▷Inschakelen en activeren.▷Het zoeken naar een parkeerruimte.▷Het inparkeren.
De status van het systeem en de noodzakelijke
handelingsaanwijzingen worden op het Control
Display weergegeven.
Ultrasone sensoren meten de parkeerruimte
aan beide zijden van de auto op.
De parkeerassistent berekent de optimale in‐
parkeerlijn en neemt gedurende het parkeren
de besturing over.
Aanwijzingen
Park Distance Control PDC, zie pagina 147,
maakt deel uit van de parkeerassistent.
Bij het inparkeren daarnaast ook de optische
en akoestische informatie en aanwijzingen van
de PDC, de parkeerassistent en de achteruitrij‐
camera in acht nemen en overeenkomstig rea‐
geren.
Luide geluidsbronnen buiten en binnen de
auto kunnen de PDC-signaaltoon overstem‐
men.
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssitua‐
tie juist in te schatten. Wegens systeembeper‐
kingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Ver‐
keerssituatie observeren en in de betreffende
situaties actief ingrijpen.◀
WAARSCHUWING
Bij gebruik van de trekhaak kan de par‐
keerassistent vanwege afgedekte sensoren
worden beschadigd. Er bestaat kans op een
ongeval of schade. Bij het rijden met een aan‐
hangwagen of bij gebruik van de trekhaak, bijv.
voor een fietsendrager, de parkeerassistent
niet gebruiken.◀
ATTENTIE
De parkeerassistent kan eventueel tegen
of over stoepranden sturen. Er bestaat gevaar
voor schade. Verkeerssituatie observeren en in
de betreffende situaties actief ingrijpen.◀
Een door de automatische start-stop-functie
afgezette motor wordt bij het activeren van de
parkeerassistent automatisch gestart.
Overzicht
Toets in de auto
Parkeerassistent
Ultrasone sensoren
De vier ultrasone sensoren voor het opmeten
van parkeerruimte bevinden zich voor- en ach‐
teraan aan de zijkant van de auto.
Om de correcte werking te waarborgen:
▷Sensoren schoon en ijsvrij houden.▷Met hogedrukreinigers niet langdurig en
met een afstand van minder dan 30 cm op
de sensoren spuiten.Seite 157RijcomfortBediening157
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
▷Niets op de sensoren plakken.
Voorwaarden
Voor het opmeten van parkeerruimten
▷Recht vooruitrijden tot ca. 35 km/h.▷Maximale afstand tot de rij geparkeerde
auto's: 1,5 m.
Geschikte parkeerruimte
Algemeen:
▷Ruimte achter een object dat minimaal
0,5 m lang is.▷Ruimte tussen twee objecten die beide mi‐
nimaal 0,5 m lang zijn.
Langs inparkeren parallel aan de rijbaan:
▷Minimale lengte van de ruimte tussen twee
objecten: eigen voertuiglengte plus ca.
0,8 m.▷Minimumdiepte: ca. 1,5 m.
Dwars parkeren:
▷Breedte van de ruimte tussen twee objec‐
ten: breedte van de eigen auto plus ca.
0,7 m tot maximaal 5 m.▷Minimale diepte: lengte eigene auto.
De diepte van dwarsparkeerruimten moet
door de bestuurder zelf worden ingeschat.
Op grond van technische grenzen kan het
systeem de diepte van dwarsparkeerruimte
slechts bij benadering bepalen.
Bij het parkeren
▷Portieren en kofferdeksel gesloten.▷Parkeerrem vrijgezet.▷Bij inparkeren in parkeerruimten aan de be‐
stuurderszijde moet evt. de betreffende
richtingaanwijzer worden gebruikt.Inschakelen en activeren
Inschakelen met de toets Toets indrukken.
LED brandt.
De actuele status van het zoeken naar een par‐
keerruimte wordt op het Control Display weer‐
gegeven.
Parkeerassistent wordt automatisch geac‐
tiveerd.
Inschakelen met de
achteruitversnelling
Achteruitversnelling inschakelen.
De actuele status van het zoeken naar een par‐
keerruimte wordt op het Control Display weer‐
gegeven.
Activeren:
"Parkeerassistent"
Weergave op het Control Display
Systeem geactiveerd/gedeactiveerd
Sym‐
boolBetekenis Grijs: systeem niet beschikbaar.
Wit: systeem beschikbaar, maar
niet geactiveerd. Systeem geactiveerd.
Zoeken naar een parkeerruimte en
status van het systeem
Seite 158BedieningRijcomfort158
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
▷Symbool P, zie pijl, op de autoweergave.
Parkeerassistent is geactiveerd en Zoeken
naar parkeerruimte actief.▷Geschikte parkeerruimten worden op het
Control Display aan de rand van de weg
naast het autosymbool weergegeven. Bij
actieve parkeerassistent worden de ge‐
schikte parkeerruimten gekleurd geaccen‐
tueerd.▷Bij eenduidig herkende dwars- of langspar‐
keerruimten stelt het systeem automatisch
de passende parkeermethode in. Bij par‐
keerruimten waarin zowel langs als dwars
kan worden ingeparkeerd, wordt een keu‐
zemenu weergegeven. In dit geval de ge‐
wenste parkeermethode handmatig kiezen.▷Parkeerprocedure actief.
Besturing is overgenomen.▷Zoeken naar parkeerruimten is bij lang‐
zaam recht vooruitrijden altijd actief, ook bij
gedeactiveerd systeem. Bij gedeactiveerd
systeem worden de weergaven op het
Control Display grijs weergegeven.
Inparkeren met de parkeerassistent
1. Toets indrukken of achteruitversnel‐
ling inschakelen, om de parkeerassistent in
te schakelen, zie pagina 158. Parkeerassis‐
tent eventueel activeren.
Parkeerassistent is geactiveerd.
2.Met een snelheid tot ca. 35 km/h en een af‐
stand van maximaal 1,5 m langs de rij ge‐
parkeerde voertuigen rijden.
De status van het zoeken naar een par‐
keerruimte en mogelijke parkeerruimtes
worden op het Control Display weergege‐
ven, zie pagina 158.3.Aanwijzingen op het Control Display opvol‐
gen.Om een optimale parkeerstand te berei‐
ken, de automatische besturing na het wis‐
selen van de versnelling bij stilstaande auto
afwachten.
De voltooiing van de parkeerprocedure
wordt op het Control Display weergege‐
ven.4.De parkeerstand eventueel zelf aanpassen.
Handmatig afbreken
De parkeerassistent kan op elk gewenst mo‐
ment worden afgebroken:
▷ "Parkeerassistent" Symbool op het
Control Display selecteren.▷Toets indrukken.
Automatisch afbreken
De werking van systeem wordt in de volgende
situaties automatisch afgebroken:
▷Bij vasthouden van het stuur of als er zelf
gestuurd wordt.▷Bij schakelen naar een versnelling, die niet
met de aanwijzing op het Control Display
overeenkomt.▷Bij snelheden boven ca. 10 km/h.▷Eventueel bij besneeuwde of gladde we‐
gen.▷Zo nodig bij moeilijk te overkomen obsta‐
kels, bijv. stoepranden.▷Bij plotseling verschijnende obstakels.▷Als de Park Distance Control PDC te ge‐
ringe afstanden weergeeft.▷Bij overschrijden van een maximaal aantal
inparkeerpogingen of de inparkeerduur.▷Bij deactiveren van DSC.▷Bij het omschakelen naar andere functies
op het Control Display.
Er wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven.
Seite 159RijcomfortBediening159
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
VoortzettenEen afgebroken parkeerprocedure kan eventu‐
eel worden voortgezet.
Daartoe de parkeerassistent opnieuw active‐
ren, zie pagina 158, en de aanwijzingen op het
Control Display opvolgen.
Uitschakelen
Het systeem kan als volgt worden gedeacti‐ veerd:▷Toets indrukken.▷Contact uitschakelen.
Grenzen van het systeem
Opmerking WAARSCHUWING
Het systeem kan in verband met de sys‐
teemgrenzen onjuist of niet reageren. Er be‐
staat kans op een ongeval of schade. De aan‐
wijzingen over de grenzen van het systeem in
acht nemen en eventueel actief ingrijpen.◀
Geen parkeerondersteuning
De parkeerassistent biedt in de volgende situ‐
aties geen ondersteuning:
▷In scherpe bochten.▷Bij rijden met aanhangwagen.▷Bij gedeactiveerde DSC.
Beperkte werking
De werking kan bijv. in de volgende situaties
beperkt zijn:
▷Op een oneffen ondergrond, bijv. bij grind‐
wegen.▷Op een gladde ondergrond.▷Op steile hellingen of afdalingen.▷Bij opeengehoopte bladeren of sneeuw op
de parkeerplaats.▷Bij greppels of afgronden, bijv. een haven‐
kant.
Grenzen van de ultrasoonmeting
Het waarnemen van objecten kan worden be‐
perkt door de grenzen van de natuurkundige
ultrasone meting, zoals bij de volgende om‐
standigheden:
▷Bij kleine kinderen en dieren.▷Bij personen met bepaalde kleding, bijv.
een dikke jas.▷Bij externe storing van het ultrageluid, bijv.
door voorbijrijdende voertuigen of la‐
waaiige machines.▷Bij vuile, bevroren, beschadigde of ver‐
stelde sensoren.▷Bij bepaalde weersomstandigheden, bijv.
hoge luchtvochtigheid, regen, sneeuwval,
extreme hitte, of sterke wind.▷Bij aanhangertrekstangen en -koppelingen
van andere voertuigen.▷Bij dunne of wigvormige voorwerpen.▷Bij bewegende objecten.▷Bij hoger gelegen en uitstekende objecten,
bijv. muuruitsparingen of bagage.▷Bij objecten met hoeken en scherpe kan‐
ten.▷Bij objecten met een dunne oppervlakte of
structuur, bijv. hekken.▷Bij objecten met poreuze oppervlakken.▷Bij uitstekende lading.
Reeds weergegeven, lage objecten, bijv. stoe‐
pranden, kunnen in het dode bereik van de
sensoren komen voordat of nadat reeds een
ononderbroken geluidssignaal klinkt.
Er kunnen eventueel parkeerruimten worden
herkend, die daartoe niet geschikt zijn, of ge‐
schikte parkeerruimten worden niet herkend.
Storing Er wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven.
Seite 160BedieningRijcomfort160
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
De parkeerassistent is uitgevallen. Systeem la‐
ten controleren.Seite 161RijcomfortBediening161
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Gedeeld scherm, split‐screen 22
Gegevens, technische 250
Geïntegreerde gebruiksaan‐ wijzing in de auto 28
Geïntegreerde sleutel 32
Gemiddelde snelheid 94
Gemiddeld verbruik 94
Geparkeerde auto, condens‐ water 185
Gereedschap 228
Geschikte motoroliesoor‐ ten 222
Gevarendriehoek 237
Gewichten 251
Gladheid, zie buitentempera‐ tuurwaarschuwing 88
Glazen dak, elektrisch 46
Gloeilampen vervangen, zie Vervangen van lampen 228
Gordelherinnering voor be‐ stuurders- en passagiers‐
stoel 54
Gordelherinnering voor de achterbank 54
Gordels, veiligheidsgor‐ dels 52
GPS-plaatsbepaling, voer‐ tuigpositie 97
Grootlicht 74
Grootlichtassistent 103
Grootlicht, gloeilamp vervan‐ gen 230
H Handbediening, Steptronic versnellingsbak 79
Handgeschakelde versnel‐ lingsbak, zie Handgescha‐
kelde versnellingsbak 77
Handmatige bediening, ach‐ teruitrijcamera 151
Handmatige bediening, bui‐ tenspiegel 58 Handmatige bediening, Park
Distance Control PDC 148
Handmatige bediening, por‐ tierslot 37
Handmatige bediening, Side View 154
Handmatige bediening, tank‐ dopklep 203
Handmatige bediening, Top View 155
Handmatige luchthoeveel‐ heid 164, 166
Handmatige luchtverde‐ ling 164, 166
Handmatige snelheidsbe‐ grenzer 127
Handmatige versnellings‐ bak 77
Handrem, zie Parkeerrem 73
Head-Up Display 97
Head-Up Display, verzor‐ ging 246
Heet uitlaatsysteem 183
Helderheid, van het Control Display 97
Hellingshoeksensor 44
Hoekverlichting 102
Homepage 6
Hoofdairbags 106
Hoofdsteunen 49
Hoofdsteunen, achterin 55
Hoofdsteunen, voorin 54
Hoogte, auto 250
Hoogwater 183
Houder voor dranken 176
Hout, verzorging 245
HUD Head-Up Display 97
Hulp bij het wegrijden 137
Hulp bij pechgeval 236
I IBA, geïntegreerde gebruiks‐ aanwijzing in de auto 28
Identificatienummer, zie Voer‐ tuigidentificatienummer 9 iDrive 16
IJswaarschuwing, zie buiten‐ temperatuurwaarschu‐
wing 88
In-/uitschakelen, zie Groot‐ lichtassistent 103
Individuele instellingen, zie Personal Profile 34
Info bestuurdersassistentie, op het Control Display 97
Info display, zie Boordcompu‐ ter 93
Inhaalverboden 91
Inhaalverbodinfo 91
Initialiseren, bandenpech‐ waarschuwing RPA 113
Initialiseren, bandenspan‐ ningscontrole RDC 110
Inklembeveiliging, glazen dak 47
Inklembeveiliging, ruiten 45
Inparkeerassistent 156
Inrijden, rijaanwijzingen 182
Inschakeltijden, interieurvoor‐ ventilatie 168
Instellingen op Control Dis‐ play 96
Instellingen opslaan van stoel, spiegels 56
Instellingen, stoelen/hoofd‐ steunen 49
Instellingen, ver-/ontgrende‐ len 42
Instrumentenpaneel 82
Instrumentenpaneel, elektro‐ nische weergaven 82
Instrumentenverlichting 105
Intelligente noodoproep 236
Intelligent Safety 115
Intensiteit, AUTO-pro‐ gramma 166
Interieurbeveiliging 44
Interieurverlichting 105
Interieurverlichting bij ont‐ grendelen 36 Seite 273Alles van A tot ZOpzoeken273
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Onderhoud, servicebe‐hoefte 89
Onderhoudsmiddelen 244
Onderhoudssysteem BMW 226
Ongewild alarm 44
Ontdooien van de ruiten, wasem op ruiten 164
Ontdooien, zie Ontdooien van de ruiten 164
Ontdooien, zie Ruiten ont‐ dooien 167
Ontgrendelen/vergrendelen met afstandsbediening 36
Ontgrendelen/vergrendelen via portierslot 37
Ontgrendelen, instellin‐ gen 42
Oog voor borgkabel, rijden met een aanhangwa‐
gen 191
Opbergmogelijkheden 174
Opbergvak achterin 176
Opbergvakken 174
Opbergvakken in de portie‐ ren 175
Openen/sluiten via portier‐ slot 37
Openen en sluiten 32
Openen en sluiten, met af‐ standsbediening 36
Openen en sluiten, zonder af‐ standsbediening 37
Opmerkingen 6
Opslag, banden 212
Oude accu verwerken 234
Overbruggen, zie Start‐ hulp 237
Oververhitting van de motor, zie Koelvloeistoftempera‐
tuur 87
P Park Distance Control PDC 147 Parkeerassistent 156
Parkeerfunctie 58
Parkeerlicht 101
Parkeerrem 73
Parkeervergrendeling, elek‐ tronisch ontgrendelen 80
Parkeerwaarschuwing, zie PDC 147
Passagiersairbags, deactive‐ ring/activering 108
PDC Park Distance Con‐ trol 147
Pech, bandenpechwaarschu‐ wing RPA 113
Pech, vervangen van een wiel 233
Personal Profile 34
Personal Profile, profiel ex‐ porteren 35
Personal Profile, profiel im‐ porteren 35
Persoonlijke gegevens wis‐ sen 23
Persoonswaarschuwing met City-remfunctie 122
Plaats voor kinderen 61
Pleister, zie EHBO-tas 237
Portiersleutel, zie Afstands‐ bediening 32
Portierslot 37
Praktische tips voor het rij‐ den 183
Profiel, banden 210
Profile, zie Personal Pro‐ file 34
R
Raapoliemethylester RME 205
Radio 6
Radiografische sleutel, zie Af‐ standsbediening 32
RDC bandenspanningscon‐ trole 109 Rechtsrijdend verkeer, instel‐
ling koplampen 104
Recycling 227
Regelsystemen, koersstabili‐ teit 132
Regensensor 75
Reiniging displays 246
Reinigingsmiddel voor vel‐ gen 245
Reinigingsvloeistof 76
Reis-boordcomputer 94
Reisdoelafstand 94
Remassistent 132
Remlicht, adaptief 129
Remlichten, dynamisch 129
Remmen, aanwijzingen 184
Remschijven inrijden 182
Remvoeringen inrijden 182
Reservewaarschuwing, zie Actieradius 88
Reservezekering 234
Reservoir voor sproeiervloei‐ stof 76
Reset, bandenspanningscon‐ trole RDC 110
Resetten, bandenspannings‐ controle RDC 110
Resterende actieradius 88
RES-toets 141
RES-toets, zie Actieve snel‐ heidsregeling, ACC 138
RES-toets, zie Snelheidsre‐ geling 144
Richtingaanwijzer achter 232
Richtingaanwijzer, zie Knip‐ perlicht 73
Rijaanwijzing, ECO PRO 195
Rijaanwijzingen, alge‐ meen 183
Rijbaanbegrenzing, waar‐ schuwing 124
Rijbelevingsschakelaar 134
Rijmodus 134
Rijmodus ECO PRO 193
Rijprogramma configure‐ ren 136 Seite 276OpzoekenAlles van A tot Z276
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15