Ga als volgt te werk om het knopje van
het slot weer in dezelfde stand te zetten
(alleen wanneer de acculading hersteld
is):
❒druk op knop
van de sleutel;
❒druk op de knop
voor
vergrendeling/ontgrendeling op het
dashboard;
❒open het voorportier door de sleutel
in het slot te steken;
❒trek aan de binnenhandgreep van het
portier.
6)
Initialisatie open-/
sluitmechanisme
Als de accu is losgekoppeld of als een
zekering is doorgebrand, dan moet
het open-/sluitmechanisme als volgt
opnieuw geïnitialiseerd worden:
❒sluit alle portieren;
❒druk op de knop
van de sleutel of
op de knop
op het dashboard;
❒druk op de knop
van de sleutel of
op de knop
op het dashboard.
BELANGRIJK
4) Gebruik dit mechanisme altijd
wanneer kinderen worden
vervoerd.
5) Controleer na bediening van dit
mechanisme op bij beide
achterportieren of het
daadwerkelijk is ingeschakeld
door aan de handgreep aan de
binnenzijde van de portieren te
trekken.6) Als bij ingeschakeld kinderslot en
de eerder beschreven
vergrendelingswijze de
binnenhandgreep van een
achterportier wordt bediend, lukt
het niet om het portier te openen
en komt alleen het knopje van
de sloten omhoog. Om het portier
te openen, moet de buitenste
handgreep worden bediend. Bij
inschakeling van de
noodvergrendeling wordt de knop
van de centrale
portiervergrendeling
niet buiten
werking gesteld.
61A0K0580
56
WEGWIJS IN UW AUTO
❒houd, nadat de ruit de eindaanslag
heeft bereikt, de knop "naar boven"
minstens 1 seconde ingedrukt.
Voor bepaalde versies/markten, na een
stroomonderbreking van de
regeleenheden (accu vervangen of
losgekoppeld of zekeringen van de
regeleenheden voor elektrische
ruitbediening vervangen), moet de
automatische ruitbediening opnieuw
geïnitialiseerd worden.De initialisatieprocedure moet met
gesloten portieren uitgevoerd worden,
zoals hieronder beschreven:
❒open de ruit van het
bestuurdersportier volledig en houd
de bedieningstoets minstens drie
seconden ingedrukt nadat de
(onderste) eindaanslag bereikt is;
❒sluit de ruit van het
bestuurdersportier helemaal en houd,
nadat de ruit het einde van de
opwaartse slag heeft bereikt, de
bedieningsknop minstens 3
seconden ingedrukt;
❒ga vervolgens op dezelfde wijze te
werk zoals beschreven onder punten
1 en 2 voor de ruit van het
passagiersportier;
❒controleer na afronding van de
initialisatieprocedure of de
automatische ruitbediening goed
werkt.
BAGAGERUIMTE
De ontgrendeling van de bagageruimte
gebeurt elektrisch en is uitgeschakeld
wanneer de auto rijdt.
OPENEN
Indien ontgrendeld, kan de
bagageruimte van buitenaf geopend
worden met het elektrische embleem
fig. 63 tot de klik van het ontgrendelen
wordt gehoord of met behulp van de
knop op de afstandsbediening.
Wanneer de achterklep wordt geopend,
knipperen de richtingaanwijzers twee
keer en gaat de
bagageruimteverlichting branden.
Wanneer de achterklep wordt gesloten,
gaat de verlichting automatisch uit.
De verlichting gaat ook uit wanneer de
bagageruimte een paar minuten open
wordt gelaten.
63A0K0068
59
Initialisatie elektrische
ruitbediening
Als de accu werd losgekoppeld of als
de zekering van de knelbeveiliging is
doorgebrand, moet het systeem
opnieuw worden geïnitialiseerd.
Initialisatieprocedure:
❒sluit de ruit volledig om handmatig te
initialiseren;
Achterklep van
binnenuit openen in
geval van nood
On de achterklep in geval van nood te
openen: verwijder de achterste
hoofdsteunen, klap de zittingen volledig
om (zie de paragraaf "Bagageruimte
uitbreiden") en druk op hendel A fig. 64.
SLUITEN
Laat de achterklep zakken en druk in
de buurt van het slot totdat het
vastklikt.
Op de binnenkant van de achterklep
zijn hendels A fig. 65 voorzien waarmee
de achterklep makkelijk kan worden
gesloten.BELANGRIJK Controleer of u in het
bezit van de sleutels bent voordat de
achterklep wordt gesloten. De
achterklep wordt namelijk automatisch
vergrendeld.
INITIALISATIE
BAGAGERUIMTE
BELANGRIJK Als de accu is
losgekoppeld of een zekering is
doorgebrand, dan moet de
vergrendeling van de achterklep
opnieuw worden geïnitialiseerd. Ga
hiervoor als volgt te werk:
❒sluit alle portieren en de achterklep;
❒Druk op knop
van de sleutel;
❒Druk op knop
van de sleutel.BAGAGERUIMTE
UITBREIDEN
De bagageruimte kan gedeeltelijk (1/3
of 2/3) of volledig worden uitgebreid
door de achterbank te scheiden.
Zie voor het uitbreiden van de
bagageruimte de beschrijvingen in de
paragrafen “Hoedenplank verwijderen”
en “Achterbank neerklappen”.
Hoedenplank
verwijderen
Ga als volgt te werk:
❒maak de uiteinden van de twee
trekkoorden A fig. 66 van de
hoedenplank los door de oogjes C uit
de steunpennen te verwijderen;
❒maak de pennen A fig. 67 buiten de
hoedenplank vrij en verwijder de
hoedenplank B door hem naar buiten
te trekken;
64A0K0583
65A0K0584
67A0K0585
60
WEGWIJS IN UW AUTO
OMSTANDIGHEDEN
WAARBIJ DE MOTOR
NIET WORDT AFGEZET
Bij ingeschakeld systeem wordt,
omwille van comforteisen,
emissieregeling en veiligheidsredenen,
de motor niet afgezet onder de
volgende omstandigheden
10):
❒nog koude motor;
❒buitengewoon lage
buitentemperatuur;
❒onvoldoende acculading;
❒bezig met regeneratie van het
roetfilter (DPF) (alleen bij
dieselmotoren);
❒bestuurdersportier niet gesloten;
❒veiligheidsgordel van de bestuurder
niet omgelegd;
❒ingeschakelde achteruit (bijv. bij het
parkeren);
❒bij versies met dual zone
automatische klimaatregeling (voor
bepaalde versies/markten), wanneer
een comfortabele temperatuur in
het interieur moet worden bereikt of
bij ingeschakelde MAX-DEF functie;
❒tijdens de inrijperiode, als het
systeem wordt geïnitialiseerd.OMSTANDIGHEDEN
WAARBIJ DE MOTOR
HERSTART
Bij ingeschakeld systeem wordt, om
redenen van comfort, emissiecontrole
en veiligheid, de motor niet afgezet
onder de volgende omstandigheden:
❒onvoldoende acculading;
❒onvoldoende onderdruk in het
remsysteem (bijvoorbeeld na
meermaals intrappen van het
rempedaal);
❒auto in beweging (bijvoorbeeld als
bergaf wordt gereden);
❒als de motor langer dan circa 3
minuten is afgezet door het
Start&Stop-systeem;
❒bij versies met dual zone
automatische klimaatregeling (voor
bepaalde versies/markten), wanneer
een comfortabele temperatuur in
het interieur moet worden bereikt of
bij ingeschakelde MAX-DEF functie.
Wanneer een versnelling is
ingeschakeld, kan de motor alleen
automatisch worden gestart door het
koppelingspedaal helemaal in te
trappen. De start wordt aan de
bestuurder gemeld met een bericht en,
voor bepaalde versies/markten, gaat
het symbool
op de display
knipperen.Opmerkingen
Als de bestuurder het koppelingspedaal
niet intrapt, kan de motor, 3 minuten
na het afzetten, alleen m.b.v. de
contactsleutel worden gestart.
Als de motor onbedoeld is afgeslagen,
bijvoorbeeld door het koppelingspedaal
te snel los te laten met ingeschakelde
versnelling, en het Start&Stop-systeem
is actief, dan kan men de motor
herstarten door het koppelingspedaal
helemaal in te trappen of door de
versnellingspook in de vrijstand
te schakelen.
VEILIGHEIDSINSTELLINGEN
Als het Start&Stop-systeem de motor
heeft afgezet en de bestuurder maakt
zijn veiligheidsgordel los en opent
het bestuurdersportier of het
passagiersportier, dan kan men de
motor alleen herstarten m.b.v. de
contactsleutel.
De bestuurder wordt op de hoogte
gebracht door een geluidssignaal, het
knipperen van het symbool
op de
display en bij sommige versies
verschijnt ook een melding op de
display.
74
WEGWIJS IN UW AUTO
"ENERGY SAVING"
FUNCTIE
(voor bepaalde versies/markten)
Als de bestuurder, na een automatische
start van de motor, gedurende 3
minuten geen enkele handeling uitvoert,
dan schakelt het Start&Stop-systeem
de motor definitief uit om brandstof
te kunnen besparen. In dergelijke
gevallen kan men de motor alleen
herstarten m.b.v. de contactsleutel.
OPMERKING De motor kan in elk geval
draaiende worden gehouden door het
Start&Stop-systeem uit te schakelen.
ONREGELMATIGE
WERKING
Indien zich een storing voordoet, wordt
het Start&Stopsysteem uitgeschakeld.
De bestuurder wordt op de hoogte
gebracht van de storing door het
knipperende
symbool (uitvoeringen
met multifunctioneel display) of
symbool (uitvoeringen met
herconfigureerbaar multifunctioneel
display). Voor bepaalde
uitvoeringen/markten, indien aanwezig,
wordt er ook een bericht weergegeven.
Neem in dit geval contact op met het
Alfa Romeo Servicenetwerk.LANGDURIGE STILSTAND
VAN DE AUTO
Als de auto enige tijd niet gebruikt
wordt (of als de accu wordt vervangen),
moet speciale aandacht besteed
worden aan het loskoppelen van de
stroomvoorziening van de accu.
Ga als volgt te werk: koppel de stekker
A fig. 83 (door bediening van knop B)
van de accusensor C op de minklem D
van de accu los. Deze sensor mag
nooit van de accu losgemaakt worden,
behalve bij vervanging van de accu.
48)
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens een minuut voordat u de
elektrische voeding van de accu
loskoppelt en vervolgens weer aansluit.STARTEN MET
HULPACCU
Wanneer men met een hulpaccu moet
starten, mag de minkabel (–) van de
hulpaccu nooit worden aangesloten op
de minpool A fig. 84 van de accu in
de auto. Sluit de minkabel aan op een
massapunt op de motor of op de
versnellingsbak.
49)
83A0K0594
84A0K0755
85A0K0614
75
BELANGRIJK
10) Als u de voorkeur geeft aan
klimaatcomfort, kan het
Start&Stop systeem uitgeschakeld
worden om een voordurende
werking van het aircosysteem toe
te staan.
BELANGRIJK
48) Wendt u zich voor vervanging
van de accu altijd tot het Alfa
Romeo Servicenetwerk. Vervang
de accu door een exemplaar van
hetzelfde type (HEAVY DUTY)
en met identieke specificaties.49) Controleer alvorens de
motorkap te openen of de motor
is afgezet en de contactsleutel
in de stand STOP staat. Volg
de instructies op die zijn
aangegeven op het plaatje op de
voorste traverse (fig. 85). Wij
adviseren om de contactsleutel uit
het contactslot te nemen als er
andere mensen in de auto
achterblijven. Alle inzittenden
moeten uit de auto stappen nadat
de contactsleutel is uitgenomen
of naar de STOP-stand is
gedraaid. Controleer bij het
tanken of de motor is afgezet en
of de contactsleutel in de stand
STOP staat.
iTPMS (indirect Tyre
Pressure
Monitoring System)
(voor bepaalde versies/markten)
BESCHRIJVING
De auto kan uitgerust zijn met het
iTPMS (indirect Tyre Pressure
Monitoring System) dat via de
wielsnelheidsensoren de toestand van
de bandenspanning controleert.
Het systeem waarschuwt de
bestuurder als een of meer banden leeg
zijn met een vast brand
waarschuwingslampje
en een
waarschuwingsbericht op het display.
Als slechts een band leeg is, kan het
systeem zijn positie aangeven: het
wordt echter aanbevolen om de
spanning van alle vier de banden te
controleren.
Deze aanduiding wordt ook
weergegeven nadat de motor wordt
afgezet en weer gestart wordt, zolang
de resetprocedure niet wordt
uitgevoerd.
76
WEGWIJS IN UW AUTO
De auto beschikt ook over een stekker
waarmee, na aansluiting van speciale
apparatuur, de door de regeleenheid
opgeslagen storingscodes en de
specifieke parameters voor diagnose en
werking van de motor kunnen worden
uitgelezen. Deze controle kan ook door
de verkeerspolitie worden verricht.
BELANGRIJK Na de storing te hebben
verholpen moet het Alfa Romeo
Servicenetwerk, om het systeem
volledig te controleren, tests uitvoeren
en zo nodig tests op de weg die ook
een lange afstandsrit kunnen vereisen.DUAL PINION
STUURBEKR
Werking
Dit systeem werkt alleen als de
contactsleutel in de stand MAR-ON
staat en bij draaiende motor. De
stuurinrichting zorgt ervoor dat de
benodigde kracht voor het verdraaien
van het stuurwiel wordt aangepast aan
de rijomstandigheden. Met de
DNA-standen van de “Alfa DNA
Systeem” hendel kunnen verschillende
soorten stuurbekrachtiging worden
gekozen (zie de paragraaf “Alfa
DNA-Systeem”).
56)
BELANGRIJK Na loskoppeling van de
accu moet de stuurbekrachtiging
geïnitialiseerd worden. Het lampje gaat
branden om dit aan te geven. Ga
hiervoor als volgt te werk: draai het
stuurwiel van het ene uiteinde naar het
andere of rijd circa honderd meter op
een rechtlijnig stuk weg.
BELANGRIJK
56) After-market werkzaamheden
waarbij wijzigingen van de
stuurinrichting of de stuurkolom
betrokken zijn (bv. bij montage
van een alarmsysteem) zijn ten
strengste verboden. Dergelijke
werkzaamheden kunnen de
prestaties van het systeem, de
garantie en de veiligheid in gevaar
brengen waardoor de auto niet
meer aan de typegoedkeuring
voldoet.
79
ACHTIGING
INBOUWVOOR-
VOOR AUTORADIO
(voor bepaalde versies/markten)
Als er bij de auto geenUconnect™5"
Radio ofUconnect™6.5" Radio
Nav is aangevraagd, wordt de auto
geleverd met een dubbel opbergvak in
het dashboard fig. 87.
De inbouwvoorbereiding voor een
autoradio bestaat uit:
❒voedingskabels autoradio, speakers
voor en achter en een antenne;
❒vak voor autoradio;
❒antenne op dak.De autoradio moet in het hiervoor
bestemde vak A fig. 87 gemonteerd
worden; toegang tot dit vak wordt
verkregen door te drukken op de twee
borglipjes in het vak zelf; de
voedingskabels kunnen hier gevonden
worden.
57)
BELANGRIJK
57) Neem voor verbinding van de
radio met de inbouwvoorbereiding
contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk om elk probleem
te voorkomen dat de veiligheid
van de auto in gevaar brengt.
OPTIONELE
ACCESSORIES
Als men na aanschaf van het voertuig
accessoires wil monteren die constante
elektrische voeding nodig hebben
(radio, diefstalalarm, satellietbewaking
via GPS enz.) of veel stroom verbruiken,
dient men contact op te nemen met
het gespecialiseerde personeel van het
Alfa Romeo Servicenetwerk. Zij kunnen
de meest geschikte apparatuur uit
het assortiment Lineaccessori
Alfa Romeo aanbevelen en controleren
of de elektrische installatie berekend
is op de vereiste belasting en of het
noodzakelijk is een accu met een
grotere capaciteit te monteren.
58)
MONTAGE VAN
ELEKTRISCHE/
ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN
Elektrische/elektronische systemen die
na aanschaf van de auto door de
aftersales-service worden gemonteerd,
moeten van het volgende merkteken
zijn voorzien:fig. 8887A0K0665
80
WEGWIJS IN UW AUTO
BEREIDING
88DISPOSITIVI-ELETTRONICI