Ruiten ontdooien en ontwasemenToets indrukken.
IJs en condens verdwijnen snel van de
voorruit en voorste zijruiten.
Richt hiervoor de ventilatieroosters aan de zij‐
kant c.q. de zijruiten.
Luchthoeveelheid kan bij een actief pro‐
gramma worden aangepast.
Bij het beslaan van de ruiten ook de koelfunc‐
tie inschakelen en de AUTO-toets indrukken,
om gebruik te kunnen maken van de voordelen
van de condenssensor.
Achterruitverwarming Toets indrukken.
Achterruitverwarming wordt na enige
tijd automatisch uitgeschakeld.
Micro-/actief-koolstoffilter
Het micro-/actief-koolstoffilter filtert stof, pol‐
len en gasvormige schadelijke stoffen uit de
toegevoerde buitenlucht en luchtrecirculatie‐
functie.
Dit filter moet bij het onderhoud, zie pa‐
gina 225, van de auto worden vervangen.
Ventilatie Ventilatie, voor▷Hendel voor aanpassen van de uitstroom‐
richting, pijlen 1.▷Gekartelde knoppen voor het traploos ope‐
nen en sluiten van de uitstroomopeningen,
pijlen 2.▷Gekartelde knop voor het variëren van de
temperatuur bij het bovenlichaam, pijl 3.
Naar blauw: kouder.
Naar rood: warmer.
De ingestlede interieurtemperatuur voor
bestuurder en passagier wordt niet gewij‐
zigd.
Instelling van de ventilatie
▷Ventilatie om te koelen:
Uitstroomopeningen zo richten, dat de
lucht in uw richting wordt geleid, bijv. bij
een opgewarmde auto.▷Tochtvrije ventilatie:
Uitstroomopeningen zo richten dat de
lucht langs u stroomt.
Ventilatie achterin
▷Gekartelde knop voor het traploos openen
en sluiten van de uitstroomopeningen,
pijl 1.▷Gekartelde knop voor het variëren van de
temperatuur, pijl 2.
Naar blauw: kouder.
Naar rood: warmer.▷Hendel voor aanpassen van de uitstroom‐
richting, pijlen 3.Seite 169KlimaatregelingBediening169
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 245 - X/15
OnderhoudUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
BMW onderhoudssysteem Het onderhoudssysteem wijst op vereiste on‐
derhoudsmaatregelen en helpt zo om de auto
verkeers- en bedrijfsveilig te houden.
De omvang en intervallen kunnen verschillen
afhankelijk van de landspecifieke uitrusting.
Vervangingswerkzaamheden, reserveonderde‐
len, verbruiksmaterialen en materiaal onderhe‐
vig aan slijtage worden afzonderlijk berekend.
Meer informatie is bij een Service Partner van
de fabrikant of een andere gekwalificeerde
Service Partner of specialist verkrijgbaar.
Condition Based Service
CBS
Sensoren en speciale algoritmen houden reke‐
ning met het gebruik van uw auto. Condition
Based Service bepaalt daarmee het noodzake‐
lijk onderhoud.
Met dit systeem kan dus het onderhoud wor‐
den aangepast aan het individuele gebruiks‐
profiel.
Op het Control Display kan gedetailleerde in‐
formatie over servicebehoefte, zie pagina 91,
worden weergegeven.Servicegegevens in de
afstandsbediening
In de afstandsbediening wordt continu infor‐
matie opgeslagen over de onderhoudsbe‐
hoefte. De Service Partner kan deze gegevens
uitlezen en een op uw auto afgestemde onder‐
houdsbeurt voorstellen.
Overhandig de serviceadviseur daarom de af‐
standsbediening waarmee het laatst werd ge‐
reden.
Stilstandtijden Er wordt geen rekening gehouden met stil‐
standtijden met losgekoppelde voertuigaccu.
Daarom periodieke onderhoudswerkzaamhe‐
den, zoals vervangen van de remvloeistof en
evt. de motorolie en het micro-/actief-koolstof‐
filter, door een Service Partner van de fabrikant
of een andere gekwalificeerde Service Partner
of specialist laten uitvoeren.
OnderhoudsgeschiedenisOnderhouds- en reparatiewerkzaamheden bij
een Service Partner van de fabrikant of een an‐
dere gekwalificeerde Service Partner of speci‐
alist laten uitvoeren.
De uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden
worden in de onderhoudsbriefjes en in de
voertuiggegevens ingevoerd. De vermeldingen
zijn net zoals het onderhoudsboekje het bewijs
van regelmatig onderhoud.
Als een invoer in de elektronische onder‐
houdsgeschiedenis van de auto wordt opge‐
slagen, worden onderhoudsrelevante gege‐
vens niet alleen in de auto maar ook op de
centrale IT-systemen van BMW AG, München
opgeslagen.
De in de elektronische onderhoudsgeschiede‐
nis opgeslagen gegevens kunnen na een wijzi‐
ging van de autobezitter ook door de nieuweSeite 225OnderhoudMobiliteit225
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 245 - X/15
VerzorgingUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Na het wassen van de auto Algemeen
Regelmatig vreemde voorwerpen, bijv. blade‐
ren, bij geopende motorkap in het gebied on‐
der de voorruit verwijderen.
Zeker in de winter de auto vaker wassen.
Sterke verontreiniging en strooizout kunnen
tot schade aan de auto leiden.
Stoomreiniger en hogedrukreinigerAanwijzingen ATTENTIE
Bij het reinigen met een hogedrukreini‐
ger kunnen verschillende onderdelen worden
beschadigd door een te hoge druk of een te
hoge temperatuur. Er bestaat gevaar voor
schade. Voldoende afstand aanhouden en niet
continu sproeien. De bedieningsinstructies
voor de hogedrukreiniger in acht nemen.◀
Afstanden en temperatuur▷Maximale temperatuur: 60 ℃.▷Minimale afstand tot sensoren, camera's,
afdichtingen: 30 cm.▷Minimale afstand tot glazen dak: 80 cm.
Automatische wasinstallaties of
wasstraten
Aanwijzingen ATTENTIE
Door hogedruk wasinrichtingen kan in
het bereik van de ruiten water binnendringen.
Er bestaat gevaar voor schade. Hogedruk was‐
inrichtingen vermijden.◀
ATTENTIE
Bij ondeskundig gebruik van automati‐
sche wasinrichtingen of wasstraten kan
schade aan de auto ontstaan. Er bestaat ge‐
vaar voor schade. Neem de volgende aanwij‐
zingen in acht:
▷Wasinstallaties met lappen of installaties
met zachte borstels verdienen de voorkeur
om lakbeschadigingen te voorkomen.▷Wasinstallaties of wasstraten waarvan de
geleiderails hoger dan 10 cm zijn vermij‐
den, om schade aan de carrosserie te ver‐
mijden.▷Maximale bandbreedte van de geleiderails
in acht nemen, om schade aan banden en
velgen te vermijden.▷Buitenspiegels inklappen, om schade aan
de buitenspiegels te vermijden.▷Eventueel de regensensor deactiveren, om
schade aan de wisinstallatie voor te vermij‐
den.◀
In veel gevallen kan, afhankelijk van de interi‐
eurbeveiliging van het alarminstallatie, een on‐
gewenst alarm worden geactiveerd. Neem de
aanwijzingen ter vermijding van ongewenste
alarmen, zie pagina 46, in acht.
Om onterechte waarschuwingen te beperken,
het automatisch inschakelen van de PDC bij
Seite 244MobiliteitVerzorging244
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 245 - X/15
tige doek worden gereinigd. Vervolgens met
een zachte doek drogen.
Kunststof onderdelen Daartoe behoren:▷Oppervlakken van kunstleer.▷Dakhemel.▷Verlichtingsglas.▷Dekglas van het instrumentenpaneel.▷Matzwart gespoten delen.▷Gelakte delen in het interieur.
Gebruik voor de reiniging een microvezeldoek.
De doek evt. licht met water bevochtigen.
Dakhemel niet te nat maken.
ATTENTIE
Reinigers die alcohol of oplosmiddelen
bevatten zoals nitroverdunner, koudreiniger,
brandstof o.i.d. kunnen kunststof delen be‐
schadigen. Er bestaat gevaar voor schade. Ge‐
bruik voor de reiniging een microvezeldoek. De
doek evt. licht met water bevochtigen.◀
Veiligheidsgordels
Vervuilde gordels rollen niet goed op, waar‐
door de veiligheid nadelig wordt beïnvloed.
WAARSCHUWING
Chemische reinigers kunnen de stof van
de veiligheidsgordels aantasten. Ontbrekende
beschermende werking van de veiligheidsgor‐
dels. Er bestaat kans op letsel of levensgevaar.
Voor het reinigen van de veiligheidsgordels al‐
leen mild zeepsop gebruiken.◀
Gordels alleen in ingebouwde toestand met
mild zeepsop schoonmaken.
Veiligheidsgordels altijd in volkomen droge
toestand oprollen.
Vloerbedekking en vloermatten
WAARSCHUWING
Voorwerpen in de beenruimte aan be‐
stuurderszijde kunnen de gaspedaalslag be‐
perken of een ingedrukt pedaal blokkeren. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Voorwerpen in
de auto zo opbergen dat deze beveiligd zijn en
niet in de beenruimte aan bestuurderszijde
kunnen komen. Vloermatten gebruiken die
voor de auto goedgekeurd zijn en adequaat
aan de vloer bevestigd kunnen worden. Geen
losse vloermatten gebruiken en niet meerdere
vloermatten over elkaar leggen. Erop letten dat
voldoende ruimte voor de pedalen aanwezig is.
Erop letten dat de vloermatten weer veilig wor‐
den bevestigd nadat deze werden verwijderd,
bijv. voor reiniging.◀
Voor het reinigen kunnen de vloermatten uit de
auto worden genomen.
Vloertapijt bij sterkere vervuiling met een mi‐
crovezeldoek en water of textielreiniger
schoonmaken. Hierbij in de rijrichting vooruit
en achteruit wrijven, het tapijt kan anders ver‐
vilten.
Sensoren/cameralenzen
Gebruik voor de reiniging van sensoren of ca‐
meralenzen een met een beetje glasreiniger
bevochtigde doek.
Displays/beeldschermen/
beschermruit van het Head-Up
Display
ATTENTIE
Chemische reinigers, vocht of vloeistof‐
fen kunnen het oppervlak van displays en
beeldschermen beschadigen. Er bestaat ge‐
vaar voor schade. Gebruik voor de reiniging
een schone, antistatische microvezeldoek.◀Seite 247VerzorgingMobiliteit247
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 245 - X/15
G
Garantie 7
Gebruikte symbolen 6
Gedeeld scherm, split‐ screen 22
Gegevens, technische 252
Geïntegreerde gebruiksaan‐ wijzing in de auto 28
Geïntegreerde sleutel 32
Gemiddelde snelheid 96
Gemiddeld verbruik 96
Geparkeerde auto, condens‐ water 187
Gereedschap 227
Geschikte motoroliesoor‐ ten 221
Gevarendriehoek 238
Gewichten 253
Gladheid, zie buitentempera‐ tuurwaarschuwing 90
Glazen dak, elektrisch 48
Gloeilampen vervangen, zie Vervangen van lampen 227
Gordelherinnering voor be‐ stuurders- en passagiers‐
stoel 56
Gordelherinnering voor de achterbank 56
Gordels, veiligheidsgor‐ dels 54
GPS-plaatsbepaling, voer‐ tuigpositie 99
Grootlicht 76
Grootlichtassistent 105
H
Handbediening, Steptronic versnellingsbak 81
Handgeschakelde versnel‐ lingsbak, zie Handgescha‐
kelde versnellingsbak 79
Handmatige bediening, ach‐ teruitrijcamera 153 Handmatige bediening, bui‐
tenspiegel 60
Handmatige bediening, Park Distance Control PDC 150
Handmatige bediening, por‐ tierslot 38
Handmatige bediening, Side View 156
Handmatige bediening, tank‐ dopklep 205
Handmatige bediening, Top View 157
Handmatige luchthoeveel‐ heid 166, 168
Handmatige luchtverde‐ ling 166, 168
Handmatige snelheidsbe‐ grenzer 129
Handmatige versnellings‐ bak 79
Handrem, zie Parkeerrem 75
Head-Up Display 99
Head-Up Display, verzor‐ ging 247
Heet uitlaatsysteem 185
Helderheid, van het Control Display 99
Hellingshoeksensor 46
Hoekverlichting 104
Homepage 6
Hoofdairbags 108
Hoofdsteunen 51
Hoofdsteunen, achterin 57
Hoofdsteunen, voorin 56
Hoogte, auto 252
Hoogwater 185
Houder voor dranken 178
Hout, verzorging 246
HUD Head-Up Display 99
Hulp bij het wegrijden 139
Hulp bij pechgeval 237
I
IBA, geïntegreerde gebruiks‐ aanwijzing in de auto 28 Identificatienummer, zie Voer‐
tuigidentificatienummer 9
iDrive 16
IJswaarschuwing, zie buiten‐ temperatuurwaarschu‐
wing 90
In-/uitschakelen, zie Groot‐ lichtassistent 105
Individuele instellingen, zie Personal Profile 34
Info bestuurdersassistentie, op het Control Display 99
Info display, zie Boordcompu‐ ter 95
Inhaalverboden 93
Inhaalverbodinfo 93
Initialiseren, bandenpech‐ waarschuwing RPA 115
Initialiseren, bandenspan‐ ningscontrole RDC 112
Inklembeveiliging, glazen dak 49
Inklembeveiliging, ruiten 47
Inparkeerassistent 158
Inrijden, rijaanwijzingen 184
Inschakeltijden, interieurvoor‐ ventilatie 170
Instellingen op Control Dis‐ play 98
Instellingen opslaan van stoel, spiegels 58
Instellingen, stoelen/hoofd‐ steunen 51
Instellingen, ver-/ontgrende‐ len 44
Instrumentenpaneel 84
Instrumentenpaneel, elektro‐ nische weergaven 84
Instrumentenverlichting 107
Intelligente noodoproep 237
Intelligent Safety 117
Intensiteit, AUTO-pro‐ gramma 168
Interieurbeveiliging 46
Interieurverlichting 107 Seite 269Alles van A tot ZOpzoeken269
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 245 - X/15
Ontdooien, zie Ruiten ont‐dooien 169
Ontgrendelen/vergrendelen met afstandsbediening 36
Ontgrendelen/vergrendelen via portierslot 38
Ontgrendelen, instellin‐ gen 44
Oog voor borgkabel, rijden met een aanhangwa‐
gen 193
Opbergmogelijkheden 176
Opbergvak achterin 178
Opbergvakken 176
Opbergvakken in de portie‐ ren 177
Openen/sluiten via portier‐ slot 38
Openen en sluiten 32
Openen en sluiten, met af‐ standsbediening 36
Openen en sluiten, zonder af‐ standsbediening 38
Opmerkingen 6
Opslag, banden 211
Oude accu verwerken 234
Overbruggen, zie Start‐ hulp 238
Oververhitting van de motor, zie Koelvloeistoftempera‐
tuur 89
P Park Distance Control PDC 149
Parkeerassistent 158
Parkeerfunctie 60
Parkeerlicht 103
Parkeerrem 75
Parkeervergrendeling, elek‐ tronisch ontgrendelen 82
Parkeerwaarschuwing, zie PDC 149
Passagiersairbags, deactive‐ ring/activering 110 PDC Park Distance Con‐
trol 149
Pech, bandenpechwaarschu‐ wing RPA 115
Pech, vervangen van een wiel 233
Personal Profile 34
Personal Profile, profiel ex‐ porteren 35
Personal Profile, profiel im‐ porteren 35
Persoonlijke gegevens wis‐ sen 23
Persoonswaarschuwing met City-remfunctie 124
Plaats voor kinderen 63
Pleister, zie EHBO-tas 238
Portiersleutel, zie Afstands‐ bediening 32
Portierslot 38
Praktische tips voor het rij‐ den 185
Profiel, banden 209
Profile, zie Personal Pro‐ file 34
R Raapoliemethylester RME 207
Radio 6
Radiografische sleutel, zie Af‐ standsbediening 32
RDC bandenspanningscon‐ trole 111
Rechtsrijdend verkeer, instel‐ ling koplampen 106
Recycling 226
Regelsystemen, koersstabili‐ teit 134
Regensensor 77
Reiniging displays 247
Reinigingsmiddel voor vel‐ gen 246
Reinigingsvloeistof 78
Reis-boordcomputer 96 Reisdoelafstand 96
Remassistent 134
Remlicht, adaptief 131
Remlichten, dynamisch 131
Remmen, aanwijzingen 186
Remschijven inrijden 184
Remvoeringen inrijden 184
Reservewaarschuwing, zie Actieradius 90
Reservezekering 234
Reservoir voor sproeiervloei‐ stof 78
Reset, bandenspanningscon‐ trole RDC 112
Resetten, bandenspannings‐ controle RDC 112
Resterende actieradius 90
RES-toets 143
RES-toets, zie Actieve snel‐ heidsregeling, ACC 140
RES-toets, zie Snelheidsre‐ geling 146
Richtingaanwijzer achter 230
Richtingaanwijzer, zie Knip‐ perlicht 75
Rijaanwijzing, ECO PRO 197
Rijaanwijzingen, alge‐ meen 185
Rijbaanbegrenzing, waar‐ schuwing 126
Rijbelevingsschakelaar 136
Rijmodus 136
Rijmodus ECO PRO 195
Rijprogramma configure‐ ren 138
Rijstabiliteitsregelsyste‐ men 134
Rijstijlanalyse 201
Rijstrookwisselmelding 128
Rijtips 185
RME raapoliemethyles‐ ter 207
Roetdeeltjesfilter 185
Roetfilter 185
RON, benzinekwaliteit 206
Rondom de dakhemel 15 Seite 272OpzoekenAlles van A tot Z272
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 245 - X/15
Rondom de middencon‐sole 14
Rondom het stuurwiel 12
RPA bandenpechwaarschu‐ wing 115
RSC Runflat System Compo‐ nent, zie Banden met nood‐
loopeigenschappen 211
Rubber, verzorging 246
Rugleuning achterbank kan‐ telen 175
Rugleuningbreedte 54
Rugleuningcontour, zie Len‐ densteun 53
Ruitbediening 46
Ruitensproeierinstallatie 76
Ruitensproeiermonden 78
Ruitensproeiers, ruiten 78
Ruitenwisserinstallatie 76
Ruitenwissers, zie Ruitenwis‐ serinstallatie 76
Ruitenwisser, uitgeklapte stand 78
Run Flat-banden 211
S
Schade, banden 209
Schakelaars, zie Bedienings‐ organen 12
Schakelaar voor rijdyna‐ miek 136
Schakeling, handmatige ver‐ snellingsbak 79
Schakelpaddels op het stuur‐ wiel 82
Schakelpuntindicator 92
Scherm tegen verblin‐ ding 171
Schminkspiegel 171
Schokdempercontrole, dyna‐ misch 136
Schroevendraaier, zie Boord‐ gereedschap 227
Schuif-/kanteldak 48
Sensoren, verzorging 247 Servicegeschiedenis 92
Services, ConnectedDrive 6
Servotronic 139
Sfeerverlichting 107
Side View 155
Sigarettenaansteker 171
Signalen bij het ontgrende‐ len 44
Slepen, zie Aan- en wegsle‐ pen 240
Sleutel/afstandsbediening 32
Sleutelschakelaar voor passa‐ giersairbags 110
Slingeren van de aanhanger, zie Aanhangerstabilisatie‐
regeling 191
Slot, portier 38
Sluiten/openen met afstands‐ bediening 36
Sluiten/openen via portier‐ slot 38
Sneeuwkettingen 215
Snelheidsbegrenzer, hand‐ matig 129
Snelheidsbeperking, weer‐ gave 93
Snelheidslimietinfo 93
Snelheidslimietinformatie, boordcomputer 96
Snelheidslimiet, zie Handma‐ tige snelheidsbegren‐
zer 129
Snelheidsregeling 146
Snelheidsregeling, actief met Stop & Go 140
Snelheidswaarschuwing 97
SOS-toets 237
Spanning, banden 208
Spanningscontrole, ban‐ den 111
Spanningwaarschuwing RPA, banden 115
Speciale uitrustingen, stan‐ daard uitrustingen 7 Speed Limit Device, zie
Handmatige snelheidsbe‐
grenzer 129
Spiegels 59
Spiegels, memory 58
Splitscreen 22
SPORT+ - programma, rijdy‐ namiek 137
Sportbesturing, variabel 136
SPORT-programma, rijdyna‐ miek 137
Sportprogramma, versnel‐ lingsbak 81
Sportweergaven, koppel‐ weergave, vermogensweer‐
gave 97
Spraakgestuurd systeem 25
Sproeiervloeistof 78
Stabiliteitsregelsyste‐ men 134
Stadslicht 102
Standby-modus van de radio 71
Standventilatie 170
Start/stop-knop 70
Starten van de motor 71
Starten van de motor bij sto‐ ring 33
Starten, zie Starten van de motor 71
Startfunctie bij storing 33
Starthulp 238
Starthulp, zie DSC 134
Stationair draaien van de mo‐ tor tijdens het rijden, uitrol‐
len 199
Stationair uitrollen 199
Statusinformatie, iDrive 21
Steptronic Sport-versnel‐ lingsbak, zie Steptronic-ver‐
snellingsbak 79
Steptronic versnellings‐ bak 79
Stoelen 51
Stoel- en spiegelgeheu‐ gen 58 Seite 273Alles van A tot ZOpzoeken273
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 245 - X/15