BEDRIJFSCONDITIES
VOOR INSCHAKELING
Zodra het systeem is ingeschakeld,
wordt het alleen actief als aan de
volgende condities is voldaan:
❒vooruit rijden (achteruit niet
ingeschakeld);
❒het systeem detecteert geen fouten;
❒kalibratie bezig;
❒voertuigsnelheid tussen 60 km/h en
max. voertuigsnelheid;
❒aanwezigheid van niet versleten
rijbaanmarkeringen die aan beide
zijden zichtbaar zijn;
❒geschikte zichtomstandigheden;
❒rechte stukken weg of met ruime
bochten;
❒toestand van voldoende gezichtsveld
(veiligheidsafstand tot voorop
rijdende voertuig);
❒richtingaanwijzers niet geactiveerd in
de richting waarin de rijstrook
verlaten wordt (bijv. bij verlaten van
de rijstrook naar rechts, is de rechter
richtingaanwijzer ingeschakeld);
❒voertuigrichting komt constant
dichterbij de rijbaanmarkeringslijnen
(de route van het voertuig ligt binnen
de rijbaanmarkeringslijnen);❒voertuig niet constant naast de
rijbaanmarkeringslijn.
SYSTEEM IN-/
UITSCHAKELEN
Wanneer het systeem actief is en het
voertuig een van de zijdelingse
grenslijnen of een van de 2
markeringslijnen van de rijstrook nadert,
wordt de bestuurder gewaarschuwd
met een geluidssignaal (afkomstig van
de zijlijn die overschreden is als het
voertuig uitgerust is met
radionavigatiesysteem) en gaat het
bijbehorende lampje van de
richtingaanwijzer (
of) branden.
Als de bestuurder de richtingaanwijzer
inschakelt om van rijbaan te wisselen of
om in te halen, onderbreekt het
systeem de melding aan de bestuurder.
Als de bestuurder volhardt in de
manoeuvre om van rijbaan te wisselen,
wordt de waarschuwing door het
systeem onderbroken, het systeem blijft
ingeschakeld als er niet voldaan wordt
aan de bedrijfscondities of actief als
de bedrijfscondities worden
overschreden (zie de betreffende
paragraaf).SYSTEEM
UITSCHAKELEN
Handmatig
Het systeem kan uitgeschakeld worden
door knop A fig. 128 op het dashboard
in te drukken.
De led op de knop gaat branden en er
verschijnt een bericht op het display om
te bevestigen dat het systeem
uitgeschakeld is.
Automatisch
Als Start&Stop actief is, wordt het
systeem automatisch uitgeschakeld.
Het systeem wordt weer ingeschakeld
en de bedrijfscondities worden
gecontroleerd nadat het voertuig
gestart is.
92
WEGWIJS IN UW AUTO
OVERZICHTSTABEL VAN DE MELDINGEN TIJDENS HET GEBRUIK VAN DE DRIVING
ADVISOR
Toestand van de led
op de knopBericht op het
displayToestand van het
symbool op het
displayGeluidssignaal Betekenis
Uit – – –systeem ingeschakeld
(automatisch bij elke
startcyclus)
UitDriving Advisor
ingeschakeldcontrolelampjes
en
branden vast-systeem ingeschakeld
maar zonder dat aan
bedrijfscondities is
voldaan
UitDriving Advisor
ingeschakeld--systeem ingeschakeld
en aan
bedrijfscondities
voldaan: het systeem
kan akoestische-
visuele meldingen
geven
Uit -controlelampje
knippertjahet systeem is actief
en herkent de
bedrijfscondities: het
waarschuwt over een
afwijking t.o.v. de linker
lijn
94
WEGWIJS IN UW AUTO
START&STOP
SYSTEEM
IN HET KORT
Het Start&Stop-systeem zet
automatisch de motor af wanneer de
auto stilstaat en start de motor zodra
de bestuurder wil wegrijden. Dit
verhoogt de efficiency van de auto
dankzij een reductie van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
WERKING
Uitschakelmodus van de
motor
MET HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Bij stilstaand voertuig, wordt de motor
afgezet als de versnellingspook in de
vrijstand staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.
OpmerkingDe motor kan alleen
automatisch worden afgezet bij een
snelheid van meer dan 10 km/h, om
herhaaldelijk afzetten van de motor te
voorkomen wanneer erg traag wordt
gereden.Het afzetten van de motor wordt
aangegeven door het symbool
op
het display.
Herstartmodus van de
motor
MET HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Trap het koppelingspedaal in om de
motor weer te starten.
HET SYSTEEM
HANDMATIG IN- EN
UITSCHAKELEN
Druk op knop
fig. 133 op het
bedieningspaneel van het dashboard
om het systeem handmatig in of uit
te schakelen.
Inschakeling
Start&Stop-systeem
Er verschijnt een bericht op het display
wanneer het Start&Stop-systeem
wordt ingeschakeld. In deze toestand is
de led op de knop
gedoofd.Uitschakeling
Start&Stop-systeem
Er verschijnt een bericht op het display
wanneer het Start&Stop-systeem
wordt uitgeschakeld.
De led op de knop
brandt wanneer
het systeem is uitgeschakeld.
OMSTANDIGHEDEN
WAARBIJ DE MOTOR
NIET WORDT AFGEZET
18)
Bij ingeschakeld systeem stopt de
motor onder bepaalde omstandigheden
niet, om redenen van comfort,
emissiebeperking en veiligheid. Deze
omstandigheden zijn:
❒nog koude motor;
❒uitzonderlijk lage buitentemperaturen,
als de betreffende aanduiding wordt
gegeven;
MODEMODE
133F1A0332
103
❒onvoldoende acculading;
❒regeneratie van het roetfilter is bezig
(alleen bij dieselmotoren);
❒bestuurdersportier niet gesloten;
❒veiligheidsgordel van de bestuurder
niet omgelegd;
❒ingeschakelde achteruit (bijv. bij het
parkeren);
❒automatische klimaatregeling,
wanneer een comfortabele
temperatuur in het interieur moet
worden bereikt of bij ingeschakelde
MAX-DEF-functie;
❒tijdens de inrijperiode, als het
systeem wordt geïnitialiseerd;
❒als het Hill Descent Control systeem
actief is.OMSTANDIGHEDEN
WAARBIJ DE MOTOR
HERSTART
Om redenen van comfort,
emissiebeperking en veiligheid kan de
motor automatisch weer gestart
worden, zonder tussenkomst van de
bestuurder, onder de volgende
omstandigheden:
❒onvoldoende acculading;
❒onvoldoende onderdruk in het
remsysteem (bijvoorbeeld na
meermaals intrappen van het
rempedaal);
❒auto in beweging (bijvoorbeeld als
bergaf wordt gereden)
❒de motor langer dan drie minuten
afzetten via het Start&Stop systeem.
❒automatische klimaatregeling voor
het instellen van de temperatuur in
het interieur of om de MAX-DEF
functie in te schakelen.
Wanneer een versnelling is
ingeschakeld, kan de motor alleen
automatisch worden gestart door het
koppelingspedaal volledig in te trappen.OpmerkingAls de motor onbedoeld is
afgeslagen, bijvoorbeeld door het
koppelingspedaal te snel bij
ingeschakelde versnelling los te laten,
en het Start&Stop-systeem
ingeschakeld is, dan kan men de motor
herstarten door het koppelingspedaal
volledig in te trappen of door de
versnellingspook in de vrijstand te
zetten.
OpmerkingAls het koppelingspedaal
niet is intrapt, kan de motor, circa 3
minuten na het afzetten, alleen met
behulp van de contactsleutel worden
gestart.
VEILIGHEIDSINSTELLINGEN
Als het Start&Stop-systeem de motor
heeft afgezet en de bestuurder maakt
zijn veiligheidsgordel los en opent
het bestuurders- of het
passagiersportier, dan kan men de
motor alleen herstarten m.b.v. de
contactsleutel. De bestuurder wordt op
de hoogte gebracht door een
geluidssignaal, het knipperen van het
symbool
op het display en bij
sommige versies verschijnt ook een
bericht op het display.
104
WEGWIJS IN UW AUTO
"ENERGY SAVING"
FUNCTIE
(voor bepaalde versies/markten)
Als de bestuurder, na een automatische
start van de motor, gedurende enige
tijd (ongeveer drie minuten) geen enkele
handeling uitvoert, dan schakelt het
Start&Stop-systeem de motor definitief
uit om brandstof te besparen. In
dergelijke gevallen kan de motor alleen
m.b.v. de contactsleutel worden
gestart.
OpmerkingDe motor kan in elk geval
draaiende worden gehouden door
het Start&Stop-systeem uit te
schakelen.
ONREGELMATIGE
WERKING
Indien zich een storing voordoet, wordt
het Start&Stopsysteem uitgeschakeld.
De bestuurder wordt hiervan op de
hoogte gebracht doordat het pictogram
gaat branden en er verschijnt ook
een bericht op het display. Neem in dat
geval contact op met het Fiat
Servicenetwerk.LANGDURIGE STILSTAND
VAN DE AUTO
Bij langdurige stilstand van het voertuig,
moet bijzondere aandacht worden
besteed aan het loskoppelen van de
accu. Ga hiervoor als volgt te werk:
maak de stekker A fig. 134 (door
bediening van knop B) van de
accusensor C op de minklem D van de
accu los. Deze sensor mag nooit van
de accu losgemaakt worden, behalve
bij vervanging van de accu.
87) 88)
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid,
minstens 1 minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen.STARTEN MET
HULPACCU
89)
Wanneer gestart moet worden fig. 135
met een hulpaccu, de minkabel (-)
van de hulpaccu nooit aansluiten op de
minpool C van de accu van het
voertuig, maar op een massapunt van
de motor/versnellingsbak (raadpleeg de
instructies voor het verbinden van de
kabels, zie paragraaf "Starten met
hulpaccu" in het hoofdstuk
“Noodgevallen”).
134F1A0137
135F1A0138
105
BELANGRIJK
18) Als een comfortabele
temperatuur prioritair is, dan kan
het Start&Stop-systeem worden
uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven
werken.
BELANGRIJK
87) Alle inzittenden moeten uit de
auto stappen nadat de
contactsleutel is uitgenomen of
naar de OFF-stand is gedraaid.
Controleer tijdens het tanken
of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de STOP-stand
staat.
88) Laat de accu alleen vervangen
door een dealer van het Fiat
Servicenetwerk. Vervang de accu
door een exemplaar van hetzelfde
type (L6 105Ah/850A) en met
identieke specificaties.89) Controleer alvorens de motorkap
te openen of de motor is afgezet
en of de contactsleutel in de
stand STOP staat. Volg de
instructies op die zijn aangegeven
op het plaatje op de voorste
traverse. Het wordt aangeraden
om de contactsleutel te
verwijderen als er nog inzittenden
in het voertuig zitten.
ADDITIEF VOOR
DIESELEMISSIES
ADBLUE (UREUM)
Het voertuig is uitgerust met een
systeem voor Selectieve Katalytische
Reductie om te voldoen aan de strenge
normen voor Dieselemissies opgelegd
door het
Milieubeschermingsagentschap.
Het doel van het systeem voor
Selectieve Katalytische Reductie is de
stikstofoxiden niveaus uitgestoten door
motoren te verminderen; deze
elementen zijn schadelijk voor de
gezondheid en het milieu zelfs
bij minimale niveaus. Een kleine
hoeveelheid van een additief voor
Dieselemissies, AdBlue (UREUM),
wordt voorbij de katalysatoruitlaat
ingespoten, waar het, als het
een gasvorm aanneemt, de
stikstofoxiden, die smog veroorzaken,
omzet in eenvoudig stikstof en
waterdamp, twee natuurlijke
bestanddelen van de lucht die we
inademen. U kunt uw voertuig met een
gerust hart gebruiken in de wetenschap
dat u bijdraagt aan een schoner en
gezonder milieu voor toekomstige
generaties.
106
WEGWIJS IN UW AUTO
In geval van verlies of beschadiging van
de brandstoftankdop, zorg ervoor dat
de vervangende dop geschikt is voor
het voertuig.
Draai de vergrendeldop van de
brandstoftank vuller aan totdat u een
"klik" hoort. Dit geluid geeft aan dat de
vergrendeldop van de brandstoftank
vuller goed is vastgedraaid.
Voor versies / marketen indien van
toepassing, draai de contactsleutel met
de klok mee totdat deze niet verder
kan. Het is niet noodzakelijk om extra
kracht op de contactsleutel uit te
oefenen voor het vastdraaien van de
brandstoftankdop. Alleen wanneer de
vergrendeldop goed is vastgedraaid, zal
het mogelijk zijn om de contactsleutel
uit de vergrendeldop te verwijderen.
Na elke tank bijvulling, zorg ervoor dat
de brandstoftankdop stevig is
vastgedraaid.
BELANGRIJK
❒Wanneer het brandstoftankpistool
"klikt" of de toevoer onderbreekt,
is de tank bijna vol aen je kunt twee
extra bovenkant vullingen uitvoeren
na de automatisch toevoer.
92) 93) 94)
Bijvullen additief voor Diesel
Emissie AdBlue (UREUM)
96)
Bij het tanken het additief voor Diesel
Emissies AdBlue (UREUM) met het
brandstofvulpistool:
❒parkeer het voertuig gelijkvloers;
❒schakel de motor uit door de
contactsleutel in de stand UIT te
draaien;
❒open de deur naar brandstof A fig.
141 en dan losdraaien en de
vergrendeldop C verwijderen fig. 141
van de vulopening van UREUM;
❒plaats het brandstofvulpistool voor
het bijvullen van UREUM in de
vulopening;
❒onmiddellijk stoppen met het vullen
van de UREUM tank indien het één
van de volgende gevallen weergeeft:
- Indien AdBlue wordt gemorst buiten
de vulopening, het gebied goed
schoonmaken en ga verder met het
vullen;
- Indien tijdens het vullen het
brandstofvulpistool klikt, betekent dit
dat de UREUM tank vol is. Ga niet
verder met de vervanging, om morsen
van AdBlue te voorkomen (UREUM).❒Wanneer u klaar bent met bijvullen,
opnieuw de vergrendeldop C
plaatsen fig. 141 op de UREUM
vulopening,deze rechtsom te draaien
totdat deze niet verder kan;
❒draai de contactsleutel in de pal
starter in de stand AAN (niet nodig
om de motor te starten);
❒wacht op het signaal op het
instrumentenpaneel om uit te
schakelen alvorens het voertuig te
verplaatsen, het
waarschuwingslampje kan blijven
branden voor een paar seconden tot
een halve minuut. In het geval van
het starten van de motor en
voortbeweging van het voertuig, het
waarschuwingsteken zal voor een
langere periode van tijd blijven
branden, maar er zijn geen
problemen voor de motor
functionaliteit. Indien het bijvullen
wordt gedaan met een lege UREUM
tank, moet u twee minuten wachten
voordat het voertuig start.
Bij het tanken het additief voor Diesel
Emissies AdBlue (UREUM) met een
bijvulfles:
❒parkeer het voertuig gelijkvloers;
❒schakel de motor uit door de
contactsleutel in de stand UIT te
draaien;
111
❒open de deur naar brandstof A fig.
141 en dan losdraaien en de
vergrendeldop C verwijderen fig. 141
van de vulopening van UREUM;
❒schroef de bijvulfles AdBlue (UREUM)
in de vulopening totdat het niet
verder kan (fig. 142, ref. 1);❒door te drukken op de bodem van de
vulfles druk op de vulbuis, tde
veiligheidsklep van de bijvulfles
ontgrendelt en start met het
bijvullen(fig. 142 ref. 2);
❒indien tijdens het bijvullen het niveau
van AdBlue in de bijvulfles niet daalt,
betekent dit dat de tank volledig is
bijgevuld, vervolgens trek de bijvulfles
naar u toe, om zodoende de
veiligheidsklep te sluiten en schroef
de bodem van de bijvulfles los (fig.
142, ref. 3);
❒na het verwijderen van de bijvulfles,
opnieuw de vergrendeldop C
plaatsen fig. 141 op de UREUM
vulopening,deze rechtsom te draaien
totdat deze niet verder kan;
❒draai de contactsleutel in de pal
starter in de stand AAN (niet nodig
om de motor te starten);❒wacht op het signaal op het
instrumentenpaneel om uit te
schakelen alvorens het voertuig te
verplaatsen, het
waarschuwingslampje kan blijven
branden voor een paar seconden tot
een halve minuut. In het geval van
het starten van de motor en
voortbeweging van het voertuig, het
waarschuwingsteken zal voor een
langere periode van tijd blijven
branden, maar er zijn geen
problemen voor de motor
functionaliteit;
❒Indien het bijvullen wordt gedaan met
een lege UREUM tank, moet u twee
minuten wachten voordat het
voertuig start;
OpmerkingDe rijomstandigheden
(hoogte, snelheid van het voertuig,
gewicht, etc.) bepalen de hoeveelheid
UREUM die door het voertuig gebruikt.
Om het additief voor Diesel Emissie
(UREUM) correct te gebruiken, zie ook
"Vloeistoffen en smeermiddelen" in
de "Technische gegevens".
142F1A5005
112
WEGWIJS IN UW AUTO