Wat het betekent Wat te doen
BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR IN
WERKING GETREDEN
(Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel
display)
Dit symbool verschijnt op het display als de
brandstofnoodschakelaar in werking is getreden.Zie voor de procedure om de
brandstofnoodschakelaar weer in te schakelen
het deel "Elektrische voeding en
brandstofnoodschakelaar" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het voertuig". Neem contact
op met het Fiat Servicenetwerk als de
brandstoftoevoer nog steeds niet hersteld kan
worden.
STORING PARKEERSENSOR
(Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel
display)
Het symbool verschijnt samen met een speciaal
bericht om een storing van de parkeersensoren
aan te geven.
STORING SYSTEEM DRIVING ADVISOR
(Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel
display)
Het symbool verschijnt op het display en de twee
lampjes van de richtingaanwijzers
engaan
branden, bovendien klinkt er een geluidssignaal
en verschijnt er een speciaal bericht.
STORING TRAFFIC SIGN RECOGNITION
Het symbool verschijnt samen met een speciaal
bericht om een storing in het systeem Traffic Sign
Recognition aan te geven.
159
BELANGRIJK
25) Water in het brandstofcircuit kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor onregelmatig doen draaien.
Als het
symbool gaat branden (bij bepaalde versies verschijnt ook een melding op de display), neem dan zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk om de condens te laten aftappen. Als het lampje onmiddellijk na het
tanken gaat branden, kan het zijn dat er tijdens het tanken water in de tank terecht is gekomen: zet de motor
onmiddellijk uit en neem onmiddellijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
103) Als de ureum-tank leeg is en de motor is afgezet, kan de motor niet meer worden gestart tot de ureum-tank is
bijgevuld met ten minste 3 liter ureum.
162
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
BELANGRIJK
104) Druk tijdens het rijden nooit op
knop C fig. 151.
105) De hoogte van de
veiligheidsgordels mag alleen
ingesteld worden bij stilstaande
auto.
106) Controleer na de afstelling altijd
of de beugel, waaraan de ring is
bevestigd, in één van de vaste
standen is geblokkeerd. Om dit te
doen, de hendel loslaten en de
gordel omlaag trekken tot het
bevestigingspunt in één van de
mogelijke standen blokkeert.
SBR-SYSTEEM
IN HET KORT
Het voertuig is uitgerust met een Seat
Belt Reminder systeem (SBR),
bestaande uit een zoemer en een
knipperend lampje
op het
instrumentenpaneel die de
bestuurder waarschuwen dat de
veiligheidsgordel moet worden
vastgemaakt.
De zoemer kan als volgt uitgeschakeld
worden (tot de volgende keer dat de
motor wordt afgezet):
❒leg de veiligheidsgordel aan
bestuurderszijde om;
❒draai de contactsleutel in de stand
MAR;
❒wacht minstens 20 seconden en
maak vervolgens een van de
veiligheidsgordels los.Voor het permanent uitschakelen van
dit systeem, contact opnemen met het
Fiat Servicenetwerk.
Op versies met een digitaal display kan
het SBR-systeem alleen opnieuw
worden ingeschakeld door het Fiat
Servicenetwerk.
Het SBR-systeem kan ook via het
setup menu van het display opnieuw
worden ingeschakeld.
165
ONDERHOUD VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Volg voor het juiste onderhoud van de
veiligheidsgordels de volgende
aanwijzingen zorgvuldig op:
❒zorg er altijd voor dat de gordel goed
uitgetrokken en niet gedraaid is;
controleer ook of de oprolautomaat
niet haperend werkt;
❒vervang de gordels na een ongeval,
ook al lijken ze niet beschadigd.
Vervang de gordels ook steeds als de
gordelspanners werden geactiveerd.
❒Gebruik water en neutrale zeep
om de gordels met de hand te
wassen. Spoel de gordels en laat ze
in de schaduw drogen. Gebruik
nooit agressieve reinigingsmiddelen,
bleekmiddel, verf of andere stoffen
die het weefsel van de gordel kunnen
aantasten;
❒zorg dat er geen vocht in de
oprolautomaat komt: de goede
werking ervan is alleen gegarandeerd
als ze droog blijven;
❒vervang de gordels als ze sporen van
slijtage of beschadiging vertonen.
BELANGRIJK
107) De gordelspanner kan slechts
één maal gebruikt worden. Nadat
ze in werking zijn getreden
moeten ze bij het Fiat
Servicenetwerk vervangen
worden.
108) Zorg dat de gordelband nooit
gedraaid is. Het bovenste
gordelgedeelte moet over de
schouder en schuin over de borst
liggen. Het onderste
gordelgedeelte moet over het
bekken (zoals aangegeven in fig.
155) en dus niet over de buik
liggen. Steek nooit voorwerpen
(wasknijpers, klemmen enz.)
tussen de gordel en het lichaam
van de inzittende.
154F1A0148
155F1A0149
156F1A0150
167
109) Voor optimale bescherming
moet de rugleuning rechtop gezet
worden, moet men goed tegen
de rugleuning aanzitten en moet
de gordel goed aansluiten op
de borst en het bekken. Draag
altijd veiligheidsgordels, zowel
voor- als achterin! Rijden zonder
veiligheidsgordels doet bij ongeval
het risico op ernstige
verwondingen toenemen en kan
zelfs de dood tot gevolg hebben.
110) Het demonteren of aanpassen
van onderdelen van de
veiligheidsgordel of
gordelspanner is ten strengste
verboden. Werkzaamheden aan
deze onderdelen moeten worden
uitgevoerd door gekwalificeerd en
erkend personeel. Wend u altijd
tot het Fiat Servicenetwerk.
111) Nadat een gordel aan een
zware belasting is blootgesteld
(bijvoorbeeld bij een ongeval),
moet de gordel compleet met de
verankeringen,
bevestigingsbouten en de
gordelspanner worden vervangen.
Ook als er geen zichtbare schade
is, kan de gordel toch verzwakt
zijn.112) Elke gordel kan slechts een
enkele persoon beschermen.
Vervoer nooit kinderen op
de schoot van inzittenden met één
veiligheidsgordel voor beiden fig.
156. Steek geen enkel voorwerp
tussen de gordel en het lichaam
van een inzittende.
BELANGRIJK
26) Werkzaamheden die leiden tot
stoten, trillingen of plaatselijke
verhittingen in de zone rond de
gordelspanner (hoger dan 100°C
gedurende ten hoogste zes uur)
kunnen de gordelspanners
beschadigen of onbedoeld in
werking doen treden. Neem
contact op met het Fiat
Servicenetwerk voor eventuele
werkzaamheden aan deze
componenten.
KINDEREN VEILIG
VERVOEREN
Om een optimale bescherming bij een
ongeval te kunnen garanderen, moeten
alle passagiers zitten en gebruik maken
van goedgekeurde
beveiligingssystemen.
Dit geldt des te meer voor kinderen.
Dit is een wettelijke verplichting in alle
EU-landen, conform de Europese
richtlijn 2003/20/EC.
Vergeleken met volwassen is het hoofd
van kleine kinderen in verhouding met
de rest van het lichaam groter en
zwaarder, maar de spieren en
de botstructuur van kinderen zijn nog
niet volledig ontwikkeld. Kinderen
moeten daarom met geschikte
beveiligingssystemen worden
beschermd die verschillen van de
veiligheidsgordels voor volwassenen.
De onderzoeksresultaten naar de beste
bescherming van kinderen zijn
opgenomen in de Europese
verordening ECE-R44. Deze
verordening bepaalt het verplichte
gebruik van kinderzitjes en verdeelt
deze in vijf groepen:
168
VEILIGHEID
Wanneer het voertuig wordt gestart
(sleutel in stand MAR), brandt de led
circa 8 seconden, als ten minste 5
seconden na de vorige uitschakeling
zijn verstreken. Als dit niet het geval is,
neem dan contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Als het voertuig binnen 5 seconden
opnieuw wordt in-/uitgeschakeld, kan
de led gedoofd blijven. Controleer in dit
geval de correcte ledwerking, schakel
het voertuig uit, wacht minstens 5
seconden en schakel weer in.
Tijdens de eerste 8 seconden geeft het
branden van de led niet de werkelijke
toestand van de
passagiersbescherming aan, maar
heeft alleen tot doel om de correcte
werking ervan te controleren.Ook in landen waarin de
uitschakelfunctie van de
passagiersbescherming niet geboden
wordt, wordt de test van de led
uitgevoerd, welke minder dan een
seconde gaat branden wanneer de
sleutel naar MAR wordt gedraaid, en
vervolgens weer dooft.
Het controlelampje kan met
verschillende lichtsterkte branden,
afhankelijk van de voertuigcondities. De
lichtsterkte kan ook tijdens dezelfde
sleutelcyclus variëren.
166F1A0374
181
BELANGRIJK De frontairbags en/of
zijairbags kunnen geactiveerd worden
bij krachtige stoten aan de onderzijde
van de carrosserie (bijv. heftige botsing
tegen drempels of stoepranden, grote
gaten of verzakkingen in het wegdek
etc.).
BELANGRIJK Als de airbag geactiveerd
wordt, ontsnapt een kleine hoeveelheid
poeder. Dit poeder is niet schadelijk
en duidt niet op het begin van een
brand. Verder kan het oppervlak van de
opgeblazen airbag en het interieur van
het voertuig met een fijn poederlaagje
bedekt zijn: dit poeder kan irriterend zijn
voor ogen en huid. Na aanraking
onmiddellijk wassen met water en
neutrale zeep.
BELANGRIJK Als een of meerdere
veiligheidsvoorzieningen zijn
geactiveerd ten gevolge van een
ongeval, neem dan contact op met het
Fiat Servicenetwerk om deze
veiligheidsvoorzieningen te laten
vervangen en om de werking van het
systeem te laten controleren.
De controle, reparatie en vervanging
van airbags moeten door het Fiat
Servicenetwerk worden uitgevoerd.Als het voertuig wordt gesloopt, moet
men het airbagsysteem onwerkzaam
laten maken door het Fiat
Servicenetwerk. Bij verkoop van het
voertuig moet de nieuwe eigenaar op
de hoogte worden gebracht van de
gebruiksaanwijzing van de airbags en
bovengenoemde waarschuwingen,
en moet dit "Instructieboek" aan de
nieuwe eigenaar worden overhandigd.
BELANGRIJK Gordelspanners, front-
en zijairbags worden op verschillende
manieren geactiveerd, afhankelijk van
het type botsing. Als een of meerdere
van deze voorzieningen niet in werking
treden, dan duidt dat niet op een
storing in het systeem.
BELANGRIJK
121) Steun niet met het hoofd, de
armen of de ellebogen tegen
het portier, de ruiten of in het
gebied van de hoofdairbag om
mogelijke verwondingen tijdens
het opblazen te voorkomen.
122) Steek nooit het hoofd, de armen
of ellebogen uit het raam.123) Als de contactsleutel naar MAR
wordt gedraaid en het lampje
gaat niet branden of blijft
branden tijdens het rijden (samen
met het bericht op het display,
voor bepaalde versies/markten),
dan is er mogelijk een storing
in de veiligheidssystemen; in dat
geval kunnen de airbags of
gordelspanners niet geactiveerd
worden bij een ongeval of, in
een zeer beperkt aantal gevallen,
op verkeerde wijze geactiveerd
worden. Laat het systeem
onmiddellijk controleren door het
Fiat Servicenetwerk.
124) Bedek bij auto's met zijairbags
de rugleuning van de voor- en
achterstoelen niet met extra
hoezen.
125) Reis niet met voorwerpen op
schoot of voor de borst en houd
niets in de mond (pijp, pen, etc.).
Dit kan ernstig letsel veroorzaken
als de airbag in werking treedt.
126) Rijd altijd met de handen op de
stuurwielrand zodat de airbag
indien nodig ongehinderd
opgeblazen kan worden. Rijd niet
met voorover gebogen lichaam.
Houd de rug goed rechtop tegen
de rugleuning gedrukt.
185
127) Wanneer de contactsleutel is
ingebracht en naar de stand MAR
is gedraaid, kunnen de airbags
ook geactiveerd worden als de
stilstaande auto door een andere
auto wordt aangereden, ook al
is de motor afgezet. Daarom mag,
wanneer de passagiersairbag is
ingeschakeld, en ook al staat
de auto stil, GEEN tegen de
rijrichting in gemonteerd
kinderzitje op de voorstoel
gemonteerd worden. Als bij een
botsing de airbag wordt
opgeblazen, kan dit leiden tot
ernstig letsel en zelfs tot de dood
van het kind. Daarom moet de
passagiersairbag altijd
uitgeschakeld worden als een
kinderzitje tegen de rijrichting in
gemonteerd wordt op de voorste
passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo
ver mogelijk naar achteren zijn
geschoven om te voorkomen dat
het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het
dashboard. Schakel de
passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is
verwijderd. Onthoud tevens dat
als de sleutel in de stand STOP
staat, bij een ongeval geen enkel
veiligheidssysteem (airbags of
gordelspanners) geactiveerdwordt. In dat geval duidt de
uitgebleven activering niet op een
storing van het systeem.
128) Laat bij diefstal of poging tot
diefstal, vandalisme of
overstromingen het
airbagsysteem door het Fiat
Servicenetwerk controleren.
129) Wanneer de contactsleutel naar
MAR wordt gedraaid, gaat de led
op de knop
op het dashboard
enkele seconden knipperen (het
aantal seconden kan van het land
afhangen) om de correcte werking
van de led op de knop te
controleren.
130) Reinig de stoelen niet met
water of stoom onder druk (met
de hand of in een automatisch
wasstation voor stoelen)
131) De frontairbags hebben een
hogere activeringsdrempel dan de
gordelspanners. Bij aanrijdingen
die tussen deze twee
drempelwaarden liggen, treden
alleen de gordelspanners in
werking.
132) Hang geen harde voorwerpen
aan de kledinghaken of de
steunhandgrepen.133) De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt
hun doeltreffendheid Omdat de
frontairbags niet worden
ingeschakeld bij frontale
botsingen bij lage snelheden,
zijdelingse botsingen, botsingen
achterop en over de kop slaan,
worden de inzittenden in die
gevallen uitsluitend door de
veiligheidsgordels beschermd, die
dus altijd gedragen moeten
worden.
186
VEILIGHEID