4. De voorste helft van de actieve hoofdsteunmet zacht schuim en bekleding moet in de
achterste helft met decoratief kunststof ver-
grendeld worden.
OPMERKING:
Als u problemen ondervindt met het te-
rugstellen van de actieve hoofdsteunen,
neem dan contact op met een erkende
dealer.
Laat uit veiligheidsoverwegingen de ac-
tieve hoofdsteunen controleren door een
specialist bij een erkende dealer.
Airbagsysteem (SRS)Componenten van het airbagsysteem
Uw auto is mogelijk uitgerust met de volgende
componenten van het airbagsysteem:
Controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden
Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem Stuurwiel en stuurkolom
Instrumentenpaneel
Kniebescherming
Geavanceerde frontairbags
Extra knieairbag aan bestuurderszijde
Aanvullende zijairbags
Extra knieairbags
Sensoren voor frontale en zijdelingse
botsingen
Gordelspanners
Gespsluitingschakelaar voor veiligheidsgordels
Geavanceerde frontairbagsDeze auto is ter aanvulling op de veiligheidsgor-
dels voorzien van geavanceerde frontairbags
voor zowel de bestuurder als de voorpassagier.
De geavanceerde frontairbag voor de bestuurder
bevindt zich in het midden van het stuurwiel. De
geavanceerde frontairbag voor de passagier be-
vindt zich in het instrumentenpaneel, boven het
handschoenenkastje. De airbagpanelen zijn voor-
zien van het opschrift SRS/AIRBAG.
Teruggestelde actieve hoofdsteun
42
WAARSCHUWING!
Er mogen geen voorwerpen op of nabij het
airbagpaneel op het instrumentenpaneel
of het stuur worden geplaatst, omdat deze
letsel kunnen veroorzaken bij botsingen
waarbij de airbags worden opgeblazen.
Plaats niets op of rond de airbagpanelen
en probeer deze nooit handmatig te ope-
nen. Anders is het mogelijk dat u de air-
bags beschadigt. Bovendien kunt u letsel
oplopen doordat de airbags mogelijk niet
meer functioneren. De beschermpanelen
van de airbagkussens gaan alleen open
als de airbags worden opgeblazen.
Als u alleen op de airbags vertrouwt, kan
dit bij een aanrijding leiden tot ernstig
letsel. De airbags werken in combinatie
met uw veiligheidsgordel om u op de juiste
wijze te beschermen. Bij sommige aanrij-
dingen worden de airbags niet opgebla-
zen. Draag uw veiligheidsgordels altijd,
ook als uw auto is uitgerust met airbags. Werking geavanceerde frontairbags
De geavanceerde frontairbags zijn ontworpen
om extra bescherming te bieden, als aanvulling
op de veiligheidsgordels. Geavanceerde front-
airbags zijn niet bedoeld voor het verminderen
van het risico op letsel bij botsingen van achte-
ren, botsingen van opzij of over de kop slaan.
De geavanceerde frontairbags worden niet bij
alle frontale botsingen geactiveerd. Dit geldt
ook voor sommige frontale botsingen die ern-
stige schade aan het voertuig tot gevolg heb-
ben, zoals bepaalde aanrijdingen tegen palen,
aanrijdingen waarbij de auto onder een vracht-
wagen terechtkomt en aanrijdingen onder een
hoek.
Daarentegen kunnen de geavanceerde frontair-
bags, afhankelijk van de aard van de botsing en
de plaats waar de auto wordt geraakt, opgebla-
zen worden bij aanrijdingen die geringe schade
aan de voorkant van het voertuig tot gevolg
hebben, maar die aanvankelijk een grote af-
name van de snelheid veroorzaken.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het
voertuig in de loop van de tijd meten, zijn de
snelheid van het voertuig en de schade op zich-
zelf geen goede indicatoren voor de noodzaak
van het wel of niet opblazen van een airbag.Veiligheidsgordels zijn bij alle ongevallen nood-
zakelijk voor uw bescherming en om uw li-
chaam in de juiste positie te houden, uit de
buurt van een airbag die wordt opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden zendt een signaal naar de opblaas-
modules wanneer een botsing wordt gedetec-
teerd waarbij de geavanceerde frontairbags
moeten worden geactiveerd. Een grote hoe-
veelheid niet-giftig gas wordt gegenereerd om
de geavanceerde frontairbags op te blazen.
Het afdekpaneel op de stuurwielnaaf en op de
rechterbovenzijde van het instrumentenpaneel
komen los en worden verwijderd terwijl de air-
bags volledig worden opgeblazen. De geavan-
ceerde frontairbags worden binnen een oog-
wenk volledig opgeblazen. De airbags lopen
vervolgens snel leeg terwijl ze de bestuurder en
de voorpassagier bescherming bieden.
44
SchermtoetsGebruik het kleine aanjagerpictogram om het
aanjagertoerental te verlagen en het grote picto-
gram om dit toerental te verhogen. De aanjager
kan ook worden geselecteerd door op de aanja-
gerbalk tussen de pictogrammen te drukken.11. Standen
De luchtverdeling kan zo worden ingesteld dat
lucht vanuitde luchtroosters in het instrumen-
tenpaneel, de vloerroosters, de ontwasemings-
roosters en de ontdooiroosters stroomt. De
volgende standen zijn beschikbaar:
Ventilatie instrumentenpaneel
Er komt lucht naar binnen via de roos-
ters in het instrumentenpaneel. U kunt
deze roosters afzonderlijk verstellen
om zo de luchtstroming te regelen. De lamellen
van de uitblaasopeningen in het midden en in
de zijpanelen kunnen omhoog en omlaag en
naar links en naar rechts worden bewogen om
zo de richting van de luchtstroom te regelen.
Onder de lamellen bevindt zich een stelwiel
waarmee de uitblaasopening kan worden afge- sloten of aangepast om zo de uitstromende
hoeveelheid lucht te regelen.
Stand Twee niveaus
Lucht stroomt uit de luchtroosters in
het instrumentenpaneel en de roosters
in de vloer. Een geringe hoeveelheid
lucht stroomt via de openingen voor voorruitont-
dooiing en zijraamontwaseming.
OPMERKING:
De stand Twee niveaus is bedoeld om com-
fort te bieden door koele lucht uit de lucht-
roosters in het instrumentenpaneel en
warme lucht uit de vloerroosters te laten
stromen.
Vloerstand
Lucht stroomt uit de luchtroosters in de
vloer. Een geringe hoeveelheid lucht
stroomt via de openingen voor voorruit-
ontdooiing en zijraamontwaseming.
Gemengde stand
De lucht stroomt via de vloeropeningen,
ontdooiroosters en de roosters voor ont-
waseming van de zijramen. Deze stand
kunt u het beste gebruiken bij koud weer
of sneeuw.
Ontdooistand
De lucht stroomt via de roosters voor
ontwaseming van de voorruit en zijra-
men. Gebruik de ontdooistand in com-
binatie met de hoogste temperatuurinstelling
om zo snel mogelijk de voorruit en de zijramen
te ontdooien. Wanneer de ontdooistand wordt
geselecteerd, zal het aanjagertoerental
toenemen.
12. Toets klimaatregeling aan/uit
Druk op deze toets om de klimaatregeling in of
uit te
schakelen.
13. Knop temperatuurverlaging bestuurder
Biedt de bestuurder een onafhankelijke tempe-
ratuurregeling. Druk
op de toets op het front om
de ingestelde temperatuur te verlagen of op het
aanraakscherm op de schermtoets tempera-
236