VEILIGHEID
Dit hoofdstuk is erg belangrijk. Hierin
worden de veiligheidssystemen
beschreven waarmee de auto is
uitgerust en aanwijzingen over hoe deze
op de juiste wijze gebruikt moeten
worden.VEILIGHEIDSGORDELS ..................164
SBR-SYSTEEM ...............................165
GORDELSPANNERS.......................166
KINDEREN VEILIG VERVOEREN .....168
INBOUWVOORBEREIDING VOOR
“UNIVERSEEL ISOFIX”
KINDERZITJE ..................................173
FRONTAIRBAGS .............................179
ZIJAIRBAGS ...................................184
163
Belangrijkste
veiligheidsvoorschriften
voor het vervoeren van
kinderen
❒Het wordt aanbevolen kinderen altijd
op de achterbank te vervoeren, bij
een ongeval biedt de achterbank de
meeste bescherming.
❒Als de passagiersairbag buiten
werking is gesteld, controleer dan of
de led op de knop
op het
instrumentenpaneel brandt om er
zeker van te zijn dat deze airbag
daadwerkelijk is uitgeschakeld.
❒Volg de aanwijzingen, die de
producent verplicht bij het kinderzitje
moet leveren, zorgvuldig op. Bewaar
deze aanwijzingen samen met de
overige documenten en dit
instructieboekje in het voertuig.
Gebruik geen gebruikte kinderzitjes
waarvan de gebruiksaanwijzingen
ontbreken.
❒Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door eraan te trekken.
❒Elk kinderzitje is bedoeld voor slechts
één kind: vervoer nooit twee kinderen
in één zitje.
❒Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.❒Controleer tijdens het rijden of het
kind geen verkeerde houding
aanneemt of de gordels losmaakt.
❒Vervoer kinderen nooit op schoot,
ook geen pasgeborenen. Niemand
is in staat om een kind vast te
houden bij een ongeval.
❒Na een ongeval moet het kinderzitje
door een nieuw exemplaar worden
vervangen.
BELANGRIJK
113)
Plaats een tegen de rijrichting in
gemonteerd kinderzitje nooit
op de passagiersstoel als de
zijairbag aan passagierszijde is
ingeschakeld. Bij een ongeval, hoe
klein ook, kan de airbag ernstig
letsel en zelfs de dood van het
kind tot gevolg hebben. Het is
raadzaam kinderen altijd in
kinderzitjes op de achterbank te
vervoeren: bij een ongeval biedt
de achterbank de meeste
bescherming. Als een kind op devoorstoel in een tegen de
rijrichting in gemonteerd
kinderzitje vervoerd moet worden,
schakel dan de
passagierszijairbags (front- en
zijairbags ter bescherming van
borst/bekken, bij bepaalde
versies/markten) uit met behulp
van het setup-menu. Het is
belangrijk om te controleren of de
speciale led op de knop
op
het instrumentenpaneel brandt
om er zeker van te zijn dat deze
airbags daadwerkelijk zijn
uitgeschakeld. De passagiersstoel
moet tevens zo ver mogelijk naar
achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje
eventueel in aanraking komt met
het dashboard.
114) De afbeeldingen dienen slechts
ter illustratie van de montage.
Monteer het kinderzitje
overeenkomstig de aanwijzingen,
die bijgesloten moeten zijn.
172
VEILIGHEID
FRONTAIRBAGS
Het voertuig is uitgerust met
frontairbags voor bestuurder en
passagier.
De frontairbags voor bestuurder/
passagier zijn ontworpen om de
inzittenden te beschermen bij
middelzware frontale botsingen, door
de airbag tussen de inzittende en
het stuurwiel of het dashboard op te
blazen.
Als de airbags niet worden opgeblazen
bij andere soorten botsingen (botsingen
opzij, achterop, over de kop slaan
enz.), wijst dit niet op een storing van
het systeem.
Bij een frontale botsing wordt de airbag
door een elektronische regeleenheid
opgeblazen.
Het kussen blaast onmiddellijk op
tussen de inzittende voorin en
het stuurwiel of het dashboard,
waardoor het lichaam van de inzittende
wordt opgevangen en de kans op
verwondingen wordt beperkt. Na het
opblazen loopt het kussen direct weer
leeg.De frontairbags zijn geen vervanging
voor de veiligheidsgordels, maar een
aanvulling. Draag dus altijd
veiligheidsgordels, zoals trouwens bij de
wet voorgeschreven is in alle Europese
landen en de meeste landen
daarbuiten.
Wanneer de airbags volledig
opgeblazen zijn, nemen ze bijna alle
ruimte in beslag tussen het stuurwiel en
de bestuurder en tussen het dashboard
en de passagier.
Bij een botsing kunnen degenen die
geen veiligheidsgordel dragen, in
contact komen met een airbag die nog
niet volledig opgeblazen is. Onder
deze omstandigheden wordt de
inzittende minder door de airbag
beschermd.
In de volgende situaties kan het
voorkomen dat de frontairbags niet
worden opgeblazen:
❒frontale botsingen tegen makkelijk
vervormbare onderdelen, die niet
het front van het voertuig zijn (bijv.
spatbord tegen de vangrail, etc. );❒het voertuig schuift onder andere
auto’s of veiligheidsbarrières
(bijvoorbeeld onder vrachtwagens of
vangrails); in deze situaties bieden
ze geen aanvullende bescherming
ten opzichte van de
veiligheidsgordels, zodat hun
activering geen zin heeft. In deze
gevallen wijst de uitgebleven
activering dus niet op een storing van
het systeem.
119)
Bij lichte frontale botsingen (waarbij de
bescherming van de omgelegde gordel
volstaat) worden de airbags niet
opgeblazen. Veiligheidsgordels moeten
dus altijd gedragen worden. Bij een
frontale aanrijding zorgen de
veiligheidsgordels ervoor dat de
inzittenden in de juiste stand worden
gehouden.
179
FRONTAIRBAG
BESTUURDERSZIJDE
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in het midden van het stuurwiel
is geplaatst fig. 164.FRONTAIRBAG
PASSAGIERSZIJDE
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in dashboard is opgeborgen
fig. 165: deze airbag heeft een groter
volume dan de bestuurdersairbag.
FRONTAIRBAG
PASSAGIER EN
KINDERZITJES
120)
NeemALTIJDde aanwijzingen vermeld
op het etiket op de zonneklep aan
passagierszijde in acht.Handmatige
uitschakeling van
frontairbag en zijairbag
aan passagierszijde
(voor bepaalde versies/markten)
Als een kind in een kinderzitje dat
achterstevoren op de voorstoel
is geplaatst vervoerd moet worden,
schakel dan de frontairbag en de
zijairbag aan passagierszijde uit (voor
bepaalde markten/versies).
BELANGRIJK Voor het uitschakelen
van de passagiersairbags (front- en
zijairbags, voor bepaalde versies/
markten) wordt verwezen naar
de paragraaf “Display” in het hoofdstuk
“Kennismaking met het
instrumentenpaneel”. De led op de
knop gaat branden om aan te geven
dat het systeem uitgeschakeld is.
De led naast het symbool
fig. 166
op het dashboard geeft de toestand
van de passagiersbescherming aan. Als
de led niet brandt, is de
passagiersbescherming ingeschakeld.
Wanneer de passagiersairbags (front-
en zijairbags, voor bepaalde versies/
markten) weer worden ingeschakeld,
dooft de led.
164F1A0312
165F1A0159
180
VEILIGHEID
FRONTAIRBAG PASSAGIER EN KINDERZITJES: WAARSCHUWING
167F1A0387
182
VEILIGHEID
BELANGRIJK
119) Breng geen stickers of andere voorwerpen op het stuurwiel, op het dashboard in de zone van de passagiersairbag
en op de stoelen aan. Plaats nooit voorwerpen (bijv. mobiele telefoons) op het dashboard aan passagierszijde, omdat
deze het correct openen van de passagiersairbag kunnen hinderen en tevens de inzittenden ernstig kunnen
verwonden.
120) Plaats NOOIT een kinderzitje achterstevoren op de passagiersstoel van auto's met een actieve passagiersairbag.
Bij een ongeval, hoe klein ook, kan de airbag ernstig letsel en zelfs de dood van het kind tot gevolg hebben. Daarom
moet de passagiersairbag altijd uitgeschakeld worden als een kinderzitje tegen de rijrichting in gemonteerd wordt op
de voorste passagiersstoel. Bovendien moet de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk naar achteren zijn geschoven
om te voorkomen dat het kinderzitje eventueel in aanraking komt met het dashboard. Schakel de passagiersairbag
onmiddellijk weer in als het kinderzitje is verwijderd.
183
ZIJAIRBAGS
121) 122) 123) 124) 125) 126) 127) 128) 129) 130)
131) 132) 133)
Het voertuig is uitgerust met
frontairbags voor bestuurder en
passagier, zijairbags voor bestuurder en
passagier voor bescherming van borst
en schouders (voor bepaalde
versies/markten) en hoofdairbags voor
het beschermen van de hoofden van de
inzittenden voor- en achterin.
Zijairbags (voor bepaalde versies/
markten) beschermen de inzittenden bij
middelzware zijdelingse botsingen,
door de airbag tussen de inzittende en
de interieurdelen van de zijstructuur
van het voertuig op te blazen. Als
de zijairbags niet worden opgeblazen
bij andere soorten botsingen (botsingen
opzij, achterop, over de kop slaan
enz.), betekent dit niet dat het systeem
slecht functioneert.
In geval van een zijdelingse botsing
zorgt een regeleenheid ervoor dat de
kussens worden opblazen. De kussens
blazen onmiddellijk op tussen het
lichaam van de inzittenden en de
voertuigdelen die letsel zouden kunnen
veroorzaken. Meteen hierna lopen ze
weer leeg.De zijairbags (voor bepaalde versies/
markten) zijn geen vervanging voor de
veiligheidsgordels, maar een aanvulling.
Draag dus altijd veiligheidsgordels,
zoals trouwens bij de wet
voorgeschreven is in alle Europese
landen en de meeste landen
daarbuiten.
ZIJAIRBAGS VOORIN
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bestaan uit kussens die zich in de
rugleuning van de voorstoelen fig. 168
bevinden en die de borst en schouders
van de inzittenden bij middelzware
zijdelingse botsingen beschermen.HOOFDAIRBAGS
(WINDOW BAGS)
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bestaan uit twee gordijnairbags
die in de zijkant van de dakbekleding
zijn opgenomen en zijn afgedekt met
afwerkingselementen fig. 169.
De hoofdairbags bieden bescherming
aan het hoofd van de inzittenden voorin
en achterin bij een zijdelingse botsing,
dankzij het grote oppervlak dat zij in
opgeblazen toestand beslaan.
BELANGRIJK Het systeem biedt de
beste bescherming bij een zijdelingse
botsing als de passagier correct op zijn
stoel zit, zodat de hoofdairbag zo
goed mogelijk opgeblazen kan worden.
168F1A0160
169F1A0333
184
VEILIGHEID
BELANGRIJK De frontairbags en/of
zijairbags kunnen geactiveerd worden
bij krachtige stoten aan de onderzijde
van de carrosserie (bijv. heftige botsing
tegen drempels of stoepranden, grote
gaten of verzakkingen in het wegdek
etc.).
BELANGRIJK Als de airbag geactiveerd
wordt, ontsnapt een kleine hoeveelheid
poeder. Dit poeder is niet schadelijk
en duidt niet op het begin van een
brand. Verder kan het oppervlak van de
opgeblazen airbag en het interieur van
het voertuig met een fijn poederlaagje
bedekt zijn: dit poeder kan irriterend zijn
voor ogen en huid. Na aanraking
onmiddellijk wassen met water en
neutrale zeep.
BELANGRIJK Als een of meerdere
veiligheidsvoorzieningen zijn
geactiveerd ten gevolge van een
ongeval, neem dan contact op met het
Fiat Servicenetwerk om deze
veiligheidsvoorzieningen te laten
vervangen en om de werking van het
systeem te laten controleren.
De controle, reparatie en vervanging
van airbags moeten door het Fiat
Servicenetwerk worden uitgevoerd.Als het voertuig wordt gesloopt, moet
men het airbagsysteem onwerkzaam
laten maken door het Fiat
Servicenetwerk. Bij verkoop van het
voertuig moet de nieuwe eigenaar op
de hoogte worden gebracht van de
gebruiksaanwijzing van de airbags en
bovengenoemde waarschuwingen,
en moet dit "Instructieboek" aan de
nieuwe eigenaar worden overhandigd.
BELANGRIJK Gordelspanners, front-
en zijairbags worden op verschillende
manieren geactiveerd, afhankelijk van
het type botsing. Als een of meerdere
van deze voorzieningen niet in werking
treden, dan duidt dat niet op een
storing in het systeem.
BELANGRIJK
121) Steun niet met het hoofd, de
armen of de ellebogen tegen
het portier, de ruiten of in het
gebied van de hoofdairbag om
mogelijke verwondingen tijdens
het opblazen te voorkomen.
122) Steek nooit het hoofd, de armen
of ellebogen uit het raam.123) Als de contactsleutel naar MAR
wordt gedraaid en het lampje
gaat niet branden of blijft
branden tijdens het rijden (samen
met het bericht op het display,
voor bepaalde versies/markten),
dan is er mogelijk een storing
in de veiligheidssystemen; in dat
geval kunnen de airbags of
gordelspanners niet geactiveerd
worden bij een ongeval of, in
een zeer beperkt aantal gevallen,
op verkeerde wijze geactiveerd
worden. Laat het systeem
onmiddellijk controleren door het
Fiat Servicenetwerk.
124) Bedek bij auto's met zijairbags
de rugleuning van de voor- en
achterstoelen niet met extra
hoezen.
125) Reis niet met voorwerpen op
schoot of voor de borst en houd
niets in de mond (pijp, pen, etc.).
Dit kan ernstig letsel veroorzaken
als de airbag in werking treedt.
126) Rijd altijd met de handen op de
stuurwielrand zodat de airbag
indien nodig ongehinderd
opgeblazen kan worden. Rijd niet
met voorover gebogen lichaam.
Houd de rug goed rechtop tegen
de rugleuning gedrukt.
185