42
C4-cactus_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2015
Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-
netwerk als de storing niet is verholpen.
Als de batterij van de
afstandsbediening leeg is, wordt
Batterij vervangen
Bij een storing in de afstandsbediening kan
de auto niet meer met de afstandsbediening
ontgrendeld, vergrendeld en gelokaliseerd
worden.
F
O
ntgrendel of vergrendel de auto eerst met
de sleutel in het slot.
F
S
ynchroniseer vervolgens de
afstandsbediening.
Storing in de
afstandsbediening
Synchroniseren
F Zet het contact af en neem de sleutel uit het contactslot.
F
D
ruk direct daarna gedurende enkele
seconden op het vergrendelknopje
(gesloten hangslot) van de
afstandsbediening.
F
Z
et de sleutel in de stand 2
(Contact).
F
Z
et het contact af en ver wijder de sleutel
uit het contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer. Batterij ref.: CR2032/3
V.
F W ip het deksel met een kleine
schroevendraaier bij het oog.
F
V
erwijder het deksel.
F
V
erwijder de lege batterij.
F
P
laats een nieuwe batterij in de juiste
richting in de houder.
F
D
ruk het deksel op de afstandbediening
vast. Gooi de lege batterijen van de
afstandsbediening niet weg: ze bevatten
metalen die schadelijk zijn voor het milieu.
Lever lege batterijen in bij een speciaal
verzamelpunt.
u gewaarschuwd door dit verklikkerlampje, een
geluidssignaal en een melding op het display.
Toegang tot de auto
71
C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2015
Dashboardkastje
Zonneklep
De zonneklep aan de bestuurderszijde is
voorzien van een make-upspiegel met klep en
een kaarthouder (of tickethouder).In het dashboardkastje kunnen een fles mineraalwater,
de boorddocumentatie enz. worden opgeborgen.F Til, wanneer u een accessoire van
12 V (maximaal vermogen: 120 W) wilt
aansluiten, het deksel op en sluit een
geschikte adapter aan.
12V-aansluiting
F Beweeg de klep omhoog om het dashboardkastje te openen. Neem het maximale vermogen
van de aansluiting in acht (kans op
beschadiging van uw accessoire).
In het dashboardkastje bevinden zich een
JACK-aansluiting en de schakelaar voor het
uitschakelen van de airbag aan passagierszijde.
Bevestig geen voor werpen aan de
zonneklep aan passagierszijde. Deze
voor werpen kunnen bij het afgaan van
de airbag vóór (in de hemelbekleding)
letsel veroorzaken. Het aansluiten van elektrische
apparatuur die niet door CITROËN is
goedgekeurd, zoals een lader met
USB-aansluitingen, kan leiden tot
storingen in de werking van de
elektrische componenten van de auto,
zoals een slechte radio-ontvangst
of storingen in de weergave van de
displays.
3
Ergonomie en comfort
91
C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2015
Als dit lampje gaat branden in
combinatie met het lampje STOP, een
geluidssignaal en een melding op het
display, duidt dit op een storing in de
elektronische remdrukregelaar waardoor
u tijdens het remmen de controle over
uw auto zou kunnen verliezen.
Werking
Als dit lampje gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display,
duidt dit op een storing in het ABS-
systeem, waardoor u tijdens het
remmen de controle over uw auto
zou kunnen verliezen.
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(REF)Zorg er bij vervanging van de wielen (banden
en velgen) voor dat wielen worden gemonteerd
die voor uw auto zijn gehomologeerd.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door
het trillen van het rempedaal.
Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het
niet los.
Stop onmiddellijk.
Raadpleeg in beide gevallen het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
5
Veiligheid
94
C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2015
Als de wagensnelheid hoger is
dan 20 km/h, knippert (knipperen)
het pictogram (de pictogrammen)
gedurende twee minuten in
combinatie met een geluidssignaal.
Na deze 2
minuten blijft (blijven)
het pictogram (de pictogrammen)
branden zolang de bestuurder of
voorpassagier zijn gordel niet heeft
vastgemaakt.
Pictogram(men) veiligheidsgordel(s)
losgemaakt/niet vastgemaakt
Pictogram(men) veiligheidsgordel(s) vóór
Bij het aanzetten van het contact gaat het
pictogram 1
o p het instrumentenpaneel en de
desbetreffende pictogrammen ( 2 en 3) op het
pictogrammendisplay van de veiligheidsgordels
en airbag vóór aan passagierszijde
rood branden als de bestuurder en/of
de voorpassagier zijn gordel niet heeft
vastgemaakt of weer heeft losgemaakt.
1. Pictogram veiligheidsgordels vóór losgemaakt/niet vastgemaakt, op het
instrumentenpaneel.
2.
P
ictogram veiligheidsgordel links voor.
3.
P
ictogram veiligheidsgordel rechts voor.
4.
P
ictogram veiligheidsgordel rechts achter.
5.
P
ictogram veiligheidsgordel midden achter.
6.
P
ictogram veiligheidsgordel links achter.
Pictogram(men)
veiligheidsgordel(s) achter
Het desbetreffende pictogram ( 4 t /m 6)
o p het pictogrammendisplay van de
veiligheidsgordels en de airbag vóór
aan passagierszijde gaat rood branden
als een van de achterpassagiers zijn
gordel heeft losgemaakt.
Veiligheid
97
C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2015
Uitschakelen airbag aan
passagierszijde
Alleen de airbag aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld.
F
Zet het contact af en steek de sleutel in de schakelaar
voor het uitschakelen van de airbag aan passagierszijde.
F Draai deze in de stand "OFF" .
F V er wijder de sleutel zonder de stand van
de schakelaar te veranderen.
Bij het aanzetten van het contact
brandt dit waarschuwingslampje in
het display van de veiligheidsgordels.
Het blijft branden zolang de airbag is
uitgeschakeld. Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag aan passagierszijde altijd uit
als u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
Opnieuw inschakelen airbag aan
passagierszijde
Als u het met de rug in de rijrichting geplaatste
kinderzitje hebt verwijderd, zet dan met afgezet
contact de schakelaar weer op "ON" om de
airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid
van uw voorpassagier te garanderen.
Frontairbags
Activering
De airbags worden opgeblazen, behalve de
airbag aan passagierszijde wanneer deze is
uitgeschakeld, bij een ernstige frontale aanrijding
binnen (een gedeelte van) de impactzone vóór
(A),
in de lengterichting van de auto en vanaf de
voorzijde richting de achterzijde van de auto, die
zich op een horizontale ondergrond moet bevinden.
De frontairbag wordt opgeblazen tussen de
bestuurder en het stuur of tussen de passagier
voorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd.
De frontairbags beschermen de bestuurder
en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag is
geïntegreerd in het dak om ruimte vrij te maken
in het dashboardkastje.
Bij het aanzetten van het contact
gaat dit waarschuwingslampje in het
display van de veiligheidsgordels
gedurende ongeveer één minuut
branden om aan te geven dat de
airbag aan passagierszijde weer is
ingeschakeld.
5
Veiligheid
121
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Parkeerrem
AantrekkenVrijzetten
Draai bij het parkeren van de auto op
een helling de wielen vast tegen het
trottoir, trek de parkeerrem aan, schakel
een versnelling in en zet het contact uit.Als tijdens het rijden dit verklikkerlampje
en het verklikkerlampje STOP
branden
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display, geeft
dit aan dat de parkeerrem nog (iets) is
aangetrokken.
F
T
rek de parkeerremhefboom aan om uw
auto stil te zetten. F
T
rek de parkeerremhefboom licht omhoog,
druk de ontgrendelknop in en duw de
hefboom geheel omlaag.
6
Rijden
125
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
De aanduiding N op het display knippert
in combinatie met een geluidssignaal en
een melding als u de motor probeert te
starten zonder dat de toets N is ingedrukt.
Druk op de toets N om de neutraalstand
te selecteren.
Starten van de auto
F Zet het contact aan.
F S electeer de neutraalstand (toets N ).
H
et lampje van de toets gaat branden.
F
H
oud het rempedaal volledig ingetrapt.
F
S
tart de motor. De aanduiding N wordt weergegeven
op het instrumentenpaneel.
F
S
electeer de stand voorruit (toets D) of
achteruit (toets R ).
H
et desbetreffende lampje gaat branden
op de bedieningsmodule.
De aanduiding D + 1 of R wordt
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Werking van de kruipfunctie
Door deze functie is de auto wendbaarder bij
lage snelheden (inparkeren, files, ...)
Nadat u de toets D of R hebt ingedrukt, begint
de auto zodra u het rempedaal loslaat te
rijden , waarbij de motor stationair draait.
De kruipfunctie kan tijdelijk niet
beschikbaar zijn als de koppeling te
warm is geworden of als de helling te
steil is. Laat bij draaiende motor nooit kinderen
alleen achter in de auto.
Houd bij het starten van de motor altijd
het rempedaal ingetrapt.
Het verklikkerlampje " Voet op het
rempedaal" op het instrumentenpaneel
en het desbetreffende lampje op de
bedieningsmodule knipperen als
het rempedaal niet ingetrapt wordt
gehouden tijdens het starten van de
motor.
Houd het rempedaal steviger ingetrapt.
F
Z
et de parkeerrem vrij.
F
L
aat geleidelijk het rempedaal los.
D
e auto begint direct te rijden.
6
Rijden
133
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Inschakelen / Pause
F Draai de rolknop 1 in de stand "LIMIT": de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F
S
chakel de snelheidsbegrenzer in door
op de toets 4 te drukken, als de gewenste
snelheid wordt weergegeven (standaard de
laatste geprogrammeerde snelheid).
F
U k
unt de werking van de snelheidsbegrenzer
tijdelijk onderbreken door nogmaals op de
toets 4 te drukken: het onderbreken wordt
bevestigd op het display (Pause). Nadat u de functie snelheidsbegrenzer
hebt geselecteerd (rolknop 1 in de stand
"LIMIT"
), kunt u als volgt de waarde van de
snelheidslimiet wijzigen:
-
d
oor op de toets 5 te drukken:
F
d
e zes opgeslagen snelheden worden
weergegeven op het touchscreen tablet,
F
s
electeer een waarde: deze verschijnt op
het instrumentenpaneel. H et selectiescherm wordt na enkele
seconden gesloten. De opgeslagen snelheden kunnen
worden geprogrammeerd via het menu
"Rijhulpsysteem"
.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het opslaan
van snelheden.
Er kan een snelheid worden ingesteld
zonder de begrenzer in te schakelen.
Het
inschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid
dient minimaal 30 km/h te bedragen.
Instellen van de
maximumsnelheid (instelling)
Of:
- d ruk op de toets 2 of 3 om de weergegeven
snelheid te verhogen of te verlagen:
F
h
erhaaldelijk kort indrukken om te
wijzigen in stappen van + of - 1 km/h,
F
i
ngedrukt houden om te wijzigen in
stappen van + of - 5 km/h.
6
Rijden