1
19
20
22
Beheer van
telefoonverbindingen
Met behulp van deze functie kan
randapparatuur worden gekoppeld of
losgekoppeld en kan randapparatuur
uit de lijst van gelinkte randapparatuur
worden verwijderd.
Gebruik de telefoon bij voorkeur niet
onder het rijden.
Parkeer de auto.
Gebruik de toetsen op het stuur wiel om
te bellen.
Druk op Te l e f o o n
om de
hoofdpagina weer te geven.
Druk op de secundaire pagina.
Selecteer " Bluetooth
" om de lijst
van gekoppelde apparatuur weer te
geven.
Selecteer de randapparatuur in de lijst.
Selecteer " Zoeken naar apparatuur
"
Of
" Verbinden
/ Loskoppelen
" om via
Bluetooth verbinding te maken met
de geselecteerde randapparatuur of
de verbinding te verbreken.
Of
" Ver wijderen
" om de koppeling te
ver wijderen.
Een gesprek aannemen
Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en
verschijnt een pop-upvenster op het scherm.
Druk kort op de toets TEL
op het
stuur om het gesprek aan te nemen.
Houd de toets
TEL
op het stuur wiel langer ingedrukt
om het gesprek te weigeren
Of
Selecteer " Ophangen
".
Bellen
Een nieuw nummer bellen
Druk op Te l e f o o n
om de
hoofdpagina weer te geven.
Voer het nummer in via het digitale
toetsenbord.
Druk op " Bellen
" om het nummer
te bellen.
Een contact bellen
Druk op Te l e f o o n
om de
hoofdpagina weer te geven.
Of houd de toets
TEL
op het stuur wiel enige tijd
ingedrukt.