6–67
Onderhoud en verzorging
Verzorging van het uiterlijk
Volg bij gebruik van een chemisch
reinigingsmiddel of poetsmiddel
alle aanwijzingen op het etiket en de
container. Lees alle waarschuwingen en
voorzorgsmaatregelen.
Onderhoud van de lak
W a s s e n
OPGELET
Wanneer de ruitenwisserhendel in de
stand
staat en het contact op
ON wordt gezet, is het mogelijk dat
de ruitenwissers in de volgende
gevallen automatisch in beweging
gezet worden:
Als de voorruit boven de
regensensor wordt aangeraakt of
met een doek wordt afgeveegd.
Als vanaf de buitenzijde of
binnenzijde van de auto met een
hand of ander voorwerp tegen de
voorruit wordt gestoten.
Houd handen en ruitenkrabbers uit de
buurt van de voorruit wanneer de
ruitenwisserhendel in de stand
staat en het contact op ON gezet is,
aangezien vingers beklemd kunnen
raken of de ruitenwissers en
wisserbladen beschadigd kunnen
worden wanneer de ruitenwissers
automatisch in werking gesteld
worden.
Als u de voorruit gaat reinigen, er op
letten dat de ruitenwissers volledig
zijn uitgeschakeld (wanneer de kans
het grootst is dat de motor aan blijft)
—dit is vooral belangrijk bij het
verwijderen van ijs en sneeuw.
OPGELET
Spuit geen water in de motorruimte.
Anders kan dit motorstartproblemen
veroorzaken of beschadiging van de
elektrische onderdelen.
Wees voorzichtig bij het wassen en
in de was zetten van het voertuig niet
teveel kracht uit te oefenen op één
enkel deel van het dak of de antenne.
Anders bestaat de kans op indeuken
van het voertuig of beschadiging van
de antenne.
Om de laklaag tegen aantasting en
roestvorming te beschermen, dient u uw
Mazda regelmatig (tenminste éénmaal per
maand) grondig met lauw of koud water te
wassen.
Als de auto op de verkeerde manier wordt
gewassen, bestaat de kans op het ontstaan
van krassen op de laklaag. Hier volgen
enkele voorbeelden hoe krassen kunnen
ontstaan.
Krassen kunnen ontstaan op de laklaag,
wanneer:
De auto wordt gewassen zonder dat vuil
en overige vreemde bestanddelen eerst
afgespoeld worden.
De auto wordt gewassen met een ruwe,
droge of vuile doek.
De auto wordt gewassen in een auto-
wasinstallatie waarvan de borstels vuil
of te hard zijn.
Wanneer er een reinigingsmiddel of
was gebruikt wordt die polijstmiddelen
bevat.
7–41
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
Signaal Waarschuwing
Indicatielampje
voor defecte
stuurbekrachtiging Het lampje gaat branden/knipperen als er een defect is in de elektrische
stuurbekrachtiging.
Als het lampje gaat branden/knipperen, de auto op een veilige plaats tot stilstand
brengen en het stuurwiel niet draaien. Als het lampje na enige tijd uit gaat, is er geen
probleem. Neem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een of ¿ ciële
Mazda reparateur als het lampje blijft branden/knipperen. OPMERKING
Als het indicatielampje brandt/knippert, zal de stuurbekrachtiging niet normaal
functioneren. In dat geval kan het stuurwiel alsnog gedraaid worden, echter het
sturen gaat dan zwaarder dan normaal of het is mogelijk dat het stuurwiel tijdens
het draaien trilt.
Als tijdens stilstand of uiterst langzaam rijden het stuurwiel bij herhaling naar
links en naar rechts gedraaid wordt, is het mogelijk dat de defectbeveiliging van
het stuurbekrachtigingssysteem in werking treedt waardoor het sturen zwaarder
wordt. Dit duidt echter niet op een probleem. Parkeer in dit geval de auto op een
veilige plaats en wacht enkele minuten totdat het systeem weer normaal werkt.
Neem contact op met een of ¿ ciële Mazda reparateur en laat de auto
inspecteren
Als een van de volgende waarschuwingslampjes of het indicatielampje gaat branden/
knipperen, is er mogelijk een defect in het systeem. Raadpleeg een deskundige reparateur,
bij voorkeur een of ¿ ciële Mazda reparateur, om uw auto te laten inspecteren.
Signaal Waarschuwing
Hoofdwaarschuwingslampje
(Voertuigen met type C/type D audio)
Het lampje gaat branden wanneer er een defect is in het systeem.
Bedien de middendisplay en controleer de gegevens.
Zie Als een waarschuwingslampje gaat branden of knipperen op pagina 7-38 .
(Voertuigen zonder type C/type D audio)
Het lampje gaat in de volgende gevallen continu branden. Raadpleeg een deskundige
reparateur, bij voorkeur een of ¿ ciële Mazda reparateur.
Er is een defect in het accubeheersysteem.
Er is een defect in de remschakelaar.
(SKYACTIV-D 1.5) Er is een defect in de hydraulische regeling van de motor.
Er is een defect in de distributieketting van de motor.
Er is een defect in de voorverwarming.
Er is een defect in de oliepeilsensor.
7–46
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
Signaal Waarschuwing
Dodehoekmonitor
(BSM) OFF
indicatielampje
* De volgende gevallen kunnen duiden op een storing in het systeem.
Laat uw auto bij een deskundige reparateur, bij voorkeur een of ¿ ciële Mazda reparateur
controleren.
Het lampje gaat niet branden wanneer het contact op ON wordt gezet.
Het lampje blijft branden als de dodehoekmonitor (BSM) schakelaar wordt ingedrukt.
Wanneer dit tijdens het rijden gaat branden.
OPMERKING
Als er op wegen wordt gereden met minder verkeer en de radarsensoren weinig
voertuigen kunnen detecteren, bestaat de kans dat het systeem pauzeert (de
dodehoekmonitor (BSM) OFF indicatielampje in de instrumentengroep gaat branden).
Dit duidt echter niet op een defect.
Maatregelen nemen
Neem de juiste maatregel en controleer dat het waarschuwingslampje uit gaat.
Signaal Waarschuwing Te nemen maatregel
Waarschuwingslampje
voor laag brandstofpeil Het lampje gaat branden wanneer de
resterende brandstof ongeveer 9,0 liter
bedraagt. OPMERKING
De momenten waarop het lampje gaat
branden kunnen variëren, aangezien de
brandstof in de tank overeenkomstig de
rijomstandigheden en de stand van de
auto in beweging is. Brandstof bijtanken.
7–47
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
Signaal Waarschuwing Te nemen maatregel
Veiligheidsgordelwaarschuwingslampje
(Voorzitting)
Het veiligheidsgordelwaarschuwingslampje
gaat branden als de bestuurdersstoel
of voorpassagierszitting bezet is en de
veiligheidsgordel niet vastgemaakt is
terwijl het contact op ON staat.
Als de veiligheidsgordel van de bestuurder
of de voorpassagier niet aangegespt is
(alleen wanneer de voorpassagierszitting
bezet is) en de snelheid van de auto
hoger is dan ongeveer 20 km/h, gaat het
waarschuwingslampje knipperen. Na een
korte tijd stopt het waarschuwingslampje
met knipperen, maar blijft branden. Als een
veiligheidsgordel niet aangegespt blijft,
gaat het waarschuwingslampje opnieuw
voor een bepaalde tijd knipperen.
OPMERKING
Als de veiligheidsgordel van de
bestuurder of de voorpassagier
niet aangegespt wordt nadat het
waarschuwingslampje is gaan branden
en de rijsnelheid hoger is dan 20
km/h, gaat het waarschuwingslampje
opnieuw knipperen.
Door het plaatsen van
zware voorwerpen op de
voorpassagierszitting kan de
veiligheidsgordelwaarschuwingsfunctie
van de voorpassagierszitting
geactiveerd worden, afhankelijk van
het gewicht van het voorwerp.
Geen extra zitkussen op de
voorpassagierszitting plaatsen en
gebruiken om er voor te zorgen dat de
voorpassagiergewichtsensor juist kan
functioneren. De kans bestaat dat de
sensor niet goed functioneert omdat
het extra zitkussen de werking van de
sensor zou kunnen hinderen.
Als een klein kind op de
voorpassagierszitting meerijdt, bestaat
de kans dat het waarschuwingslampje
niet werkt. Maak de veiligheidsgordels vast.
7–50
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
Signaal Waarschuwing Te nemen maatregel
(Oranje)
Waarschuwingslampje
van Smart
Brake Support
remhulpsysteem/
stadsverkeer-
remassistent (SBS/
SCBS)
*
Het lampje gaat branden als de voorruit of
de radarsensor vuil zijn of als er een defect
is in het systeem.
(Voertuigen met type C/type D audio)
Controleer de reden waarom het
waarschuwingslampje brandt op de
middendisplay (pagina 7-38 ).
Als de reden waarom het
waarschuwingslampje brandt het gevolg
is van een verontreinigde voorruit, de
voorruit reinigen.
Als het waarschuwingslampje brandt
vanwege een vuile radarsensor, het
voorembleem reinigen.
Laat de auto door een deskundige
reparateur, bij voorkeur een of ¿ ciële
Mazda reparateur controleren als er andere
redenen zijn.
(Voertuigen zonder type C/type D audio)
Als de reden waarom het
waarschuwingslampje brandt het gevolg
is van een verontreinigde voorruit, de
voorruit reinigen. Laat de auto door een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
of ¿ ciële Mazda reparateur controleren als
er andere redenen zijn.
KEY waarschuwingslampje
Neem de juiste maatregel en controleer dat het waarschuwingslampje uit gaat.
Signaal Oorzaak Te nemen maatregel
(Rood)
(Knippert) De batterij van de geavanceerde sleutel is
uitgeput. Vernieuw de sleutelbatterij (pagina
6-41 ).
De geavanceerde sleutel bevindt zich buiten
het werkingsbereik.
Breng de geavanceerde sleutel in het
werkingsbereik (pagina 3-8 ). De geavanceerde sleutel is geplaatst in delen
van het interieur waar de sleutel moeilijk
bespeurd kan worden.
Er bevindt zich een sleutel van een andere
fabrikant welke gelijkt op de geavanceerde
sleutel in het werkingsbereik. Neem de sleutel van een andere fabrikant
welke gelijkt op de geavanceerde sleutel
uit het werkingsbereik.
Zonder het contact uit te zetten, is de
geavanceerde sleutel uit het interieur
genomen en vervolgens zijn alle portieren
gesloten. Breng de geavanceerde sleutel terug in het
interieur.
7–54
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
Waarschuwingszoemer voor
veiligheidsgordel
V o o r z i t t i n g
Als de rijsnelheid hoger is dan ongeveer
20 km/h en de veiligheidsgordel
van de bestuurder of voorpassagier
niet is vastgemaakt, klinkt continu
een waarschuwingspieptoon. Als
de veiligheidsgordel dan nog niet is
vastgemaakt, zal de pieptoon eenmaal
stoppen en dan gedurende ongeveer
90 seconden doorgaan. De pieptoon
stopt nadat de veiligheidsgordel van
de bestuurder of voorpassagier is
vastgemaakt.
OPMERKING
Door het plaatsen van
zware voorwerpen op de
voorpassagierszitting kan de
veiligheidsgordelwaarschuwingsfunctie
van de voorpassagierszitting
geactiveerd worden, afhankelijk van het
gewicht van het voorwerp.
Geen extra zitkussen op de
voorpassagierszitting plaatsen en
gebruiken om er voor te zorgen dat
de voorpassagiergewichtsensor juist
kan functioneren. De kans bestaat
dat de sensor niet goed functioneert
omdat het extra zitkussen de werking
van de sensor zou kunnen hinderen.
Wanneer een klein kind op
de voorpassagierszitting
zit, is het mogelijk dat de
waarschuwingszoemer niet werkt.
Achterzitting
*
De waarschuwingszoemer klinkt enkel als
een veiligheidsgordel wordt losgemaakt
nadat deze is vastgemaakt.
Waarschuwingszoemtoon voor
niet-uitgeschakeld contact (STOP)
Europese modellen
Als het bestuurdersportier geopend wordt
terwijl het contact op ACC staat, klinkt er
6 maal een pieptoon in het interieur om
de bestuurder op de hoogte te stellen dat
het contact niet op OFF (STOP) is gezet.
In deze toestand zal het afstandbediende
portiervergrendelingssysteem niet
functioneren, kan het voertuig niet
vergrendeld worden en zal de accu
uitgeput raken.
Behalve Europese modellen
Als het bestuurdersportier geopend wordt
terwijl het contact op ACC staat, klinkt er
continu een pieptoon in het interieur om
de bestuurder op de hoogte te stellen dat
het contact niet op OFF (STOP) is gezet.
In deze toestand zal het afstandbediende
portiervergrendelingssysteem niet
functioneren, kan het voertuig niet
vergrendeld worden en zal de accu
uitgeput raken.