
Beste klant,
Wij feliciteren u en bedanken u dat u voor een Alfa Romeo hebt gekozen.
Wij hebben dit boekje opgesteld om u te helpen alle kenmerken van dit voertuig te leren kennen en het op de beste manier te
gebruiken. Dit voertuig is bedoeld voor dagelijks gebruik maar ook voor specifiek gebruik. Neem de tijd om bekend te raken met alle
dynamische opties van uw auto.
Dit boekje bevat informatie, adviezen en belangrijke waarschuwingen voor een juist gebruik van het voertuig, zodat u het maximum
uit de technologische eigenschappen van uw Alfa Romeo kunt halen.
Het wordt geadviseerd het eerst helemaal te lezen voordat u voor de eerste keer de weg op gaat, om bekend te raken met de
bedieningselementen en met name die elementen die betrekking hebben op de remmen, stuurinrichting en versnellingsbak,
tegelijkertijd kunt u het gedrag van het voertuig op verschillende wegdekken begrijpen.
In dit document vindt u tevens een beschrijving van de speciale kenmerken en tips, evenals belangrijke informatie over veilig rijden,
onderhoud van en zorg voor uw Alfa Romeo.
Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in de toekomst gemakkelijk
kunt raadplegen en om ervoor te zorgen dat het aan boord van het voertuig blijft indien het verkocht mocht worden.
In het bijgevoegde Garantieboekje vindt u ook de beschrijving van de Diensten die Alfa Romeo haar klanten biedt, het
Garantiecertificaat en de details van de voorwaarden om de geldigheid ervan te behouden.
Wij zijn ervan overtuigd dat u met behulp van deze middelen spoedig vertrouwd zult raken met uw nieuwe auto en de service van de
mensen bij Alfa Romeo zult waarderen.
Veel leesplezier gewenst .. en goede reis!
BELANGRIJK
Dit instructieboekje beschrijft alle voertuigversies. Optionele inhoud, uitrusting bedoeld voor specifieke markten of bijzondere
versies worden niet als dusdanig geïdentificeerd in de tekst: u hoeft alleen rekening te houden met de informatie die hoort bij
de versie die u bezit. Bijzonderheden die tijdens de fabricage van het model geïntroduceerd zijn, behalve het speciale verzoek
om opties op het moment van de aanschaf, zullen aangegeven worden met de tekst(waar aanwezig).
Alle in deze publicatie vermelde gegevens zijn bedoeld om u te helpen uw voertuig op de best mogelijke wijze te gebruiken.
Alfa Romeo S.p.A. streeft naar een constante verbetering van de gefabriceerde voertuigen. Daarom behoudt zij zich het recht
voor wijzigingen aan het beschreven model aan te brengen om technische en/of commerciële redenen.
Neem voor meer informatie contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.

BELANGRIJK
4)De bekleding van uw voertuig is
ontworpen om bestand te zijn tegen slijtage
bij normaal gebruik van het voertuig. Er
moeten wel enkele voorzorgsmaatregelen
getroffen worden. Vermijd excessief schuren
tegen kledingaccessoires zoals metalen
gespen en klittenband die, als ze veel druk
uitoefenen in een klein gebied, zouden
kunnen afbreken, met beschadiging van de
bekleding als gevolg.
5)Plaats geen enkel type items onder de
elektrisch afgestelde stoelen, omdat deze
hun beweging kunnen verhinderen of de
bedieningselementen op andere wijze
kunnen beschadigen.
6)Verwijder voordat de rugleuning wordt
ingeklapt alle voorwerpen die op de zitting
liggen.
HOOFDSTEUNEN
INSTELLINGEN
13)
De hoofdsteunen kunnen in hoogte
versteld worden: ga hiervoor als volgt te
werk.
Omhoog verstellen: breng de hoofdsteun
omhoog tot deze op zijn plaats vastklikt.
Omlaag verstellen: druk op knop 1
fig. 21 (voorste hoofdsteunen) of 1
fig. 22 (zijhoofdsteunen) en breng de
hoofdsteun omlaag.
BELANGRIJK Voor maximale
zichtbaarheid voor de bestuurder,
worden de hoofdsteunen naar de
ruststand, volledig omlaag, gebracht
indien deze niet worden gebruikt.HOOFDSTEUNEN (verwijderen)
Ga als volgt te werk om de hoofdsteunen
te verwijderen:
trek de hoofdsteunen tot hun
maximumhoogte uit;
druk op de knop 1 en mechanisme 2
fig. 21 (voorste hoofdsteunen) of 1 en 2
fig. 22 (achterste hoofdsteunen) aan de
zijde van de twee steunen, en verwijder
de hoofdsteunen door ze omhoog te
trekken.
2104076S0001EM
2204076S0002EM
22
KENNISMAKING MET DE AUTO

Hef de hendel op (onstabiele stand) om
de MIST-functie in te schakelen: de
werking wordt beperkt tot de tijd dat de
hendel in deze stand wordt gehouden. Bij
het loslaten keert de hendel terug naar de
beginstand en wordt de werking van de
ruitenwissers automatisch afgebroken.
Deze functie is handig om een dun laagje
vuil of ochtenddauw van de voorruit te
verwijderen.
BELANGRIJK Met deze functie wordt de
ruitensproeier niet geactiveerd; er wordt
dus geen ruitensproeiervloeistof op de
voorruit gesproeid. Om
ruitensproeiervloeistof op de voorruit te
sproeien, moet de sproeifunctie gebruikt
worden.
Met draaiknopje in stand
of,
wordt de wissnelheid automatisch aan de
voertuigsnelheid aangepast.Automatische wis-/wasregeling
Trek de hendel naar het stuur (onstabiele
stand) om de ruitensproeier in te
schakelen.
Houd de hendel aangetrokken om zowel
de ruitensproeier als de ruitenwisser in
één enkele beweging automatisch in te
schakelen.
Als de hendel wordt losgelaten, stopt de
ruitenwisser na drie slagen.
Na circa 6 seconden volgt nog een extra
reinigingsslag.
REGENSENSOR
Deze bevindt zich achter de
achteruitkijkspiegel, in contact met de
voorruit en detecteert de aanwezigheid
van regen en regelt het wissen van de
voorruit aan de hand van de hoeveelheid
water op de ruit.
Inschakelen/uitschakelen
9) 10)
Door het draaiknopje fig. 34 naar stand
ofte draaien, wordt de
regensensor geactiveerd.
Als de regensensor wordt ingeschakeld,
maken de ruitenwissers één wisslag.
(aanduidend dat de opdracht is
aangenomen).
Gebruik het draaiknopje fig. 34 of draai
de startinrichting op STOP.Als de startinrichting naar de stand STOP
wordt gedraaid, terwijl draaiknopje
fig. 34 in in
ofstaat, zal er,
wanneer het voertuig weer wordt gestart
(startinrichting in stand ON), geen
wiscyclus worden uitgevoerd, ook al
regent het.
19)
BELANGRIJK
19)Zorg ervoor dat het systeem is
uitgeschakeld als de voorruit moet worden
schoongemaakt.
BELANGRIJK
7)Gebruik de ruitenwissers nooit om
opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit te
verwijderen. Onder dergelijke
omstandigheden wordt bij overbelasting van
de ruitenwisser de beveiliging ingeschakeld,
waardoor de ruitenwisser enkele seconden
wordt uitgeschakeld. Als hierna de
ruitenwisser niet meer werkt, ook niet na de
motor opnieuw te hebben gestart, neem dan
contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
8)Schakel de ruitenwissers niet met van de
ruit opgeheven wisserbladen in.
9)Schakel de regensensor nooit in tijdens
een schoonmaakbeurt in een wastunnel.
10)Zorg ervoor dat het systeem is
uitgeschakeld als er ijs op de voorruit zit.
3404146S0001EM
31

ACTIEVE
VEILIGHEIDSSYSTEMEN
Het voertuig kan voorzien zijn van de
volgende actieve
veiligheidsvoorzieningen:
ABS (antiblokkering van de wielen);
DTC (Regeling aandrijflijn);
ESC (Electronic Stability Control)
(Elektronische Stabiliteitsregeling);
TC (Traction Control) (Tractieregeling);
PBA (Hydraulic Brake Assist)
(Hydraulische remondersteuning);
HSA (Hill Starting Assist)
(Ondersteuning bij wegrijden op een
helling);
AST (Alfa™ Steering Torque);
ATV (Alfa™ Active Torque Vectoring).
Zie de volgende pagina's voor de
beschrijving van de werking van deze
systemen.
ABS (Anti-lock Braking System)
Dit systeem, dat deel uitmaakt van het
remsysteem, voorkomt het blokkeren of
slippen van een of meerdere wielen op
alle soorten wegdek en ongeacht de
kracht van de remwerking, zodat het
voertuig ook tijdens paniekremmen
onder controle gehouden kan worden en
de remweg wordt geoptimaliseerd.
Het systeem grijpt in tijdens het remmen
wanneer de wielen dreigen te blokkeren
tijdens paniekremmen of onder slechteadhesiecondities, waarbij blokkering
vaker kan voorkomen.
Het systeem verhoogt tevens de
controleerbaarheid en stabiliteit van het
voertuig wanneer op oppervlakken met
verschillende grip voor de wielen aan
rechter- en linkerzijde of in bochten
wordt geremd.
Het geheel wordt aangevuld met het
EBD-systeem (Electronic Braking Force
Distribution) dat voor de verdeling van de
remkracht tussen de voor- en de
achterwielen zorgt.
Inwerkingtreding van het systeem
De ABS uitgerust op dit voertuig is
voorzien van de "Brake-by-wire"-functie
(Remsysteem - IBS). Wanneer dit
systeem wordt de rempedaalbesturing
gegeven door het intrappen van het
rempedaal niet hydraulisch maar
elektronisch overgebracht, daarom is de
lichte pulsatie die gevoeld kon worden op
het pedaal bij het traditionele systeem,
niet langer voelbaar.
30) 31) 32) 33) 34) 35)
DTC-SYSTEEM (Regeling aandrijflijn)(indien aanwezig)
Sommige versies van dit voertuig zijn
uitgerust met een vierwielaandrijving
(AWD), geactiveerd op aanvraag, die u
een optimale rijmanier geven voor
ontelbare rijcondities enwegoppervlakken. Het systeem
reduceert slippen van de banden tot een
minimum, herverdeelt automatisch het
koppel naar de voorste en achterste
wielen, waar nodig.
Om brandstofbesparing tot een
maximum te verhogen, gaat het voertuig
met AWD automatisch over op
achtervierwielaandrijving (RWD)
wanneer de weg en de
milieuomstandigheden zodanig zijn dat
de banden daardoor niet gaan slippen.
Wanneer de weg en de
milieuomstandigheden betere tractie
vereisen, gaat het voertuig automatisch
in de AWD-modus.
36)
De rijmodus, RWD of AWD, wordt
getoond op het
instrumentenpaneeldisplay.
BELANGRIJK Als het storingssymbool
van het systeem inschakelt na het
starten van de motor of tijdens het rijden,
betekent dit dat het AWD-systeem niet
goed werkt. Het waarschuwingsbericht
activeert vaak, het wordt aanbevolen om
de onderhoudswerkzaamheden te
verrichten.
37)
68
VEILIGHEID

28)De Bandenreparatiekit, voorzien bij het
voertuig, is compatibel met de TPMS
sensoren. Het gebruik van andere
afdichtmiddelen dan die in de
oorspronkelijke kit kunnen van negatieve
invloed zijn op de werking. Als andere dan de
originele afdichtmiddelen worden gebruikt,
wordt geadviseerd de TPMS-sensoren te
laten controleren door een gekwalificeerd
reparatiecentrum.BESCHERMINGSSYSTEMEN
INZITTENDEN
Tot de belangrijkste
veiligheidsvoorzieningen van de auto
behoren de volgende
beschermingssystemen:
veiligheidsgordels;
SBA (Gordelwaarschuwing) Systeem;
hoofdsteunen;
kinderzitjes;
frontairbags en zijairbags.
Lees de informatie vermeld op de volgende
pagina's uiterst aandachtig door. Het is van
fundamenteel belang dat de
beschermingssystemen op de juiste manier
gebruikt worden om het maximaal
mogelijke veiligheidsniveau voor de
bestuurder en de passagiers te garanderen.
Zie voor de verstelling van de
hoofdsteunen paragraaf "Hoofdsteunen"
in het hoofdstuk "Kennismaking met het
voertuig".
VEILIGHEIDSGORDELS
Alle veiligheidsgordels hebben drie
verankeringspunten, elk met hun eigen
oprolmechanisme.
Het mechanisme van de oprolautomaat
werkt door vergrendeling van de gordel
wanneer er heftig geremd wordt of door
een sterke deceleratie wegens een
botsing. Zo kan de gordel vrij schuiven en
kan hij zich aanpassen aan het lichaam
van de inzittende. In het geval van een
ongeval, zal de gordel geblokkeerd
worden waardoor het risico van impact
binnenin het interieur en het naar buiten
geslingerd worden van een persoon
beperkt worden.
De bestuurder moet zich aan alle
plaatselijke wettelijke voorschriften met
betrekking tot de verplichting en de
manier waarop de gordel wordt gebruikt
houden en moet er ook voor zorgen dat
andere inzittenden van het voertuig deze
voorschriften naleven.
Leg de veiligheidsgordel altijd om
alvorens weg te rijden.
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
De veiligheidsgordel moet omgelegd
worden terwijl men goed rechtop, met de
rug tegen de rugleuning zit.
Om de gordels vast te maken, de gesp 1
fig. 76 vasthouden en deze in sluiting
82
VEILIGHEID

2 steken, totdat de klik van het
vergrendelen wordt gehoord.
Als tijdens het uittrekken de gordel
blokkeert, laat hem dan een stukje
teruglopen en trek hem vervolgens
langzaam uit.
Om de gordel los te maken, druk op knop
3 en begeleid de gordel tijdens het
teruglopen met de hand, zodat hij niet
draait.
67)
De oprolautomaat kan blokkeren als het
voertuig op een steile helling staat: dit is
normaal. Bovendien blokkeert de
oprolautomaat als de gordel snel word
uitgetrokken of bij hard remmen,
botsingen en bij bochten die op hoge
snelheid worden genomen.
Leg de achterste veiligheidsgordels om
zoals getoond in fig. 77 en fig. 78 .Anders dan de veiligheidsgordels aan de
zijkanten, heeft de middelste een
dubbele sluiting. Rol de gordel af, pak de
bevestigingsgesp 3 fig. 77 en
introduceer deze in de behuizing 4, breng
dan gesp 2 in behuizing 1 en zorg ervoor
dat beide gordels correct bevestigd
worden.
Om gesp 3 los te laten, druk op knop
5 met een van beide
gordelbevestigingsgespen.
68)
BELANGRIJK
67)Druk tijdens het rijden nooit op knop 3.
68)Onthoud dat passagiers op de
achterbank die geen gordel dragen bij een
ongeval blootgesteld worden aan een groot
risico en bovendien een gevaar opleveren
voor de inzittenden voorin.
7606056S0001EM
7706056S0002EM
7806056S0003EM
83

101)Het elektro-hydraulische remsysteem
is niet actief totdat de motor begint te lopen.
De rempedaalslag zal langer zijn dan
normaal. Dit duidt niet op een storing.
102)Probeer de motor nooit te starten door
de auto te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden. Hierdoor kan de
katalysator worden beschadigd.
BELANGRIJK
30)Wij adviseren om gedurende de
beginperiode, of gedurende de eerste
1600 km (1000 mijl) niet de maximale
prestaties van de auto te eisen (bijv. snel
accelereren, lange afstanden op topsnelheid,
krachtig remmen etc.).
31)Laat de startinrichting nooit in de stand
MAR staan als de motor is afgezet, zodat de
accu niet onnodig wordt ontladen.
32)Als het
waarschuwingslampje na
het starten of na langdurig "aanzwengelen"
gaat knipperen, duidt dit op een defect van
het voorgloeisysteem. Als de motor start,
kan het voertuig normaal gebruikt worden,
maar moet er zo snel mogelijk contact
opgenomen worden met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
33)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt
brandstof en is schadelijk voor de motor.
ELEKTRISCHE PARKEERREM
Het voertuig is uitgerust met een
elektrische parkeerrem die een beter
gebruik en optimale prestaties
garandeert in vergelijking met een
handbediende parkeerrem.
De elektrische parkeerrem bestaat uit
een schakelaar, die zich op de
tunnelconsole bevindt fig. 101, een
motor met remklauw voor elk achterwiel
en een elektronische regelmodule.
De elektrische parkeerrem kan op twee
manieren worden ingeschakeld:
handmatig, door de schakelaar op de
tunnelconsole uit te trekken;
automatischin omstandigheden van
"Safe Hold" of "Autom. Parkeerrem".
BELANGRIJK Normaalgesproken wordt
de elektrische parkeerrem automatisch
ingeschakeld wanneer de motor wordtafgezet. De functie kan worden
ingeschakeld/uitgeschakeld via het
Connectsysteem door het selecteren van
de volgende functies in volgorde op het
hoofdmenu: "Instellingen",
"Bestuurdersassistentie" and
"Automatische parkeerrem".
BELANGRIJK Schakel de elektrische
parkeerrem altijd in voordat u het
voertuig verlaat.
BELANGRIJK Naast het parkeren van het
voertuig met de parkeerrem altijd
ingeschakeld, het wiel gestuurd, wiggen
of stenen geplaatst voor de wielen
(indien op een steile helling), moet u altijd
inschakelen:
Handgeschakelde versnellingsbak:
Schakel de 1eversnelling in als de
auto op een helling omhoog staat
geparkeerd en de achteruitversnelling bij
een helling omlaag.
Automatische versnellingsbak:
zet hem in P (Park) modus.
BELANGRIJK Als de accu van het
voertuig defect is, moet de accu
vervangen worden om de elektrische
parkeerrem te ontgrendelen.
De parkeerrem handmatig inschakelen
103) 104) 105)
Bedien kort de schakelaar die zich op de
tunnelconsole bevindt om de elektrische
10107046S0001EM
107

"ALFA DNA™"SYSTEEM
"ALFA DNA™"SYSTEEM
Dit systeem wordt bediend met de
selector (op de tunnelconsole) fig. 106,
hiermee kunnen verschillende rijmodi
geselecteerd worden overeenkomstig de
rijstijl en de conditie van het wegdek:
d = Dynamic (sportieve rijmodus)
n = Normal (rijmodus voor normale
omstandigheden)
a = Advanced Efficiency
(ECO-rijmodus voor maximale
brandstofbesparing).
Op het display van het
instrumentenpaneel worden de
verschillende modi gekenmerkt door
verschillende kleuren:
Normal - Blauw,
Dynamic - Rood
Advanced Efficiency - Groen
RIJMODI
"Normale" modus
Inschakelen/uitschakelen
Deze wordt geactiveerd door de
kiesschakelaar naar de letter "n" te
draaien, het display wordt blauw verlicht.
Om de Normaal modus uit te schakelen,
de kiesschakelaar bewegen naar een
andere modus ("d" of "a").
Modus "Dynamic"
Inschakelen/uitschakelen
Deze wordt ingeschakeld door de
kiesschakelaar naar de letter "d" te
draaien, het display wordt rood verlicht.
Om de Dynamische modus uit te
schakelen, de selector naar "n", Normale
modus, bewegen.
"Advanced Efficiency" Modus
Inschakelen/uitschakelen
Deze wordt ingeschakeld door de
kiesschakelaar naar de letter "a" te
draaien, het display wordt groen verlicht.
Om de Advanced Efficiency modus uit te
schakelen, de selector naar "n", Normale
modus, bewegen.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Wanneer de motor de volgende keer
gestart wordt, blijft de eerdere keuze
"Advanced Efficiency", "Dynamic" en
"Normal" modus ingeschakeld. Het
systeem zal heractiveren in "AdvancedEfficiency", "Dynamic" of "Normal"
afhankelijk van welke modus
geselecteerd was voordat de motor werd
uitgeschakeld.
Direct schakelen van de “Dynamic”
naar de “Advanced Efficiency” modus en
omgekeerd is niet mogelijk. Eerst moet
altijd de "Normal" modus worden
geactiveerd en dan de andere modus
selecteren.
10607076S0504EM
114
STARTEN EN RIJDEN