptoon klinkt,
geeft dit aan dat het stuurwiel niet
ontgrendeld is (bij voertuigen met type
A meter, worden de berichten getoond
in de instrumentengroep). Om het
stuurwiel te ontgrendelen, dit naar links
en naar rechts bewegen terwijl u op de
startdrukknop drukt.ACC (Accessoire)
Bepaalde elektrische accessoires
functioneren en het indikatielampje
(oranje) gaat branden.
Daarnaast wordt bij modellen uitgerust
met de stuurkolomvergrendelfunctie het
stuurwiel ontgrendeld.
OPMERKING
Het afstandbediende
portiervergrendelingssysteem
functioneert niet wanneer de
startdrukknop op ACC is gezet en de
portieren zullen niet vergrendelen/
ontgrendelen, ook niet als deze met de
hand vergrendeld zijn.
ON
Dit is de normale stand waarbij de motor
draait nadat deze gestart is. Het
indikatielampje (oranje) gaat uit. (Het
indikatielampje (oranje) gaat branden
wanneer het contact op ON gezet wordt
en de motor niet draait.)
Bepaalde indikatie-/
waarschuwingslampjes dienen
gecontroleerd te worden alvorens de
motor gestart wordt (pagina 4-38).
OPMERKING
(SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G
2.5)
Wanneer de startdrukknop op ON wordt
gedrukt, is het werkingsgeluid van de
brandstofpompmotor in de nabijheid
van de brandstoftank hoorbaar. Dit
duidt echter niet op een afwijking.
Tijdens het rijden
Motor start/stop
4-3
De keuzehendel wordt bediend terwijl de motor is gestopt (automatische transmissie)
Als de motor gestopt is en de keuzehendel vanuit de stand D of M (niet in blokkeermodus
voor tweede versnelling) verplaatst wordt naar de stand N of P, herstart de motor niet
wanneer het rempedaal wordt losgelaten. De motor herstart als het rempedaal nogmaals
wordt ingetrapt of de keuzehendel naar de stand D, M (niet in blokkeermodus voor tweede
versnelling) of R wordt verplaatst. (Houd met het oog op de veiligheid wanneer de motor
gestopt is tijdens het verplaatsen van de keuzehendel altijd het rempedaal ingetrapt.)
l(Europees model)
Als de keuzehendel vanuit de stand D of M (niet in blokkeermodus voor tweede
versnelling) naar de stand N of P wordt verplaatst en de veiligheidsgordel van de
bestuurder wordt losgemaakt en het bestuurdersportier wordt geopend, herstart de motor
niet. Start de motor met behulp van de normale methode.
l(Behalve Europees model)
Als de keuzehendel vanuit de stand D of M (niet in blokkeermodus voor tweede
versnelling) naar de stand N of P wordt verplaatst en de veiligheidsgordel van de
bestuurder wordt losgemaakt en het bestuurdersportier wordt geopend, herstart de
motor.
De accupolen zijn losgekoppeld
Het is mogelijk dat vlak na het loskoppelen van de accupolen de motor niet meteen wordt
gestopt. Ook als de accu wordt vernieuwd moeten de i-stop functies gecontroleerd worden.
Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Tijdens het rijden
Motor start/stop
4-19
qi-stop waarschuwingslampje, zoemer
Als er zich een defect in het systeem voordoet of bij waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem, wordt de bestuurder op de hoogte gesteld door de
waarschuwingszoemer en het waarschuwingslampje in de instrumentengroep.
Waarschuwingslampje/zoemer Controle
Wanneer de i-stop functie in werking is klinkt de
waarschuwingszoemer en gaan het i-stop
waarschuwingslampje (oranje) en de overige
waarschuwingslampjes branden.(Handgeschakelde versnellingsbak)
Wanneer de versnellingshendel in een andere stand dan
neutraal staat, de veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt en het bestuurdersportier wordt
geopend.
(Automatische transmissie)
Wanneer de keuzehendel in de stand D of M
(niet in blokkeermodus voor tweede versnelling) staat,
de veiligheidsgordel van de bestuurder wordt
losgemaakt en het bestuurdersportier wordt geopend.
Als dit het geval is, zal de motor om veiligheidsredenen
niet automatisch opnieuw gestart worden. Start de motor
met behulp van de normale methode.
Het i-stop waarschuwingslampje (oranje) knippert.Er is mogelijk een of ander defect in het i-stop systeem.
Laat uw auto zo spoedig mogelijk door een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur
inspecteren.
Wanneer de i-stop functie in werking is, knippert het
i-stop indikatielampje (groen) tweemaal per seconde.(Handgeschakelde versnellingsbak)
Controleer of de keuzehendel in de neutraalstand staat.
(Europees model)
Wanneer de i-stop functie in werking is, klinkt de
waarschuwingspieptoon en knippert het i-stop
indikatielampje (groen) tweemaal per seconde.
Controleer of het bestuurdersportier gesloten is.
(Behalve Europees model)
Terwijl de i-stop functie in werking is, klinkt de
waarschuwingspieptoon en brandt het i-stop
indikatielampje (groen).
Tijdens het rijden
Motor start/stop
4-23
Buitentemperatuurwaarschuwingí
Type A
Wanneer de omgevingstemperatuur laag
is, verschijnt een bericht op de multi-
informatiedisplay en klinkt er een
zoemtoon om de bestuurder te
waarschuwen voor de kans op gladde
wegen.
Als de omgevingstemperatuur lager is dan
ongeveer 4 °C, verschijnt gedurende
ongeveer 10 seconden een bericht op de
multi-informatiedisplay en klinkt eenmaal
een zoemtoon.
Type B
Wanneer de buitentemperatuur laag is,
gaat de indikatie knipperen en klinkt er
een zoemtoon om de bestuurder te
waarschuwen voor de mogelijkheid van
gladde wegen.
Als de buitentemperatuur lager is dan
ongeveer 4 °C, gaat de
buitentemperatuurdisplay en het
symbool gedurende ongeveer tien
seconden knipperen en wordt er eenmaal
een zoemtoon gegeven.
OPMERKING
Als de buitentemperatuur lager is dan
_
20 °C, werkt de zoemer niet. Het
symbool gaat echter branden.
qWeergave van ingestelde rijsnelheid
van kruissnelheidsregelaar (Type A
instrumentengroep)
í
De rijsnelheid die met behulp van de
kruissnelheidsregelaar is ingesteld wordt
weergegeven.
qDisplay van afstelbare
snelheidsbegrenzer (Type A
instrumentengroep)
í
De instellingstatus van de afstelbare
snelheidsbegrenzer wordt getoond.
4-30
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
Instrumentengroep en display
lDisplay van Mazda Radar Cruise
Control (MRCC) systeem (Type A
instrumentengroep)
í
lDisplay van
afstandherkenninghulpsysteem (DRSS)
(Type A instrumentengroep)
í
lWaarschuwing (Type A
instrumentengroep)
Raadpleeg een deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda reparateur
indien u problemen heeft met de
boordcomputer.
Modus voor afstand die met voorradige
brandstof kan worden afgelegd
Bij gebruik van deze functie wordt de
afstand (bij benadering) berekend die u
met de voorradige brandstof kunt
afleggen, gebaseerd op het
brandstofverbruik.
De afstand die met de voorradige
brandstof kan worden afgelegd wordt
berekend en zal elke seconde worden
getoond.
Type A
Type B
(Europees model)
(Behalve Europees model)
OPMERKING
lAlhoewel de indicatie voor de
afstand die kan worden afgelegd met
de voorradige brandstof een
voldoende resterend aantal
kilometers aangeeft alvorens
bijtanken noodzakelijk wordt, zo
spoedig mogelijk bijtanken als het
brandstofpeil erg laag is of als het
waarschuwingslampje voor laag
brandstofpeil gaat branden.
lDe indikatie verandert alleen
wanneer u meer dan ongeveer 10
liter brandstof tankt.
lDe afstand die kan worden afgelegd
met de voorradige brandstof geeft bij
benadering de afstand aan die met de
auto gereden kan worden totdat alle
maatstrepen in de brandstofmeter die
de resterende brandstofvoorraad
aangeven verdwijnen.
4-32
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
Instrumentengroep en display