12
Veiligheid
Het resetten van het systeem moet gebeuren bij afgezet contact
en stilstaande auto
:
- via het configuratiemenu van de auto bij auto's met display,
- met de knop in het dashboardkastje bij auto's zonder display.
)
Druk op de toets MENU
om het algemene
menu te openen.
)
Druk op de toets "
" of "
" om het
menu " Persoonlijke instellingen -
configuratie
", te selecteren en bevestig
uw keuze door op de middelste toets te
drukken.
)
Druk op de toets "
" of "
" om het
menu " Configuratie auto instellen
", te
selecteren en bevestig uw keuze door op
de middelste toets te drukken.
)
Druk op de toets "
" of "
" om de
categorie " Rijhulpsysteem
", te selecteren
en bevestig uw keuze door op de middelste
toets te drukken.
)
Druk op de toets "
" of "
" om
" Bandenspanning
"
" en ver volgens
" Reset
" te selecteren en bevestig uw
keuzes door op de middelste toets te
drukken.
Het resetten wordt bevestigd door een
melding.
Monochroom display C
Auto's zonder display
)
Open het dashboardkastje.
)
Houd deze knop enige tijd ingedrukt.
Een geluidssignaal met een lage toon geeft aan
dat het systeem is gereset.
Een geluidssignaal met een hoge toon geeft
aan dat het systeem niet is gereset.
De nieuw opgeslagen waarden van de
bandenspanning worden door het systeem
beschouwd als referentiewaarden.
13
7
Veiligheid
Storing
Het bandenspanningscontrolesysteem
werkt alleen betrouwbaar als bij het
resetten van het systeem de vier
banden de correcte spanning hebben.
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset
te worden na het aanbrengen of
ver wijderen van sneeuwkettingen.
Controleer na werkzaamheden aan
het systeem altijd de spanning van
de vier banden en reset het systeem
ver volgens.
Als het waarschuwingslampje te lage
bandenspanning gaat knipperen en ver volgens
blijft branden in combinatie met het lampje
Ser vice, wijst dit op een storing in het systeem.
In dat geval werkt de bandenspanningscontrole
mogelijk niet goed.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.