
14
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het display.
Controlelampje StatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Passagiersairbag permanent. De schakelaar in het dashboardkastje 
staat in de stand "OFF".
De frontairbag aan passagierszijde is 
uitgeschakeld.
u
 kunt een kinderzitje met de "rug 
in de rijrichting" plaatsen, behalve 
in het geval van een storing in het 
airbagsysteem (verklikkerlampje 
airbags brandt). Zet de schakelaar in de stand "
ON" om de frontairbag 
aan passagierszijde in te schakelen. 
be
vestig in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitje 
met de "rug in de rijrichting".
ESP/ASR permanent. De toets linksonder op het dashboard 
wordt ingedrukt. Het bijbehorende 
verklikkerlampje gaat branden.
De functie 
es
P
 /A
s
 r  wordt 
uitgeschakeld.
e
s
P
 : dynamische stabiliteitscontrole.
A
s
r
:
  antispinregeling.Druk op de toets om de functie 
es
P
 /A
s
 r  in te 
schakelen. Het verklikkerlampje dooft.
De functie 
es
P
 /A
s
 r  wordt automatisch ingeschakeld 
als de motor wordt gestart.
na u
itschakelen van het systeem, wordt het 
automatisch opnieuw ingeschakeld bij snelheden 
hoger dan ongeveer 50
  km/h. 
Controle tijdens het rijden  

17
ControlelampjeStatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Dynamische 
stabiliteitscontrole 
(ESP/ASR)knippert.De  esP -/As r- regeling is actief. Deze functie verbetert de aandrijving en zorgt voor 
een betere koersstabiliteit.
permanent.
storing in het  esP -/As r- systeem, tenzij 
deze is uitgeschakeld (toets ingedrukt 
en verklikkerlampje van de toets brandt).Laat het systeem controleren door het cIt roËn-
n etwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Zelfdiagnose 
motor permanent.
er i
s een storing in de 
emissieregeling.
Het controlelampje moet doven als de motor wordt gestart.raadpleeg het  cIt roËn- netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
knippert.
er i
s een storing in het 
motormanagementsysteem.
kan
s op beschadiging van de katalysator.
Laat dit controleren door het 
c
It
 ro
Ën-
 netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats.
Antiblokkeersysteem 
(ABS)permanent.er i s een storing in het 
antiblokkeersysteem. De normale remwerking blijft behouden.ri
jd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg 
zo snel mogelijk het 
c
It
 ro
Ën-
 netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.
Motorstoring permanent oranje.
er i
s sprake van een kleine 
motorstoring.
ne
em snel contact op met het  c
It
 ro
Ën-
 netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats.
permanent rood.
er i
s sprake van een ernstige 
motorstoring waardoor de auto zou 
kunnen stilvallen.
st
op zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Zet de auto stil, zet het contact af en neem contact 
op met het 
c
It
 ro
Ën-
 netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats.
1 
Controle tijdens het rijden  

19
ControlelampjeStatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Airbags tijdelijk. Het lampje brandt gedurende enkele 
seconden en dooft als het contact 
wordt aangezet. Het lampje moet doven zodra de motor wordt gestart.
ra
adpleeg het  c
It
 ro
Ën-
 netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
permanent.
er i
s een storing in een van de 
airbags of de pyrotechnische 
gordelspanners. Laat dit controleren door het 
c
It
 ro
Ën-
 netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats.
Stuurbekrachtigingpermanent.er i s een storing met betrekking tot 
de stuurbekrachtiging.ri jd voorzichtig en met lage snelheid.
Laat het systeem nakijken door het  cIt roËn- netwerk 
of een gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheidsgordel 
bestuurder niet 
vastgemaakt of 
weer
 losgemaakt / 
Veiligheidsgordel 
voorpassagier 
losgemaakt. permanent of 
knipperend in 
combinatie met een 
in volume toenemend 
geluidssignaal.
De bestuurder heeft zijn 
veiligheidsgordel niet vastgemaakt of 
weer losgemaakt.
De voorpassagier heeft zijn 
veiligheidsgordel losgemaakt.
tr
 ek aan de gordel en klik de gesp vast in de 
gesphouder.
1 
Controle tijdens het rijden  

73
Onjuiste waarde bij handmatige 
bediening
Dit symbool verschijnt als een 
versnelling niet goed is ingeschakeld 
(de selectiehendel bevindt zich 
tussen twee standen in).
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u de 
selectiehendel in de stand P of N bewegen om 
de neutraalstand te selecteren.
tr
ek in beide gevallen de handrem aan om de 
auto stil te zetten.
Storing
Als bij aangezet contact dit 
verklikkerlampje gaat branden 
in combinatie met een geluidssignaal en een 
waarschuwingsmelding op het display, duidt dit 
op een storing in de transmissie.
In dit geval werkt de transmissie met een 
noodprogramma en blijft de 3e versnelling 
ingeschakeld. 
u  kunt dan een hevige schok 
voelen bij het selecteren van R vanuit de stand 
P , of R vanuit de stand N . Dit beschadigt de 
transmissie niet.
ri
jd niet harder dan 100   km/h (afhankelijk van 
de geldende snelheidslimiet).
ra
adpleeg zo snel mogelijk het  c
It
 ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats. De automatische transmissie kan 
beschadigd raken:
-
 
a
 ls u gelijktijdig het gas- en het 
rempedaal intrapt,
-
 
a
 ls u, wanneer de accu geen 
stroom levert, de selectiehendel 
geforceerd in de stand P of een 
andere stand zet.
Als u langere tijd stilstaat met draaiende 
motor (files...), kunt u, om brandstof te 
besparen, de selectiehendel in de stand 
N zetten en de handrem aantrekken.
Als de selectiehendel niet in de 
stand P staat, verschijnt bij het 
openen van het bestuurdersportier 
of na ongeveer 45
 
seconden een 
waarschuwingsmelding op het display.
F
 
Z
et de selectiehendel in de stand P; 
de melding verdwijnt.
ri
jd stapvoets wanneer u op een 
ondergelopen weg rijdt of een beek 
doorkruist. 
5  
Rijden  

95
c-elysee_nl_chap07_securite_ed01-2014
Antislipregeling 
(ASR) en elektronisch 
stabiliteitsprogramma (ESP)
De antislipregeling verbetert de tractie van de 
wielen om doorslippen te voorkomen, door in 
te grijpen op de remmen van de aangedreven 
wielen en op het motorkoppel.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma grijpt 
in via de remmen van één of meer wielen en 
via het motorkoppel om de auto (binnen de 
grenzen van de natuurkundige wetmatigheden) 
weer in de juiste koers te brengen.In dat geval gaat dit controlelampje 
op het instrumentenpaneel 
knipperen. Het A
s
r  /  es
P v
 erhoogt de veiligheid 
tijdens het rijden. De bestuurder mag 
echter nooit risico's nemen of te hard 
rijden.
Deze systemen kunnen alleen goed 
werken als de voorschriften van de 
constructeur op het gebied van wielen 
(banden en velgen), onderdelen 
van het remsysteem, elektronische 
componenten en montageprocedures 
worden opgevolgd en de 
werkzaamheden door het 
c
It
 ro
Ën.
L
aat de systemen na een aanrijding 
controleren door het 
c
It
 ro
Ën-
 netwerk 
of een gekwalificeerde werkplaats.
Storing
Als dit lampje gaat branden, in 
combinatie met een geluidssignaal 
en een melding op het display is 
er sprake van een storing in deze 
systemen.
Opnieuw inschakelen:
Deze systemen worden weer automatisch 
ingeschakeld als het contact wordt afgezet of 
vanaf 50
  km/h..
F
 
D
 ruk nogmaals op de knop om de 
systemen handmatig weer in te schakelen.
 H
et lampje van de knop gaat uit.
Als het symbool op het instrumentenpaneel 
verdwijnt, betekent dit dat het A
s
r  en het  es
P 
w
eer ingeschakeld is.
Uitschakelen
In uitzonderlijke omstandigheden (wanneer de 
auto vastzit in modder, sneeuw, zand,   ...) kan 
het nuttig zijn het A
s
r  /  es
P u
 it te schakelen, 
zodat de wielen kunnen spinnen en weer grip 
kunnen krijgen.
stabiliteitscontrolesystemen
Inschakelen
De systemen worden automatisch ingeschakeld 
zodra de motor wordt gestart.
De systemen worden geactiveerd zodra de 
wielen te weinig grip hebben of de koers van 
de auto afwijkt van de door de bestuurder 
gewenste richting. De weergave van dit symbool op het 
instrumentenpaneel geeft aan dat het 
A
s
r  en het  es
P i
 s uitgeschakeld.
F
 
D
 ruk op deze knop aan de onderzijde 
van het dashboard (bestuurderszijde) 
tot het bijbehorende symbool op het 
instrumentenpaneel verschijnt. H et lampje van de knop gaat branden.
ra
 adpleeg het  c
It
 ro
Ën-
 netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats om het A
s
 r  /  es
P 
t
 e laten controleren.
Als de auto rijdt met stilstaande motor, 
is de stuurbekrachtiging uitgeschakeld. 
7  
Veiligheid  

96
c-elysee_nl_chap07_securite_ed01-2014
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóór
Omdoen
F  trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.
F
  c
o
 ntroleer of de gordel goed is 
vastgemaakt door even aan de riem te 
trekken.
Losmaken
F Druk op de rode knop van de  gordelsluiting.
F
 
H
 oud de gordel vast ter wijl deze zich 
oprolt.
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van 
een pyrotechnische gordelspanner en een 
spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra 
bescherming van de bestuurder en passagier 
bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. bi
j een krachtige aanrijding zorgen de 
pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de 
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen 
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief 
zodra het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht 
waarmee de gordel tegen het lichaam van 
de inzittenden getrokken wordt en bevordert 
daarmee de veiligheid. Als het contact wordt aangezet, 
gaat dit waarschuwingslampje op 
het instrumentenpaneel branden om 
aan te geven dat de bestuurder zijn 
gordel niet heeft vastgemaakt.
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel 
losgemaakt / niet vastgemaakt
Als de wagensnelheid hoger is dan 20 km/h, 
k nippert het waarschuwingslampje gedurende 
2
  minuten in combinatie met een steeds sterker 
wordend geluidssignaal. 
n
a d
 eze 2   minuten 
blijft het waarschuwingslampje branden zolang 
de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet heeft 
vastgemaakt.
Dit waarschuwingslampje op het 
instrumentenpaneel gaat ook branden als de 
bestuurder en/of de voorpassagier zijn gordel 
tijdens de rit losmaakt. 
Veiligheid  

97
c-elysee_nl_chap07_securite_ed01-2014
Veiligheidsgordels achter
De zitplaatsen links- en rechtsachter zijn 
voorzien van een driepuntsveiligheidsgordel 
met oprolautomaat.
Afhankelijk van de uitvoering is de middelste 
zitplaats voorzien van een twee- of 
driepuntsveiligheidsgordel met of zonder 
oprolautomaat.
Omdoen
F  trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.
F
  c
o
 ntroleer of de gordel goed is 
vastgemaakt door even aan de riem te 
trekken.
Losmaken
F Druk op de rode knop van de  gordelsluiting.
F
 
H
 oud de gordel vast ter wijl deze zich 
oprolt. 
7  
Veiligheid  

98
c-elysee_nl_chap07_securite_ed01-2014
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder 
te controleren of alle passagiers hun 
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan 
en vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het 
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al 
betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels 
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende 
effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een 
oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte 
van de gordel automatisch wordt aangepast 
aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De 
gordel wordt automatisch opgerold als deze 
niet wordt gebruikt.
co
ntroleer zowel voor en na het gebruik van 
de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het 
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle 
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van 
een automatische blokkeerinrichting die 
in werking treedt bij een aanrijding, een 
noodstop of het over de kop slaan van 
de auto. 
u  kunt de blokkeerinrichting 
deblokkeren door stevig aan de riem te 
trekken en deze weer los te laten, zodat de 
riem weer een stukje wordt opgerold.Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 
1 ,50   m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan 
één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens 
het rijden.
ra
adpleeg voor meer informatie de rubriek 
"
kin
derzitjes".
Voor een effectieve werking van de 
veiligheidsgordel:
-
 d
ient deze strak om het lichaam te worden 
gedragen,
-
 
m
oet deze in een vloeiende beweging 
naar voren worden getrokken, zonder dat 
de gordel gedraaid raakt,
-
 
m
ag deze door niet meer dan één persoon 
worden gedragen,
-
 
m
ag deze geen beschadigingen of rafels 
vertonen,
-
 
m
ag er om te voorkomen dat de gordel 
niet goed werkt, niets aan worden 
gewijzigd.
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften 
moeten werkzaamheden en controles aan de 
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het 
cIt
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats, die tevens voor de garantie 
zorgt en de werkzaamheden volgens de 
voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto 
regelmatig controleren door het 
c
It
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats, 
vooral als de gordels beschadigingen 
vertonen.
re
inig de veiligheidsgordels met zeepsop of 
een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar 
bij het 
c
It
ro
Ën-
netwerk.
co
ntroleer na het neerklappen of verstellen 
van een stoel of de achterbank of de gordel 
zich op de juiste plaats bevindt en goed is 
opgerold.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van 
de aard en de kracht van de aanrijding , 
vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan. 
Het activeren van de gordelspanners gaat 
gepaard met wat onschadelijke rook en een 
knal, als gevolg van de activering van de 
pyrotechnische lading die in het systeem is 
geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van 
de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding 
controleren en eventueel vervangen door het 
cIt
ro
Ën-
 netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats. 
Veiligheid