Onderhoud
66
7
GLOEILAMPEN
Gebruik alleen lampen met de
voorgeschreven wattage.
✽✽ AANWIJZING
Na zware regenval of het wassen van de
auto kan het lijken alsof er vocht in de
koplampen en achterlichten zit. Dit
wordt veroorzaakt door het
temperatuurverschil tussen de
binnenzijde en de buitenzijde van het
lampglas. Dit is vergelijkbaar met het
beslaan van de ruiten bij het rijden
onder regenachtige omstandigheden en
duidt niet op een probleem met uw auto.
Als er sprake is van waterlekkage in het
elektrische gedeelte van de lamp,
adviseren we u het systeem te laten
controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.WAARSCHUWING -
Vervangen van gloeilampen
Zet, voordat u lampen gaat
vervangen, de parkeerrem stevig
vast en controleer of het contact in
stand LOCK staat om te voorkomen
dat de auto plotseling in beweging
komt, dat u zich brandt of dat u een
schok krijgt.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de doorgebrande lamp vervangen wordt door een met dezelfde wattage. Anders kan dezekering of het elektrische
bedradingssyteem beschadigdraken.
OPMERKING
Raadpleeg een officiële HYUNDAIErkend Reparateur wanneer u niet
over het juiste gereedschap, dejuiste lampen en/of ervaringbeschikt. In veel gevallen kan het zelf vervangen van lampen
problemen opleveren vanwege hetfeit dat om bij de lamp te kunnenkomen, eerst andere onderdelen
verwijderd dienen te worden. Dat isin het bijzonder het geval als u dekoplampunit moet verwijderen ombij de gloeilamp(en) te kunnen
komen. Het verwijderen en plaatsenvan de koplampunit kan leiden totbeschadigingen aan de auto.
791
Onderhoud
Laat de motor in een afgesloten ruimte(bijvoorbeeld een garage) niet langer
draaien dan nodig is om de auto naar
binnen of naar buiten te rijden.
Stel het ventilatiesysteem zo af dat er verse buitenlucht naar het interieur
gevoerd wordt als de auto in een open
ruimte stilstaat terwijl de motor wat
langer moet blijven draaien.
Blijf nooit met draaiende motor gedurende langere tijd in eenstilstaande auto zitten.
Als de motor afslaat of niet wil aanslaan en er teveel startpogingen
ondernomen worden, kan hetemissieregelsysteem beschadigd
raken.Voorzorgsmaatregelen katalysator
(indien van toepassing)Uw auto is uitgerust met een katalysator
ten behoeve van de emissieregeling.
Daarom moeten de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht wordengenomen:
Gebruik bij een benzinemotor uitsluitend LOODVRIJE BENZINE.
Gebruik de auto niet als de motor duidelijk storingen vertoont, zoals
overslaan of vermogensverlies.
Doe geen dingen die slecht zijn voor de motor. Voorbeelden hiervan zijn: de
auto in de versnelling laten uitrollenterwijl het contact in stand LOCK staat
en een helling af rijden met het contactin stand LOCK.
Laat de motor niet langdurig (5 minuten of langer) met een hoog
stationair toerental draaien.
Voer zelf geen aanpassingen of wijzigingen uit aan de motor of het
emissieregelsysteem. We adviseren uhet systeem te laten controleren door
een officiële HYUNDAI-dealer.
Voorkom rijden met een extreem laag brandstofniveau. Het leegrijden van de
tank kan leiden tot overslaan van de
motor en overbelasting van de
katalysator.
WAARSCHUWING - Brand
Een heet uitlaatsysteem kan brandbare materialen in brand
doen vliegen.
Vermijd contact tussen de auto en brandbare materialen zoals
gras, planten, papier, bladeren,
enz. door niet in de nabijheid
daarvan te parkeren of te rijden,of de motor stationair te latendraaien.
Het uitlaatsysteem en de katalysator zijn zeer heetwanneer de motor draait en direct
nadat de motor is uitgezet. Blijf
op veilige afstand van het
uitlaatsysteem en de katalysator,
anders kunt u brandwondenoplopen.
Verwijder het hitteschild van het
uitlaatsysteem niet, maak de
onderkant van de auto niet dicht
en breng geen coating aan om
corrosie tegen te gaan. Onderbepaalde omstandigheden kan er
brandgevaar ontstaan.