In de handbediende stand wordt bij
krachtig accelereren niet opgeschakeld
als de bestuurder de flippers achter het
stuur wiel niet bedient.
Selecteer de neutraalstand N
nooit
tijdens het rijden.
Als bij stapvoets rijden de
achteruitversnelling wordt geselecteerd,
wordt deze pas ingeschakeld als de auto
volledig tot stilstand is gekomen. Op het
display van het instrumentenpaneel wordt
een pictogram weergegeven.
Selecteer de achteruitversnelling (stand R
)
uitsluitend als de auto volledig stilstaat en
de voet op het rempedaal wordt gehouden.
Bij de automatische bediening blijft het altijd mogelijk
om zelf te schakelen met behulp van de flippers achter
het stuur wiel, bijvoorbeeld om even snel in te halen
.
)
Bedien de flippers "+"
of "-"
achter het stuur.
De versnellingsbak wordt dan in de desbetreffende
versnelling geschakeld, mits de snelheid van
de auto en het motortoerental dit toestaan. De
aanduiding A
blijft op het display staan.
Handmatig schakelen
)
Zet na het starten de selectiehendel in de
stand M
om de handbediende stand in te
schakelen.
)
Bedien de flippers +
of -
.
Het schakelen naar een andere versnelling
is alleen mogelijk als de snelheid van de
auto en het motortoerental dit toestaan. De
verbrandingsmotor blijft altijd draaien.
Het is niet noodzakelijk om bij het schakelen het
gaspedaal los te laten.
Bij het remmen of het verminderen van de
snelheid schakelt de versnellingsbak automatisch
terug, zodat de juiste versnelling is geselecteerd
op het moment dat u het gaspedaal weer intrapt.
Handmatig schakelen
De aanduiding A
verdwijnt
en de achtereenvolgens
ingeschakelde versnellingen,
M1... M6
, worden
weergegeven op het display
van het instrumentenpaneel. Als de stuurbediening enige tijd niet meer
gebruikt wordt, gaat de versnellingsbak weer
over op de automatische stand.
35Rijden
Stilzetten van de auto
Storing
Controleer voordat u de auto verlaat
of de verklikkerlampjes van de
parkeerrem op het instrumentenpaneel
en op de hendel van de parkeerrem
permanent branden.
Als u de auto wilt stilzetten zonder
de parkeerrem aan te trekken, moet
u, voordat u het contact afzet, de
selectiehendel in de stand A
of R
zetten.
Wanneer de accu defect is, moet u
een wielblok tegen een van de wielen
plaatsen om de auto tegen wegrollen te
beschermen.
Zet voordat u het Hybrid4-systeem uitschakelt
de selectiehendel in de stand N
.
Wanneer het Hybrid4-systeem wordt
uitgeschakeld, wordt de elektrische parkeerrem
automatisch aangetrokken.
Als de automatische werking van de
parkeerrem is uitgeschakeld, trek dan de
parkeerrem handmatig aan om de auto volledig
stil te zetten.
Laat als het Hybrid4-systeem is
ingeschakeld nooit kinderen alleen in
de auto achter.
Uit veiligheidsover wegingen wordt deze
functie alleen geactiveerd als u het
rempedaal intrapt tijdens het inschakelen
van een versnelling vooruit of de
achteruitversnelling.
Deze functie wordt uitgeschakeld zodra het
bestuurdersportier wordt geopend. Sluit om
de functie weer in te schakelen het portier
en trap het rempedaal of gaspedaal in.
Kruipfunctie
Dankzij deze functie verloopt het rijden op lage
snelheid soepeler (inparkeren, file rijden, ...).
Doe het volgende ter wijl het Hybrid4-systeem
is ingeschakeld, de auto stilstaat en de
parkeerrem is vrijgezet:
)
trap het rempedaal in,
)
zet de selectiehendel in de stand A
, R
of
M
,
)
laat het rempedaal geleidelijk los.
De auto zet zich direct in beweging en bereikt
geleidelijk een snelheid van ongeveer 10 km/h,
zonder dat u het gaspedaal hoeft in te trappen.
Als dit waarschuwingslampje
bij het aanzetten van het
contact gaat knipperen,
in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het display
van het instrumentenpaneel, duidt dit op een
storing in de versnellingsbak.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
45Tr e f w o o r d e n r e g i s t e r
12V-accu ........................................................... 5
Aanhangergewichten ...................................... 41
Afzetten van het Hybrid4-systeem .......... 15, 18
Airconditioning .......................................... 22, 25
Autowasstraat ................................................. 36
Banden ............................................................ 37
Bandreparatieset ............................................ 37
Bergingsauto of trailer (slepen) ...................... 38
Boordcomputer .......................................... 12-14
Boordgereedschap ......................................... 37
Brandstof ......................................................... 24
Brandstofverbruik ................................. 9, 12, 24
Contact ............................................................ 17
Contact aangezet ............................................ 17Handrem, elektrisch bediend ............. 15, 23, 36
Head-up display .............................................. 15
Hoogspanning ........................................... 27, 28
Hoogspanningskabel ...................................... 28Laadtoestand van de tractiebatterij .... 5, 10, 25, 27
Lekke band ...................................................... 37
ECO OFF (schakelaar) ................................... 22
Elektrisch rijden (ZEV) ............ 11, 19, 22, 24, 25
Elektromotor .......................................... 5, 19, 39Gewichten ....................................................... 41
Gewichten, overzicht ...................................... 41
Dieselmotor .........................5, 19, 22, 25, 36, 40
Display instrumentenpaneel ................. 8, 10, 13Milieu ............................................................... 24
Milieubewust rijden ......................................... 24
Motoren ..................................................... 39, 40
Motorenoverzicht ...................................... 39, 40
Motorkap, openen ........................................... 30
Motorruimte ..................................................... 30
Noodprocedure afzetten van de motor ........... 18
Noodprocedure starten ................................... 18
READY (verklikkerlampje) ................ 8, 9, 28, 30
Regeneratie roetfilter .................................. 5, 25
Resetten van het overzicht van het verbruik .... 14
Resetten van het traject ............................ 13, 14
Rijadviezen ..................................................... 23
Roetfilter ...................................................... 5, 25 Keuzeschakelaar .................................. 5, 19
, 24
Keyless entry and start ........................15, 17, 18
Koeling tractiebatterij ...................................... 29 Instrumentenpaneel .......................................... 8Ontdooien........................................................ 25
Ontwasemen ................................................... 25
Overzicht van het verbruik .............................. 12
A
B
CH
I
KL
D
EGM
N
O
RElektronische sleutel ............................15, 17, 18
Elektronisch gestuurde
versnellingsbak ....................... 5, 15, 23-25, 32
Energiestromen......................................... 10, 11