180) Houd u bij het slepen aan de
speciale voorschriften van de
Wegenverkeerswet met
betrekking tot de
sleepvoorziening en het gedrag op
de weg.
181) Start de motor niet wanneer het
voertuig wordt gesleept.
182) Het slepen mag uitsluitend
plaatsvinden over de weg; de
voorziening mag niet gebruikt
worden om het voertuig weer op
de weg te brengen als het van
de weg is geraakt.
183) Het voertuig mag niet gesleept
worden om het over aanzienlijke
obstakels op de weg te krijgen
(bijv. hopen sneeuw of materialen
op het wegdek).
184) Het slepen moet gedaan
worden met twee voertuigen (het
ene sleept, het andere wordt
gesleept) die zo veel mogelijk
uitgelijnd moeten zijn; ook het
slepen door pechhulpvoertuigen
moet gedaan worden met de
voertuigen zoveel mogelijk met
elkaar uitgelijnd
240
NOODGEVALLEN
STUURBEKRACHTIGINGSOLIE
193)
3)
51)
Controleer of de stuurbekrachtigingsolie
in het reservoir op het maximum niveau
staat. Deze controle mag alleen op
een horizontale ondergrond en bij
uitgeschakelde en koude motor worden
verricht.
Ga als volgt te werk:
❒verwijder het kunststof deksel A fig.
243, door de bevestigingsbouten B
fig. 243 linksom te draaien, om
toegang te krijgen tot de vulopening
van het reservoir;
❒controleer of het niveau op het
MAX-teken op de peilstok staat. De
peilstok is vastgemaakt aan de
dop Ffig. 239 - fig. 240 - fig. 241 -
fig. 242van het reservoir (gebruik voor
de controle bij koude motor het
aangegeven peil op 20°C op
de zijkant van de peilstok).
Als het vloeistofpeil in het reservoir lager
is dan voorgeschreven, vul dan
uitsluitend bij met een van de
producten uit de tabel “Vloeistoffen en
smeermiddelen” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”. Ga hiervoor als
volgt te werk:❒Start de motor en wacht tot het
vloeistofpeil in het reservoir stabiel is.
❒Draai bij draaiende motor het
stuurwiel enkele keren helemaal naar
rechts en helemaal naar links.
❒Vul olie bij, totdat het niveau bij het
MAX-teken komt en draai de dop
vast.
VLOEISTOF VOOR
RUITENSPROEIERS/
ACHTERRUITSPROEIER
188) 189)
Om vloeistof toe te voegen:
❒verwijder dop D fig. 239 - fig. 240 -
fig. 241 - fig. 242, door het trekken
van de behouden grip naar buiten;
❒trek de opening van de pijp omhoog
om de telescopische trechter te
verwijderen fig. 244.
BELANGRIJK Controleer, voor het
openen van de dop, dat deze
juist gericht is (zoals aangegeven in fig.
244) om te voorkomen dat hij
beschadigd raakt en interfereert met de
ernaast gelegen mechanische
onderdelen. Draai hem anders tot hij in
de juiste stand staat.
Vul overeenkomstig de volgende
aanwijzingen:Gebruik een mengsel van water en
TUTELA PROFESSIONAL SC 35, in de
volgende mengverhouding:
30% TUTELA PROFESSIONAL SC 35
en 70% water in de zomer.
50% TUTELA PROFESSIONAL SC 35
en 50% water in de winter.
Gebruik bij temperaturen onder –20°C,
onverdunde TUTELA PROFESSIONAL
SC 35 vloeistof.
244F1A0396
252
ONDERHOUD EN ZORG
Ga als volgt te werk om de dop te
sluiten:
❒duw de trechter naar binnen tot hij
vast zit;
❒sluit de dop.
190)
REMVLOEISTOF
191) 192)
50)
Draai de dop E fig. 239 - fig. 240 - fig.
241 - fig. 242 los en controleer of de
vloeistof in het reservoir op het
maximum niveau staat.
Het niveau in het reservoir mag nooit
boven het MAX-teken komen.
Gebruik de remvloeistof vermeld in de
tabel "Vloeistoffen en smeermiddelen"
(zie “Technische gegevens”).
OPMERKING Reinig zorgvuldig de
reservoirdop en het omliggende
oppervlak van de vulopening.
Zorg er goed voor dat er geen
verontreinigingen in het reservoir
terechtkomen als de dop geopend
wordt.
Gebruik voor het bijvullen altijd een
trechter met fijne zeef van maximaal
0,12 mm.BELANGRIJK Remvloeistof is
hygroscopisch (d.w.z. trekt water aan).
Daarom moet bij overwegend gebruik
van het voertuig in gebieden met grote
luchtvochtigheid, de vloeistof vaker
worden vervangen dan is aangegeven
in het “Geprogrammeerd
onderhoudsschema”.
BELANGRIJK
47) Wees voorzichtig bij het bijvullen
en meng nooit verschillende
soorten vloeistoffen: alle
vloeistoffen zijn specifiek en het
mengen ervan kan het voertuig
ernstig beschadigen.
48) De gebruikte motorolie en het
vervangen motoroliefilter bevatten
stoffen die schadelijk zijn voor
het milieu. Het verdient
aanbeveling de olie en de filters te
laten vervangen door het Fiat
Servicenetwerk.49) PARAFLU
UPantivries wordt
gebruikt voor het
motorkoelsysteem. Vul
koelvloeistof bij met dezelfde
kenmerken als de koelvloeistof
waarmee het koelsysteem reeds is
gevuld. PARAFLU
UPmag niet
met andere typen vloeistoffen
worden gemengd. Mocht dit toch
gebeuren, start de motor dan in
geen geval en neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
50) Vermijd dat remvloeistof, die
uiterst corrosief is, in contact
komt met gelakte zones. Spoel bij
contact onmiddellijk af met water.
51) Houd bij draaiende motor het
stuurwiel niet langer dan 8
opeenvolgende seconden tegen
de eindaanslag gedraaid; dit
veroorzaakt geluid en kan het
systeem beschadigen.
BELANGRIJK
185) Rook nooit als er
werkzaamheden in de
motorruimte worden verricht. Er
kunnen brandbare gassen en
dampen aanwezig zijn en in brand
vliegen.
253
ACCU
De auto is voorzien van een
onderhoudsarme accu: onder normale
gebruiksomstandigheden hoeft er
niet bijgevuld te worden met
gedestilleerd water.
De accu moet echter wel regelmatig
door het Fiat Servicenetwerk of door
gespecialiseerd personeel
gecontroleerd worden.
De accu bevindt zich in de
passagiersruimte, vóór de pedalen.
Verwijder het beschermdeksel voor
toegang tot de accu.
194) 195)
ACCU VERVANGEN
Vervang indien nodig de accu door een
andere originele accu met dezelfde
specificaties.
Als de accu vervangen wordt door een
accu met andere specificaties, dan
zijn de onderhoudsintervallen die in het
“Onderhoudsschema” van dit
hoofdstuk zijn vermeld, niet meer
geldig.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant
van de accu voor het onderhoud.
52) 53)
196) 197)
NUTTIG ADVIES OM DE
LEVENSDUUR VAN DE
ACCU TE VERLENGEN
Neem de volgende aanwijzingen in acht
om het snel ontladen van de accu te
voorkomen en de levensduur te
verlengen:
❒wanneer het voertuig wordt
geparkeerd, controleer dan of de
portieren, de motorkap en de
achterklep goed gesloten zijn.
Hiermee wordt voorkomen dat de
interieurverlichting blijft branden;
❒schakel de interieurverlichting uit: het
voertuig is in ieder geval uitgerust
met een systeem voor automatische
uitschakeling van de
interieurverlichting;
❒houd accessoires (bijv. autoradio,
alarmknipperlichten, etc.) niet te
lang ingeschakeld wanneer de motor
is uitgezet;
❒maak voordat werkzaamheden aan
de elektrische installatie worden
uitgevoerd, de negatieve accukabel
los middels de daarvoor bestemde
klem;
❒Trek de accuklemmen stevig aan.BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding naar de accu weer wordt
aangesloten, controleren of de
contactsleutel in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
BELANGRIJK Als het ladingsniveau
gedurende langere tijd onder 50% blijft,
raakt de accu door sulfatering
beschadigd. Hierdoor verminderen de
capaciteit en het startvermogen.
De accu is in dit geval ook gevoeliger
voor bevriezing (dit kan reeds bij
temperaturen van -10°C gebeuren).
Als het voertuig langere tijd niet gebruikt
wordt, zie dan "Langdurige stilstand
van de auto” in het hoofdstuk "Starten
en rijden".
256
ONDERHOUD EN ZORG
4)
BRANDSTOFVERBRUIK
De gegevens over het brandstofverbruik die vermeld zijn in onderstaande tabellen zijn bepaald op basis van de
typegoedkeuringstests in overeenstemming met specifieke Europese Richtlijnen.
Deze verbruikswaarden hebben betrekking op de basisversies van de voertuigen zonder opties.
Het brandstofverbruik is volgens onderstaande procedures gemeten:
❒stadscyclus: koude start gevolgd door een gesimuleerde testrit in stadsverkeer;
❒cyclus op buitenwegen: frequent accelereren in alle versnellingen, waarbij een testrit op buitenwegen wordt gesimuleerd: de
snelheid varieert tussen 0 en 120 km/h;
❒gecombineerd verbruik: hierbij telt de waarde van de stadscyclus voor 37% en de cyclus op buitenwegen voor 63% mee.
BELANGRIJK Het type route, verkeerssituatie, weersomstandigheden, rijstijl, algemene conditie van het voertuig,
uitrustingsniveau/accessoires, gebruik van de airconditioning, lading van het voertuig, imperiaal op het dak en andere situaties
die de aerodynamica kunnen beïnvloeden, leiden tot andere verbruikscijfers dan de hier vermelde cijfers.
338
TECHNISCHE GEGEVENS
WAT TE DOEN ALS
Storing Mogelijke oplossing
... EEN BAND LEK IS.Gebruik de Fix&Go bandenreparatiekit. Zie pag. 213.
Vervang de band. Zie pag. 207
... EEN BAND LEEG IS. Herstel de bandenspanning. Zie pag. 277.
... DE PLAFONDVERLICHTING NIET
INSCHAKELT.Vervang het lampje.Zie pag. 227 of neem
contact op met het Fiat
servicenetwerk.
... EEN EXTERNE LAMP (grootlicht,
dimlicht...) NIET INSCHAKELT.Vervang het lampje.Zie pag. 221 of neem
contact op met het Fiat
servicenetwerk.
... DE AFSTANDSBEDIENING NIET WERKT. Vervang de batterijen in de afstandsbediening.Zie pag. 12 of neem contact
op met het Fiat
servicenetwerk.
... EEN ELEKTRISCHE RUIT NIET WERKT.Controleer de betreffende veiligheidszekering.Zie pag. 228 of neem
contact op met het Fiat
servicenetwerk.
Laat de betreffende motor voor het openen/
sluiten van de ruit controleren.Wendt u zich tot het Fiat
servicenetwerk.
... DE MOTOR NIET START OF AFSLAAT
TIJDENS HET RIJDEN.Controleer of er genoeg brandstof in de tank
is; tank zo nodig bij.Zie pag. 110.
...DE DIESELOLIE BEVROREN IS.Gebruik winterdiesel of een geschikt additief. Zie pag. 336
In geval van stilstand van het voertuig, indien
mogelijk de zone van het dieselfilter en de
circuits ervoor en erachter verwarmen.-
Storing Mogelijke oplossing
...VERKEERDE MONTAGE VAN DE AFTER-
MARKET SYSTEMEN.Volg zorgvuldig de aanwijzingen in het
Instructieboek om de correcte werking van
het voertuig niet in gevaar te brengen.Zie pag. 108 of neem
contact op met het Fiat
servicenetwerk.
...STUURINRICHTING GEBLOKKEERD BIJ
STILSTAAND VOERTUIG EN
INGESCHAKELD STUURSLOT.Als het voertuig geparkeerd is met de wielen
volledig gestuurd, dan moet het stuurwiel in
de richting tegengesteld aan die van de
eindstand worden gedraaid, terwijl de sleutel
naar de stand MAR wordt gebracht.-
... DE MOTOR NIET START, DE
STARTMOTOR NIET DRAAIT.De accu zou leeg kunnen zijn, controleer de
laadtoestand van de accu. Voer zo nodig een
noodstart uit.Zie pag. 206.
De accuklem met snelloskoppeling kan
losgekoppeld zijn, controleer de juiste
verbinding met de negatieve accupool.-
De accuzekering kan onderbroken zijn.
Probeer het starten niet te forceren door de
sleutel steeds naar AVV te draaien. Sluit de
accu op geen enkele externe verbruiker aan.Zie pag. 228 of neem
contact op met het Fiat
servicenetwerk.
... DE MOTOR NIET START NA EEN
BOTSING.De brandstoftoevoer kan onderbroken zijn na
activering van de betreffende afsluiter.
Controleer de procedure voor heractivering
van het systeem.Zie pag. 62.
ALFABETISCH
REGISTER
A
anhangers trekken ...................... 195
Aansteker....................................... 66
ABS ............................................... 81
Accu
– Vervangen ................................. 256
Accu (opladen) ............................... 237
Accu (schakelaar) ........................... 61
Accuschakelaar.............................. 61
Achterruitverwarming ..................... 61
Achterste opstaptrede.................... 76
Achteruitkijkspiegels ....................... 25
Advies voor verlengen
levensduur accu ........................... 256
Afmetingen..................................... 278
Afsluiter brandstoftoevoer ............. 62
Alarmknipperlichten........................ 60
Asbak ............................................ 66
ASR-systeem ................................. 83
ASR (systeem) ............................... 83
Automatische klimaatregeling ......... 35
Autoradio ....................................... 107
Banden ......................................... 274
Bandenspanning ............................ 277
Batterij vervangen .......................... 256
Bedieningselementen ..................... 60
Bedieningselementen
verwarming en ventilatie ............... 29Bovenste opbergvak ...................... 63
Brandstofbesparing........................ 193
Brandstofmeter .............................. 120
Brandstoftoevoer ........................... 271
Brandstofverbruik........................... 338
Buitenverlichting ............................. 48
Busje vervangen............................. 215
Camera achter .............................. 96
Carrosserie
– Bescherming tegen
atmosferische invloeden ............ 261
– Carrosseriegarantie ................... 261
– Tips voor het behoud van de
carrosserie ................................ 262
Carrosserieversie............................ 268
Centrale portiervergrendeling ......... 62
Chassisnummer ............................. 266
CO2-emissie .................................. 350
Contactslot .................................... 14
Cruise-control ................................ 54
Dagrijlichten .................................. 48
Dashboardkastje ........................ 63-64
Dashboardkastje met slot............... 64
Dead lock ...................................... 73
De frontairbag en zijairbag aan
passagierszijde handmatig
uitschakelen ................................. 180
De gestarte motor opwarmen ........ 188
De motor uitzetten ......................... 188
derde remlicht ................................ 226Diefstalalarm .................................. 13
Dieselroetfilter (DPF) ....................... 115
Dimlicht .................................... 48-223
Display
– Standaardscherm...................... 122
DPF (roetfilter) ................................ 115
Draaibare stoel met ingebouwde
gordel .......................................... 17
Driving Advisor (systeem) ............... 91
Dubbele achterdeur ....................... 74
Een lamp vervangen ..................... 217
Een wiel vervangen ........................ 207
Elektrische ruitbediening ................ 77
EOBD-systeem .............................. 100
ESC (systeem) ............................... 82
Extra klimaatregeling achter
(Panorama- en Combiversies) ...... 47
Extra verwarming achter
(Panorama- en Combiversies) ...... 46
Extra verwarming ........................... 41
Fiat CODE systeem....................... 10
Flex Floor achterbank ..................... 20
Follow me home ............................ 50
"Follow me home" systeem ........... 50
Frontairbags.................................. 179
– De frontairbag en zijairbag
aan passagierszijde
handmatig uitschakelen............. 180
– Frontairbag bestuurderszijde .... 180
– Frontairbag passagierszijde ....... 180