Grenzen van het systeem
Met aanhanger of als de
aanhangwagencontactdoos in gebruik
is
De achterste sensoren kunnen geen zinvolle
metingen uitvoeren. Ze worden daarom uitge‐
schakeld.
Met de specifieke uitvoering wordt een Check-
Control-melding weergegeven.
Grenzen van de ultrasoonmeting Het waarnemen van objecten kan worden be‐
perkt door de grenzen van de natuurkundige
ultrasone meting, zoals bij de volgende om‐
standigheden:▷Bij kleine kinderen en dieren.▷Bij personen met bepaalde kleding, bijv.
een dikke jas.▷Bij externe storing van het ultrageluid, bijv.
door voorbijrijdende voertuigen of la‐
waaiige machines.▷Bij vuile, bevroren, beschadigde of ver‐
stelde sensoren.▷Bij bepaalde weersomstandigheden, bijv.
hoge luchtvochtigheid, regen, sneeuwval,
extreme hitte, of sterke wind.▷Bij aanhangertrekstangen en -koppelingen
van andere voertuigen.▷Bij dunne of wigvormige voorwerpen.▷Bij bewegende objecten.▷Bij hoger gelegen en uitstekende objecten,
bijv. muuruitsparingen of bagage.▷Bij objecten met hoeken en scherpe kan‐
ten.▷Bij objecten met een dunne oppervlakte of
structuur, bijv. hekken.▷Bij objecten met poreuze oppervlakken.
Reeds weergegeven, lage objecten, bijv. stoe‐
pranden, kunnen in het dode bereik van de
sensoren komen voordat of nadat reeds een
ononderbroken geluidssignaal klinkt.
Loos alarm
PDC kan onder de volgende voorwaarden een
waarschuwing weergeven, hoewel er zich geen
obstakel in het detectiegebied bevindt:▷Bij zware regenval.▷Bij sterke verontreiniging van of ijsvorming
op de sensoren.▷Bij met sneeuw bedekte sensoren.▷Bij ruw wegdek.▷Bij oneffenheden in het wegdek, bijv. ver‐
keersdrempels.▷In grote, rechthoekige gebouwen met
gladde muren, bijv. ondergrondse garages.▷In wasinstallaties en wasstraten.▷Door sterke uitlaatgassen.▷Bij scheefzittende afdekking van de trek‐
haak.▷Door andere ultrasone bronnen, bijv. veeg‐
machines, stoomstraalreinigers of tl-lam‐
pen.
De storing wordt gemeld door een afwisse‐
lend continu signaal tussen de luidsprekers
voor en achter. Zodra de storing door an‐
dere ultrasone bronnen niet meer aanwe‐
zig is, is het systeem weer volledig be‐
drijfsklaar.
Storing
Er wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven.
Op het Control Display wordt het detectiege‐
bied van de sensoren gearceerd weergegeven.
PDC is uitgevallen. Systeem laten controleren.
Achteruitrijcamera
Principe De achteruitrijcamera helpt bij het achter‐
waarts inparkeren en manoeuvreren. Hiertoe
wordt het gebied achter de auto op het Control
Display weergegeven.
Seite 131RijcomfortBediening131
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
toegestaan, moet een overeenkomstige stic‐
ker in het zicht van de bestuurder worden aan‐
gebracht. De sticker is verkrijgbaar bij een Ser‐
vice Partner of een gekwalificeerde specialist.
Bij het rijden met winterbanden de daarbij toe‐
gestane maximumsnelheid in acht nemen.
Banden met noodloopeigenschappen
Als de auto is uitgerust met banden met nood‐
loopeigenschappen voor de eigen veiligheid
alleen deze gebruiken. Ingeval van pech staat
geen reservewiel ter beschikking. Voor verdere
vragen kunt u altijd terecht bij een Service
Partner of een gekwalificeerde specialist.
Voor- en achterwielen vervangen
Op de voor- en achteras ontstaan vanwege de
verschillende rijomstandigheden verschillende
slijtagepatronen. Om een gelijkmatige slijtage
te verkrijgen kunnen de voor- en achterwielen
onderling worden verwisseld. Voor verdere
vragen kunt u altijd terecht bij een Service
Partner of een gekwalificeerde specialist. Na
het verwisselen de bandenspanning controle‐
ren en eventueel corrigeren.
Bij auto's met verschillende bandmaten of
velgmaten aan de voor- en achteras is een der‐
gelijke wissel niet toegestaan.
Opslag
Verwijderde wielen of banden moeten koel,
droog en zo mogelijk in het donker worden be‐
waard.
Bescherm banden tegen olie, vet en brandstof.
De op de zijkant van de band weergegeven
maximumbandenspanning niet overschrijden.Banden met
noodloopeigenschappen
Aanduiding
RSC-codering op de zijwand van de band.
De wielen bestaan uit n beperkte mate zelfdra‐
gende banden en speciale velgen.
Door de versteviging van de zijwand kan er met
de band bij verlies van bandenspanning nog
beperkt worden doorgereden.
Aanwijzingen voor het doorrijden met banden‐
pech in acht nemen.
Vervangen van banden met
noodloopeigenschappen
Voor uw eigen veiligheid alleen banden met
noodloopeigenschappen gebruiken. Ingeval
van pech staat geen reservewiel ter beschik‐
king. Voor verdere vragen kunt u altijd terecht
bij een Service Partner of een gekwalificeerde
specialist.
Bandenpech verhelpen Veiligheidsmaatregelen
▷Auto zo ver mogelijk uit de buurt van de
verkeersstroom en op een vaste onder‐
grond parkeren.▷Alarmknipperlichten inschakelen.▷Auto beveiligen tegen wegrollen, daarvoor
de parkeerrem vastzetten.Seite 185Wielen en bandenMobiliteit185
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
Hulp in geval van pechUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Waarschuwingsknipperlicht
De toets bevindt zich in de middenconsole.
Intelligente noodoproep
Principe Via dit systeem kan in noodsituaties een nood‐
oproep worden verzonden.
Algemeen
SOS-toets uitsluitend bij noodgevallen gebrui‐
ken.
Ook als er geen noodoproep via BMW mogelijk
is, kan het zijn dat een noodoproep naar een
openbaar alarmnummer tot stand wordt ge‐
bracht. Dit is onder andere afhankelijk van het
mobiele netwerk en de nationale wetgeving.
De noodoproep kan om technische redenen
onder ongunstige omstandigheden niet wor‐
den gegarandeerd.
Overzicht
SOS-toets in de dakhemel
Voorwaarden
▷In de auto geïntegreerde SIM-kaart is ge‐
activeerd.▷Standby-modus van de radio is ingescha‐
keld.▷Noodoproepsysteem is bedrijfsklaar.
Noodoproep versturen
1.Voor het openen licht op afsluitklep druk‐
ken.2.De SOS-toets indrukken tot LED in de
toets groen brandt.▷LED brandt groen: noodoproep geacti‐
veerd.
Als een onderbrekingsvraag op het display
wordt weergegeven, kan de noodoproep
worden afgebroken.
Indien de omstandigheden dit toelaten, in
de auto wachten tot de spraakverbinding
tot stand is gekomen.Seite 210MobiliteitHulp in geval van pech210
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
▷LED knippert groen als de verbinding met
het alarmnummer tot stand is gebracht.
Bij een noodoproep via BMW worden ge‐
gevens aan de alarmcentrale gestuurd, die
dienen voor het bepalen van de vereiste
reddingsmaatregelen. Bijv. de actuele po‐
sitie van de auto, wanneer deze kan wor‐
den bepaald. Als wedervragen van de
noodoproepcentrale onbeantwoord blijven
worden automatisch reddingsmaatregelen
genomen.▷Wanneer de LED groen knippert maar de
alarmcentrale niet meer te horen is via de
luidsprekers, kunt u echter voor de alarm‐
centrale toch nog te horen zijn.
Noodoproep automatisch activeren
Als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan,
wordt onmiddellijk na een zwaar ongeval auto‐
matisch een noodoproep verstuurd. De auto‐
matische noodoproep wordt niet beïnvloed
door het drukken op de SOS-toets.
Gevarendriehoek
De gevarendriehoek is aan de binnenzijde van
het kofferdeksel ondergebracht.
Om deze te verwijderen de houders losmaken.
EHBO-tas
Opmerking De houdbaarheid van enkele artikelen is be‐
perkt.
Houdbaarheidsdatum van de inhoud regelma‐
tig controleren en evt. aflopende artikelen tijdig
vervangen.
Locatie
De EHBO-tas bevindt zich rechts in de baga‐
geruimte in het opbergvak.
Starthulp
Algemeen
Bij een lege accu kan de motor met de accu
van andere auto met behulp van twee startka‐
bels worden gestart. Gebruik hiervoor alleen
startkabels met volledig geïsoleerde poolklem‐
men.
Aanwijzingen GEVAAR
Door het aanraken van spanningvoe‐
rende onderdelen bestaat kans op een elektri‐
sche schok. Er bestaat kans op letsel of le‐
vensgevaar. Geen onderdelen aanraken die
onder spanning kunnen staan.◀
Om lichamelijk letsel of schade aan de beide
auto's te voorkomen, niet van de onderstaande handelwijze afwijken.
Seite 211Hulp in geval van pechMobiliteit211
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
▷Stuurhoek is bij het rijden in de bochten
beperkt.▷Schuine stand van de sleepstang veroor‐
zaakt zijdelings gerichte kracht.
Sleepkabel
Erop letten dat de sleepkabel bij het wegrijden
van de trekkende auto strak staat.
Bij het slepen nylonkabels gebruiken, omdat
dit materiaal te abrupte trekbelasting voor‐
komt.
Sleepoog
Algemeen
Het schroefbare sleepoog altijd meenemen.
Het sleepoog kan bij BMW zowel aan de voor-
als de achterkant worden aangebracht.
Het sleepoog bevindt zich samen met het
boordgereedschap, zie pagina 200, in de baga‐
geruimte.
Aanwijzingen ATTENTIE
Als het sleepoog niet op de juiste manier
wordt gebruikt, ontstaat schade aan de auto of
aan het sleepoog. Er bestaat gevaar voor schade. De aanwijzingen voor gebruik van het
sleepoog in acht nemen.◀
Gebruik van het sleepoog:
▷Alleen het bij de auto behorende sleepoog
gebruiken en tot de aanslag vastdraaien.▷Het sleepoog alleen gebruiken voor het
slepen over een verharde weg.▷Het sleepoog aan de voorkant alleen voor
het manoeuvreren gebruiken.▷Dwarsbelastingen van het sleepoog voor‐
komen, de auto bijv. niet aan het sleepoog
optakelen.
Schroefdraad voor sleepoog
Op de markering aan de rand van de afdekking
drukken om deze naar buiten te duwen.
Aanslepen
Steptronic versnellingsbak
Auto niet aanslepen.
Vanwege de Steptronic versnellingsbak is het
starten van de motor door aanslepen niet mo‐
gelijk.
Oorzaak van de startproblemen laten verhel‐
pen.
Handversnelling:
De auto indien mogelijk niet aanslepen, maar
de motor starten met de starthulp, zie pa‐
gina 211. Met een katalysator de auto alleen
aanslepen bij een koude motor.
1.Alarmknipperlichten inschakelen, rekening
houden met landspecifieke voorschriften.2.Contact, zie pagina 65, AAN.3.Naar de 3e versnelling schakelen.Seite 215Hulp in geval van pechMobiliteit215
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
4.De auto laten aanslepen met ingedrukt
koppelingspedaal en de koppeling lang‐
zaam laten opkomen. Na het aanslaan van
de motor de koppeling direct weer indruk‐
ken.5.Op een geschikte plaats stoppen, sleep‐
stang of -kabel verwijderen, alarmknipper‐
lichten uitschakelen.6.Auto laten controleren.Seite 216MobiliteitHulp in geval van pech216
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
VerzorgingUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Na het wassen van de auto Algemeen
Regelmatig vreemde voorwerpen, bijv. blade‐
ren, bij geopende motorkap in het gebied on‐
der de voorruit verwijderen.
Zeker in de winter de auto vaker wassen.
Sterke verontreiniging en strooizout kunnen
tot schade aan de auto leiden.
Stoomreiniger en hogedrukreinigerAanwijzingen ATTENTIE
Bij het reinigen met een hogedrukreini‐
ger kunnen verschillende onderdelen worden
beschadigd door een te hoge druk of een te
hoge temperatuur. Er bestaat gevaar voor
schade. Voldoende afstand aanhouden en niet
continu sproeien. De bedieningsinstructies
voor de hogedrukreiniger in acht nemen.◀
Afstanden en temperatuur▷Maximale temperatuur: 60 ℃.▷Minimale afstand tot sensoren, camera's,
afdichtingen: 30 cm.▷Minimale afstand tot glazen dak: 80 cm.
Automatische wasinstallaties of
wasstraten
Aanwijzingen ATTENTIE
Door hogedruk wasinrichtingen kan in
het bereik van de ruiten water binnendringen.
Er bestaat gevaar voor schade. Hogedruk was‐
inrichtingen vermijden.◀
▷Wasinstallaties met lappen of installaties
met zachte borstels verdienen de voorkeur
om lakbeschadigingen te voorkomen.▷Wielen en banden mogen niet door trans‐
portinrichtingen worden beschadigd.▷Buitenspiegels inklappen, anders kunnen
deze, door de breedte van de auto, worden
beschadigd.▷Regensensor, zie pagina 72, deactiveren,
om een onbedoeld wissen te voorkomen.▷In veel gevallen kan, afhankelijk van de in‐
terieurbeveiliging van het alarminstallatie,
een ongewenst alarm worden geactiveerd.
Neem de aanwijzingen ter vermijding van
ongewenste alarmen, zie pagina 43, in
acht.
ATTENTIE
Te hoge geleiderails in wasinstallaties of
wasstraten kunnen carrosseriedelen beschadi‐
gen. Er bestaat gevaar voor schade. Wasinstal‐
laties of wasstraten waarvan de geleiderails
hoger dan 10 cm zijn vermijden.◀
Een wasstraat binnenrijden
De volgende stappen aanhouden, zodat de auto in een wasstraat kan rollen:
Seite 217VerzorgingMobiliteit217
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
Alles van A tot Z
TrefwoordenregisterA
Aanbevolen bandenmer‐ ken 184
Aanbevolen brandstof 180
Aandrijfslipregeling, zie DSC 120
Aanhangergewicht 228
Aanhangerstabilisatierege‐ ling 164
Aanklempunt, starthulp 212
Aankomsttijd 89
Aanslaan van de motor 66
Aansluiting van elektrische apparaten 148
Aansteker 147
Aanvullende tekstmeldin‐ gen 82
Aanvullingen en wijzigingen na redactiesluiting 7
Aanwijzing brandstofme‐ ter 82
ABS, anti-blokkeersys‐ teem 120
Acceleratie-assistent, zie Launch Control 77
Accessoires en onderdelen 7
Accu, auto 208
Accu, vervangen 208
Achterlichten 206
Achterlichtlampen 206
Achterruitverwar‐ ming 142, 145
Achteruitkijkspiegel 55
Achteruitrijcamera 131
Actief beschermingssysteem voor voetgangers 102
Actief-koolstoffilter 145
Actieradius 83
Actieve motorkap 102
Activeren, airbags 101 Actualiteit van de handlei‐
ding 7
Adaptief remlicht, zie Dynami‐ sche remlichten 118
Adaptieve bochtverlich‐ ting 95
Afdalingen 160
Afdichtmiddel 186
Afmetingen 224
Afstandsbediening/sleutel 32
Afstandsbediening, sto‐ ring 37
Afstandswaarschuwing, zie PDC 128
Afstand tot bestemming 89
Afvalverwerking, koelvloei‐ stof 197
Afzetten van de motor 67
Airbags 99
Airbagschakelaar, zie Sleutel‐ schakelaar voor passagiers‐
airbags 101
Airbags, controle-/waarschu‐ wingslampjes 100
Airconditioning, automa‐ tisch 140
Alarminstallatie 42
Alarm, ongewild 43
Alternatieve oliesoorten 194
Anti-blokkeersysteem, ABS 120
Anticipeerhulp 172
Antivries, sproeiervloei‐ stof 73
Aquaplaning 159
Asbak 147
Asbelastingen, gewich‐ ten 224
AUC automatische luchtrecir‐ culatiefunctie 144 Auto buiten bedrijf stel‐
len 221
Auto, inrijden 158
AUTO-intensiteit 144
Autokrik 207
Autolak 218
Automatisch dimmen, zie Grootlichtassistent 96
Automatische luchtrecircula‐ tiefunctie AUC 144
Automatische start-stop- functie 67
Automatische verlichtingsre‐ geling 94
Automatische versnellings‐ bak, zie Steptronic versnel‐
lingsbak 74
Automatisch vergrende‐ len 41
Auto-onderhoud 218
AUTO-programma, aircondi‐ tioning 141, 143
AUTO-programma, intensi‐ teit 144
Autosleutel, zie Afstandsbe‐ diening 32
Autowasinstallaties 217
B Bagage 161
Bagagedrager, zie Dakdra‐ ger 162
Bagageruimte, opbergvak‐ ken 154
Bagageruimte vergroten 149
Bandbeschadiging 183
Bandenafdichtmiddel 186
Banden, alles over wielen en banden 182 Seite 232OpzoekenAlles van A tot Z232
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15