Terrein — indien aanwezigDruk kort op de knop pijl
OMHOOG of OMLAAG
totdat het pictogram/titel
voor het Terreinscherm
is gemarkeerd in het
DID. Druk kort op de
knop pijl naar RECHTS
om Selec-Terrain (ter-
reinselectie), Air Sus-
pension (luchtvering),
Drivetrain (aandrijflijn) en Wheel Articulation
(articulatie van de wielen) weer te geven.
Bestuurderhulp — indien aanwezig
Druk kort op de knop pijl OMHOOG
of OMLAAG totdat het pictogram
voor het bestuurderhulpscherm is
gemarkeerd in het DID. Raadpleeg
voor meer informatie de paragraaf
"Adaptieve cruisecontrol (ACC) —
indien aanwezig" in het hoofdstuk"De functies
van uw auto". Brandstofverbruik
Druk kort op de knop pijl OMHOOG
of OMLAAG totdat het pictogram/
titel van het menu Brandstofver-
bruik is gemarkeerd. Houd de knop
met de pijl naar RECHTSingedrukt
om de functie terug te stellen.
Range (bereik)
Current MPG or L/100 km (huidige MPG of
l/100 km)
Current MPG or L/100 km (gemiddelde MPG
of l/100 km)
Dagteller
Druk kort op de knop pijl OMHOOG
of OMLAAG totdat het pictogram/
titel van de dagteller is gemarkeerd
in het DID, schakel vervolgens
naar links of rechts om rit A of rit B
te kiezen.
De informatie van Trip A (rit A) en Trip B (rit B) is
de volgende:
Distance mi (afstand in mijl)
Average Fuel Economy (gemiddeld
brandstofverbruik)
Elapsed Time (verstreken tijd)
Houd de knop OKingedrukt om alle informatie
te resetten.
Audio
Druk kort op de knop pijl OMHOOG
of OMLAAG totdat het pictogram/
titel voor het menu Audio is gemar-
keerd in het DID.
Opgeslagen meldingen Druk kort op de knop pijl OM-
HOOG of OMLAAG totdat het
pictogram/titel voor het menu Be-
richten is gemarkeerd in het DID.
Deze functie toont het aantal opge-
slagen waarschuwingsmeldingen. Door op de
knop pijl naar rechts te drukken, kunt u de
opgeslagen meldingen zien.188
OPMERKING:
Houd magnetische voorwerpen, zoals
iPod’s, mobiele telefoons, laptopcomputers
en radardetectoren uit de buurt van het
instrumentenpaneel. Omdat zich hier de
kompasmodule bevindt, zou de sensor van
het kompas gestoord kunnen worden, waar-
door de weergegeven waarden onbetrouw-
baar worden.
Kompas kalibreren
Kies de schermtoets "Calibration"(kalibratie)
om deze
instelling te wijzigen. Het kompas is
zelfijkend, zodat u het niet handmatig hoeft te resetten. Mogelijk geeft het kompas onjuiste
waarden weer wanneer de auto nieuw is. In dat
geval geeft het DID het bericht CAL weer totdat
het kompas is gekalibreerd. U kunt ook het
kompas kalibreren door de schermtoets ON
(Aan) te kiezen en een of meerdere keren in
een cirkel van 360 graden te rijden (in een
gebied zonder grote metalen of metaalhou-
dende objecten) tot de CAL indicator in het DID
uitgaat. Het kompas werkt dan normaal.
Audio
Nadat u de schermtoets
"Audio"hebt gekozen,
zijn de volgende instellingen mogelijk:
Balans links/rechts - voor/achter
In dit scherm kunt u de balans links/rechts
(Balance) en
de balans voor/achter (Fade) in-
stellen.
Equalizer
In dit scherm kunt u Bass (bas), Mid (midden-
tonen) en Treble (hoge tonen) instellen. Pas de
instellingen aan met de schermtoetsen "+"en
"-" of door een punt te kiezen op de schaal
tussen de schermtoetsen "+"en"-". Kies ver-
volgens de schermtoets met de pijl naar links. OPMERKING:
Met Bass/Mid/Treble kunt u door eenvoudig
uw vinger naar boven/beneden te schuiven
de instelling wijzigen. U kunt ook direct op
de gewenste instelling drukken.
Snelheidsafhankelijke volumeregeling
Deze functie past het volume aan de voertuig-
snelheid aan.
Als u de snelheidsafhankelijke
volumeregeling wilt wijzigen, kiest u de scherm-
toets "Off", "1","2"of"3". Kies vervolgens de
schermtoets met de pijl naar links.
Surround Sound
Met deze functie wordt een ruimtelijke surround
sound gesimuleerd. Kies om uw keuze te ma-
ken de schermtoets "Surround Sound"en se-
lecteer "aan"of"uit" gevolgd door de scherm-
toets met de pijl naar links.
AUX Volume Match (AUX-volume
afstemmen)- indien aanwezig
Deze functie biedt de mogelijkheid om het vo-
lume van
draagbare apparaten die op de AUX-
ingang zijn aangesloten af te stemmen. Kies om
uw keuze te maken de schermtoets "AUX Vo-
Kaart kompasafwijking
203
Radio instellen — indien aanwezig
Na het kiezen van de schermtoets"Radio
Setup" (radio instellen) zijn de volgende instel-
lingen mogelijk.
Regional (regionaal)
Als deze functie is geselecteerd, wordt het
volgen van regionale services geforceerd,
waardoor automatisch naar netwerkstations
wordt geschakeld. Als u de regionale instelling
wilt wijzigen, kiest u de schermtoets "Off"(uit) of
"On" (aan). Kies vervolgens de schermtoets
met de pijl naar links.
Instellingen herstellen
Na het kiezen van de schermtoets "Restore
Settings" (instellingen herstellen) zijn de vol-
gende instellingen mogelijk.
Instellingen herstellen
Wanneer deze functie is geselecteerd, worden
de standaardinstellingen van het scherm, de
klok, het geluid en de radio hersteld. Om de
standaardinstellingen te herstellen kiest u de
schermtoets "Restore Settings" (instellingen
herstellen). Er verschijnt een dialoogvenster
waarin u wordt gevraagd "Weet u zeker dat ualle persoonlijke gegevens wilt wissen?"
en kies
"OK" om ze te wissen of "Cancel"(annuleren)
om af te sluiten. Nadat de standaardinstellingen
zijn hersteld, verschijnt een bericht met de tekst
"settings reset to default" (instellingen terugge-
steld naar standaardinstellingen). Kies de
schermtoets OK om af te sluiten.
Persoonlijke gegevens wissen
Nadat u de schermtoets "Clear Personal Data
Settings" (instellingen persoonlijke gegevens
wissen) hebt gekozen, zijn de volgende instel-
lingen mogelijk:
Persoonlijke gegevens wissen
Wanneer deze functie wordt geselecteerd, wor-
den alle
persoonlijke gegevens verwijderd,
waaronder Bluetooth® apparaten en voorkeur-
zenders. Om persoonlijke informatie te verwij-
deren, kiest u de schermtoets "Clear Personal
Data" (persoonlijke gegevens wissen). Er ver-
schijnt een dialoogvenster waarin u wordt ge-
vraagd "Weet u zeker dat u alle persoonlijke
gegevens wilt wissen?" en kies"OK"om ze te
wissen of "Cancel"(annuleren) om af te sluiten.
Nadat de gegevens zijn gewist, verschijnt een
bericht met de tekst "Persoonlijke gegevens gewist". Om terug te keren naar het vorige
menu, kiest u de schermtoets met de pijl naar
links.
Customer Programmable Features
(door de klant te programmeren
functies) — Uconnect® 8.4 Settings
(instellingen Uconnect® 8.4)Kies de schermtoets
"Settings"(instellingen) om
het scherm menu-instelling weer te geven. In
deze modus geeft het Uconnect® systeem u
toegang tot programmeerbare functies waarmee
de auto kan zijn uitgerust, zoals Display
(Scherm), Clock (Klok), Safety/Assistance
(Veiligheid/hulp), Lights (Verlichting), Doors &
Locks (Portieren en sloten), Auto-On Comfort
(Comfort automatisch aan), Engine Off Operation
(Stroom bij uitgeschakelde motor), Compass Set-
tings (Kompasinstellingen), Audio and Phone/
Bluetooth (Audio- en telefoon/Bluetooth).OPMERKING:
Er kan telkens slechts één onderdeel van
het aanraakscherm tegelijk worden weerge-
geven.
205
het voertuig op een krik staat om een wiel te
verwisselen. Kies het vakje naast uw keuze om
een vinkje naast de functie te plaatsen en aan
te geven dat het systeem geactiveerd is. Als u
het vinkje verwijdert, wordt het systeem
uitgeschakeld.
Transportstand
Wanneer deze functie is geselecteerd, wordt de
luchtvering uitgeschakeld
om het mogelijk te
maken om de auto op een oplegger te trekken.
Kies het vakje naast uw keuze om een vinkje
naast de functie te plaatsen en aan te geven dat
het systeem geactiveerd is. Als u het vinkje
verwijdert, wordt het systeem uitgeschakeld.
Stand Wheel Alignment (wieluitlijning)
Deze functie voorkomt dat de luchtvering auto-
matisch wordt afgesteld tijdens het uitvoeren
van werkzaamheden voor de wieluitlijning. Al-
vorens de wielen uit te lijnen, moet deze stand
worden ingeschakeld. Raadpleeg uw erkende
dealer voor meer informatie. Radio instellen — indien aanwezig
Na het kiezen van de schermtoets
"Radio
Setup" (radio instellen) zijn de volgende instel-
lingen mogelijk.
Regional (regionaal)
Als deze functie is geselecteerd, wordt het
volgen van
regionale services geforceerd,
waardoor automatisch naar netwerkstations
wordt geschakeld. Als u de regionale instelling
wilt wijzigen, kiest u de schermtoets "Off"(uit) of
"On" (aan). Kies vervolgens de schermtoets
met de pijl naar links.
Instellingen herstellen
Na het kiezen van de schermtoets "Restore
Settings" (instellingen herstellen) zijn de vol-
gende instellingen mogelijk.
Instellingen herstellen
Wanneer deze functie is geselecteerd, worden
de standaardinstellingen
van het scherm, de
klok, het geluid en de radio hersteld. Om de
standaardinstellingen te herstellen kiest u de
schermtoets "Restore Settings" (instellingen
herstellen). Er verschijnt een dialoogvenster
waarin u wordt gevraagd "Weet u zeker dat ualle persoonlijke gegevens wilt wissen?"
en kies
"OK" om ze te wissen of "Cancel"(annuleren)
om af te sluiten. Nadat de standaardinstellingen
zijn hersteld, verschijnt een bericht met de tekst
"settings reset to default" (instellingen terugge-
steld naar standaardinstellingen). Kies de
schermtoets OK om af te sluiten.
Persoonlijke gegevens wissen
Nadat u de schermtoets "Clear Personal Data
Settings" (instellingen persoonlijke gegevens
wissen) hebt gekozen, zijn de volgende instel-
lingen mogelijk:
Persoonlijke gegevens wissen
Wanneer deze functie wordt geselecteerd, wor-
den alle persoonlijke gegevens verwijderd, waar-
onder Bluetooth® apparaten en voorkeurzenders.
Om persoonlijke informatie te verwijderen, kiest u
de schermtoets
"Clear Personal Data" (persoon-
lijke gegevens wissen). Er verschijnt een dialoog-
venster waarin u wordt gevraagd "Weet u zeker
dat u alle persoonlijke gegevens wilt wissen?" en
kies "OK" om ze te wissen of "Cancel"(annule-
ren) om af te sluiten. Nadat de gegevens zijn
gewist, verschijnt een bericht met de tekst "Per-
217
de schakelflippers gebruiken om naar een la-
gere versnelling te schakelen (raadpleeg de
paragraaf"Schakelflippers" in dit hoofdstuk
voor meer informatie hierover). Onder deze
omstandigheden presteert de auto beter in een
lagere versnelling en wordt de levensduur van
de versnellingsbak verlengd omdat het schake-
len wordt beperkt en minder hitte wordt gege-
nereerd.
Bij extreem lage temperaturen (-30 °C [-22 °F]
of lager) kan de werking van de versnellingsbak
veranderen afhankelijk van de motor- en ver-
snellingsbaktemperatuur en de voertuigsnel-
heid. De normale werking wordt hersteld zodra
de versnellingsbaktemperatuur voldoende is
gestegen.
SPORT (S)
Met deze stand wordt het schakelpatroon van
de automatische versnellingsbak gewijzigd voor
een sportievere rijstijl. Er wordt bij hogere toe-
rentallen opgeschakeld dan normaal om volle-
dig gebruik te maken van het beschikbare mo-
torvermogen. U kunt schakelen tussen de
standen DRIVE en SPORT door de schakel- hendel naar achteren te tikken. De stand
SPORT kan alleen vanuit de stand DRIVE
worden gekozen.
OPMERKING:
Als de Sport-modus is ingeschakeld, wer-
ken voertuigen met het Quadra-Lift™-
luchtveringssysteem in de stand
Aero .
Raadpleeg de paragraaf Quadra-Lift™ in
het hoofdstuk Starten en rijden voor meer
informatie hierover.
Noodloopmodus van de versnellingsbak
De werking van de versnellingsbak wordt elek-
tronisch gecontroleerd op abnormale situaties.
Als een situatie wordt gedetecteerd die schade
aan de versnellingsbak kan veroorzaken, wordt
de noodloopmodus van de versnellingsbak ge-
activeerd. In deze modus is het mogelijk dat de
versnellingsbak alleen in bepaalde versnellin-
gen werkt, of helemaal niet schakelt. De pres-
taties van de auto kunnen aanzienlijk afnemen
en de motor kan afslaan. In sommige situaties
schakelt de versnellingsbak niet meer wanneer
de motor wordt afgezet en opnieuw wordt ge-
start. Het is mogelijk dat het storingslampje
brandt. Een bericht in de instrumentengroep informeert de bestuurder over ernstige situaties
en geeft aan welke acties eventueel onderno-
men moeten worden.
In het geval van een kortstondig probleem kan
de versnellingsbak, door de volgende stappen
uit te voeren, worden gereset om weer alle
vooruitversnellingen te kunnen gebruiken:
OPMERKING:
Als het bericht in de instrumentengroep
aangeeft dat de versnellingsbak mogelijk
niet schakelt nadat de motor is afgezet, mag
u de volgende procedure alleen uitvoeren
op een geschikte locatie (bij voorkeur bij uw
erkende dealer).
1. Stop de auto.
2. Schakel, indien mogelijk, naar PARK. Als dit
niet mogelijk is, zet u de transmissie in de
stand NEUTRAL.
3. Houd de contactschakelaar ingedrukt totdat de motor wordt uitgeschakeld.
4. Wacht ongeveer 30 seconden.
5. Start de motor opnieuw.
268
6. Schakel naar de gewenste versnelling. Alshet probleem niet langer wordt gedetec-
teerd, werkt de versnellingsbak weer op de
normale manier.
OPMERKING:
Ook al kan de versnellingsbak worden gere-
set, we raden u toch aan zo spoedig moge-
lijk een bezoek te brengen aan uw erkende
dealer. Uw erkende dealer kan met speciale
diagnoseapparatuur vaststellen of het pro-
bleem zich nogmaals kan voordoen.
Als geen reset van de versnellingsbak mogelijk
is, is service door de erkende dealer noodzake-
lijk.
Schakelflipper-modus
De schakelflipper-modus biedt de bestuurder
een interactieve schakelmethode die handma-
tig schakelen mogelijk maakt, waardoor u meer
controle over de auto krijgt. Met de schakelflip-
pers kunt u maximaal remmen op de motor,
ongewenst op- of terugschakelen voorkomen
en de prestaties van de auto verbeteren. Met dit
systeem heeft u ook meer controle over de auto
bij het inhalen, bij het rijden in de stad, bij glad wegdek, in de bergen, het trekken van een
aanhangwagen en vele andere situaties.
Bediening
Wanneer de versnelling in de stand DRIVE of
SPORT staat, schakelt de versnellingsbak au-
tomatisch tussen de acht beschikbare versnel-
lingen. Om de schakelflipper-modus in te scha-
kelen drukt u kort op een van de schakelflippers
aan het stuurwiel (+/-) terwijl de versnellingsbak
in de stand DRIVE of SPORT staat. Als u kort
op (-) drukt om de schakelflipper-modus te
activeren, schakelt de versnellingsbak terug
naar de eerstvolgende lagere versnelling, terwijl
bij het aantikken van (+) om de schakelflipper-
modus te activeren,de huidige versnelling be-
houden blijft. Wanneer de schakelflipper-modus
actief is, wordt de huidige versnelling in de
instrumentengroep weergegeven.
In de schakelflipper-modus schakelt de versnel-
lingsbak op of terug als de bestuurder handma-
tig (+/-) kiest, tenzij dit leidt tot stotteren of een
te hoog toerental van de motor. De versnellings-
bak blijft in de gekozen versnelling totdat naar
een hogere of lagere versnelling wordt gescha-
keld, met uitzondering van de onderstaande
situaties.
De versnellingsbak schakelt automatisch te-
rug als de snelheid van de auto afneemt (om
stotteren van de motor te voorkomen), waar-
bij de huidige versnelling wordt aangegeven.
De versnellingsbak schakelt automatisch te-
rug naar de eerste versnelling wanneer de
auto tot stilstand komt. Na stilstand moet de
bestuurder handmatig opschakelen (+) tij-
dens het optrekken.
U kunt vanuit stilstand wegrijden in de eerste
of tweede versnelling (of de derde versnel-
ling in de groep 4LO, de stand sneeuw of de
stand zand). Als u kort op (+) drukt (bij
stilstand) kunt u wegrijden in de tweede
versnelling. Wegrijden in de tweede versnel-
ling kan zinvol zijn als het wegdek glad is
door sneeuw of ijs.
Als door terugschakelen het maximum mo-
tortoerental wordt overschreden, vindt het
terugschakelen niet plaats.
269
ONDERHOUDSSCHEMA
Onderhoudsschema —
BenzinemotorDe geplande onderhoudsbeurten in deze hand-
leiding moeten op de aangeduide tijdstippen of
kilometerstanden worden uitgevoerd om uw ga-
rantie te behouden en optimale betrouwbaar-
heid en prestaties van de auto te garanderen.
Bij veeleisend gebruik, bijvoorbeeld door het
rijden in stoffige omgevingen of veel korte ritten,
is mogelijk meer onderhoud vereist. Laat ook
telkens inspectie en onderhoud uitvoeren wan-
neer u een defect vermoedt.
De indicator voor olieverversing herinnert u
eraan dat uw auto een onderhoudsbeurt nodig
heeft.
Bij auto’s met een bestuurdersinformatiedisplay
(DID) wordt het bericht"Oil Change Required"
(olie verversen) weergegeven op het DID en er
klinkt een geluidssignaal om aan te geven dat
de olie ververst moet worden. Het bericht voor olieverversing wordt telkens
ongeveer 11.200 km (7.000 mijl) na de laatste
olieverversing weergegeven. Laat het onder-
houd zo snel mogelijk, binnen 800 km (500 mijl),
uitvoeren.
OPMERKING:
Het systeem houdt geen rekening met de
tijd die is verstreken sinds de laatste
olieverversing. Ververs de olie van uw
auto als de laatste verversingsbeurt lan-
ger dan twaalf maanden geleden is, ook
wanneer het bericht voor olieverversing
NIET wordt weergegeven.
Ververs de olie van uw auto vaker als u de
auto gedurende langere tijd gebruikt als
terreinwagen.
Onder geen beding mogen de intervalter-
mijnen voor olieverversing groter zijn dan
7,500 miles (12 000 km) of 12 maanden,
afhankelijk van wat eerst komt.
De erkende dealer reset de indicator voor olie-
verversing nadat de geplande olieverversing is
uitgevoerd. Als deze geplande oliebeurt wordt
uitgevoerd door iemand anders dan uw erkende
dealer, kan het bericht worden gerest door de
stappen te volgen in de paragraaf "Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)" in het hoofd-
stuk "Het instrumentenpaneel".
426
WAARSCHUWING!
U kunt ernstig letsel oplopen tijdens het
werken aan of bij een motorvoertuig. Voer
alleen werkzaamheden uit waarvan u ken-
nis hebt en waarvoor u over het juiste
gereedschap beschikt. Als u twijfelt over
uw kunde om een bepaalde werkzaam-
heid uit te voeren, breng dan uw auto naar
een vakkundige monteur.
Het niet correct inspecteren en onderhou-
den van uw auto kan tot gevolg hebben dat
een onderdeel niet correct functioneert,
wat de rijeigenschappen en prestaties na-
delig beïnvloedt. Dit kan een aanrijding tot
gevolg hebben.
Zware omstandigheden
†† Ververs de motorolie en vervang het motor-
oliefilter elke 4.500 mijl (7.500 km) of 12 maan-
den wanneer u uw auto onder een van de
volgende zware omstandigheden gebruikt:
Ritten met veelvuldig stoppen en optrekken.
Rijden in stoffige omgevingen.
Korte ritten van minder dan 16 km (10 mijl).
Trekken van een aanhanger.
Taxi, politie of besteldiensten (gebruik als
bedrijfswagen).
Rijden in het terrein of de woestijn.
Onderhoudsschema – DieselmotorUw auto is uitgerust met een automatische
indicator voor olieverversing. De indicator voor
olieverversing herinnert u eraan dat uw auto
een onderhoudsbeurt nodig heeft.
Afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden van
de motor wordt het bericht voor olie verversen
weergegeven. Dit betekent dat uw auto een
onderhoudsbeurt nodig heeft. Omstandigheden
zoals frequente korte ritten, gebruik van de
trekhaak, zeer hoge of lage omgevingstempe-
raturen zijn van invloed op de weergave van het
bericht "Oil Change Required" (olieverversing
vereist).
De erkende dealer reset de indicator voor olie-
verversing nadat de geplande olieverversing is
uitgevoerd. Als een geplande oliebeurt wordt
uitgevoerd door iemand anders dan uw erkende dealer, dan kunt u het bericht resetten aan de
hand van de stappen in de paragraaf
"Bestuur-
dersinformatiedisplay (DID)/Olie verversen" in
het hoofdstuk "Het instrumentenpaneel".
Motoroliefilter vervangen
Achtergebleven olie in het filterhuis kan uit het
huis lopen wanneer het nieuwe filter wordt
gemonteerd als de achtergebleven olie niet uit
het huis is verwijderd of niet voldoende tijd is
verstreken zodat de olie terug kan stromen naar
de motor. Bij onderhoudswerkzaamheden aan
het oliefilter van deze motor moet het filter
voorzichtig worden verwijderd en een zuigpis-
tool worden gebruikt om eventueel in het huis
achtergebleven olie te verwijderen of wacht
ongeveer 30 minuten zodat de olie terug kan
stromen naar de motor.
Om u de beste rijervaring te bieden heeft de
fabrikant een specifiek onderhoudsschema op-
gesteld aan de hand waarvan u kunt zorgen dat
uw auto goed en veilig blijft rijden.
De fabrikant raadt aan deze onderhoudsbeur-
ten te laten uitvoeren bij de dealer waar u de
auto heeft aangeschaft. De monteurs bij de
dealer kennen uw auto het beste en hebben
432