Page 33 of 181

Cd-speler33GebruikCd afspelen starten
Duw de cd met de beschreven kant
omhoog zo ver in de cd-sleuf dat deze naar binnen wordt getrokken.
Het afspelen van de cd start automa‐
tisch en het hoofdmenu CD of Mp3-
cd verschijnt.
Als er al een cd geplaatst is, maar het
hoofdmenu CD of Mp3-cd niet actief
is, druk dat op ; en selecteer daarna
CD .
Het hoofdmenu CD of Mp3-cd ver‐
schijnt en het afspelen van de CD
wordt gestart.Afhankelijk van de data die op de au‐
dio CD of Mp3-cd is opgeslagen, ver‐
schijnt er op het display meer of min‐
der gedetailleerde informatie over de
cd en de actuele track.
Let op
Wanneer er al een audiobron actief
is, kunt u door de verschillende au‐
diobronnen schakelen door steeds
op SRCE te drukken.
Een cd verwijderen
Druk op d.
De cd wordt uit de cd-sleuf geworpen.
Als de cd na het uitwerpen niet wordt verwijderd, wordt hij na enkele secon‐den automatisch weer naar binnen
getrokken.
Titellijst Draai aan de multifunctionele knop
om een lijst met alle tracks op de cd
weer te geven.
Let op
De nu afgespeelde track is gemar‐
keerd met i.
Selecteer de gewenste titel.Functietoetsen
Naar vorige of volgende track
springen
Druk één of meerdere keren op t of
v om naar de vorige of volgende
track te springen.
Snel vooruit of achteruit gaan
Houd t of v ingedrukt voor snel
vooruit of achteruit van de huidige
track.
Afspelen onderbreken
Druk op T om het afspelen te on‐
derbreken.
Menu Audio
Druk op de multifunctionele knop om het menu Cd of Mp3 weer te geven.
Let op
Voor een beschrijving van de func‐
ties in het menu Mp3 3 37.
Functie Willekeurige volgorde Activeer Door elkaar voor het afspe‐
len van de tracks op de cd in wille‐ keurige volgorde.
Page 34 of 181
34Cd-spelerDeactiveer Door elkaar om naar de
normale afspeelvolgorde terug te ke‐
ren.
Page 35 of 181

Externe apparaten35Externe apparatenAlgemene informatie....................35
Audio afspelen ............................. 37
Afbeeldingen weergeven .............38
Apps gebruiken ............................ 39Algemene informatie
Aansluitingen voor externe apparaten bevinden zich op een scharnierendpaneel in de middenconsole.
Let op
Houd de aansluitingen altijd schoon en droog.
AUX-ingang
U kunt bijvoorbeeld een iPod, smart‐
phone of een ander randapparaat
met een stekker van 3,5 mm op de
AUX-ingang aansluiten. Het Infotain‐
mentsysteem kan muziekbestanden
op randapparatuur weergeven.
Na het aansluiten op de AUX-ingang
wordt het audiosignaal van het rand‐
apparaat via de luidsprekers van het
Infotainmentsysteem verzonden.
Het volume kan via het Infotainment‐ systeem worden aangepast. Alle an‐
dere bedieningsfuncties werken via
het randapparaat zelf.Een apparaat aansluiten
Gebruik de volgende kabel om het randapparaat op de AUX-ingang van
het Infotainmentsysteem aan te slui‐
ten:
3-polig voor audiobron.
Ontkoppel het AUX-apparaat door
een andere functie te selecteren en
dan het AUX-apparaat te verwijderen.
USB-poort Een mp3-speler, USB-apparaat, iPodof smartphone kan worden aangeslo‐
ten op de USB-poort. Het Infotain‐
mentsysteem kan muziekbestanden
of afbeeldingen op randapparatuur
weergeven.
Na het aansluiten op de USB-poort werken de bovenvermelde apparaten via de knoppen en menu's van het In‐
fotainmentsysteem.
Let op
Niet alle modellen mp3-spelers,
USB-drives, iPods of smartphones
worden ondersteund door het Info‐
tainmentsysteem.
Page 36 of 181

36Externe apparatenEen apparaat aansluiten/loskoppelen
Sluit het apparaat aan op de USB-
poort. Gebruik voor de iPod de juiste
aansluitkabel.
Let op
Bij het verbinden van een niet-lees‐
baar USB-apparaat of een iPod ver‐ schijnt er een bijbehorende foutmel‐
ding en schakelt het Infotainment‐
systeem automatisch terug naar de
vorige functie.
Ontkoppel het USB-apparaat of de
IPod door een andere functie te se‐
lecteren en daarna het USB-opslag‐
medium te verwijderen.Voorzichtig
Koppel het toestel tijdens het af‐
spelen niet los. Hierdoor kan het
toestel of het Infotainmentsysteem beschadigd raken.
Bluetooth
Bluetooth-compatibele audiobronnen
(bijv. mobiele telefoons voor muziek, mp3-spelers met Bluetooth enz.) die
de Bluetooth-muziekprofielen A2DP
en AVRCP ondersteunen, werken
draadloos op het Infotainmentsys‐
teem.
Het Infotainmentsysteem kan mu‐
ziekbestanden op Bluetooth-appara‐
ten, bijv. iPod of smartphone, weer‐
geven.
Een apparaat aansluiten
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de Bluetooth-verbinding 3 69.
Bestandsindelingen Audiobestanden
Alleen apparaten die zijn geformat‐ teerd in de bestandssystemen
FAT32, NTFS en HFS+ worden on‐
dersteund.
Let op
Sommige bestanden worden wel‐
licht niet goed afgespeeld. Dit kan
worden veroorzaakt door een ander
opnameformaat of de staat van het
bestand.
Bestanden van online-winkels met digitaal rechtenbeheer (DRM) kun‐nen niet worden afgespeeld.De afspeelbare audiobestandsinde‐lingen zijn .mp3, .wma, .aac en .m4a.
Bij het afspelen van een bestand met ID3 tag-informatie kan het Infotain‐
mentsysteem informatie weergeven,
bijv. over de titel van de track en de
artiest.
Afbeeldingsbestanden
De weergeefbare afbeeldingsbe‐
standsindelingen
zijn .jpg, .jpeg, .bmp, .png en .gif.
De grootte van de bestanden mag
maximaal 2048 pixels in de breedte
en 2048 pixels in de hoogte zijn
(4MP).
Gracenote
De Gracenote database bevat infor‐
matie over momenteel verkrijgbare
mediadata.
Bij het aansluiten van externe appa‐
raten worden de tracks of bestanden
herkend door de Gracenote functie.
Als de normalisatiefunctie van Grace‐ note geactiveerd is, worden spelfou‐
ten in MP3 tag-data automatisch ge‐
corrigeerd. Hierdoor kunnen media‐
zoekresultaten beter worden.
Page 37 of 181

Externe apparaten37Druk op CONFIG en selecteer dan
Radio-instellingen .
Selecteer Gracenote opties om het
betreffende submenu weer te geven.
Activeer de normailsatiefunctie van
Gracenote.
Audio afspelen
Afspelen starten Indien niet aangesloten, sluit het ap‐
paraat aan 3 35.
Druk op ; en selecteer dan USB,
AUX of Bluetooth .
Voorbeeld: hoofdmenu USBFunctietoetsen
De mediabestanden op de USB- en Bluetooth-apparaten kunnen met de
toetsen op het instrumentenbord wor‐ den bediend.
Naar vorige of volgende track
springen
Druk één of meerdere keren op t of
v om naar de vorige of volgende
track te springen.
Snel vooruit of achteruit gaan
Houd t of v ingedrukt voor snel
vooruit of achteruit van de huidige
track.
Afspelen onderbreken
Druk op T om het afspelen te on‐
derbreken.
Audiomenu's Druk op de multifunctionele knop omhet betreffende audiomenu weer te
geven.
Let op
Niet alle menuopties zijn beschik‐ baar in alle audiomenu's.
Functie Willekeurige volgorde
Druk op de multifunctionele knop om het menu USB of Bluetooth weer te
geven.
Activeer Door elkaar voor het afspe‐
len van de tracks op het betreffende
apparaat in willekeurige volgorde.
Deactiveer Door elkaar om naar de
normale afspeelvolgorde terug te ke‐
ren.
Zoeken
(alleen beschikbaar in USB-menu's)
Page 38 of 181

38Externe apparatenSelecteer één van de menuopties,
bijv. Mappen , Afspeellijsten of
Albums , om naar een track in de
structuur te zoeken.
Zoek in de structuur totdat u de ge‐
wenste track heeft gevonden.
Selecteer de track om het afspelen te
starten.
Specifieke afspeellijsten
In het systeem kunt u via de Grace‐
note functie nieuwe afspeellijsten
aanmaken. Gelijksoortige tracks wor‐ den samen op een automatisch door
het systeem gegenereerde lijst gezet.
Selecteer de track rond welke u een
nieuwe afspeellijst wilt aanmaken.
Selecteer Vergelijkbare nummers
afspelen... in het betreffende audio‐
menu. Een nieuwe afspeellijst wordt
aangemaakt en in Afspeellijsten op‐
geslagen.
Selecteer Afspeellijst verwijderen
voor het wissen van een door het sys‐ teem gegenereerde afspeellijst. Er
verschijnt een lijst met alle gegene‐
reerde afspeellijsten. Selecteer de af‐
speellijst die u wenst te wissen. De
afspeellijst wordt gewist.Afbeeldingen weergeven
Afbeeldingen bekijken
Sluit een USB-apparaat aan 3 35.
Druk op ; en selecteer daarna
Afbeeldingen om het menu Foto-
viewer USB te openen.
Er verschijnt een lijst met alle afbeel‐
dingen en afbeeldingenmappen op
het USB-apparaat.
Doorzoek de afbeeldingen en map‐
pen totdat u de gewenste afbeelding
hebt gevonden en selecteer deze. De
afbeelding wordt weergegeven.Functietoetsen
Toets Info
Selecteer Info onder aan het scherm
om informatie over de afbeelding op
het USB-apparaat weer te geven,
bijv. een naam of nummer. De betref‐
fende informatie verschijnt boven de
afbeelding.
Naar de vorige of volgende
afbeeldingen springen
Selecteer < of > onder aan het
scherm om de vorige of volgende af‐ beelding weer te geven.
Diavoorstelling
Selecteer voor het starten van een di‐ avoorstelling van alle afbeeldingen in
de betreffende afbeeldingenmap 6
onder aan het scherm. De diavoor‐
stelling wordt gestart.
Wanneer de diavoorstelling begint,
verandert 6 in Q.
Selecteer Q om de diavoorstelling te
onderbreken.
Afbeelding draaien
Selecteer R onder aan het scherm
om de afbeelding te draaien.
Page 39 of 181

Externe apparaten39Menu AfbeeldingenSelecteer voor weergeven van het af‐beeldingenmenu Menu onder aan het
scherm.
Hoofdmenu afbeeldingenviewer
Selecteer Hoofdmenu foto-viewer om
een lijst met alle afbeeldingenmap‐
pen weer te geven, zie bovenstaand.
Timer diavoorstelling
Selecteer Timer Diashow voor het
aanpassen van de tijd gedurende
welke een afbeelding in een diavoor‐
stelling verschijnt. Het betreffende
submenu verschijnt. Selecteer de ge‐ wenste optie.
Afbeeldingen in willekeurige volgorde
Activeer Shuffle foto's voor het weer‐
geven van de afbeeldingen van een
diavoorstelling in willekeurige volg‐
orde.Apps gebruiken
De smartphone verbinden Verbind de smartphone als deze nietmet het Infotainmentsysteem verbon‐ den is:
● iPod/iPhone: verbind het appa‐
raat met de USB-poort 3 35.
● Android phone: breng een Blue‐
tooth-verbinding tot stand
3 69.
De app downloaden Let op
Voordat een goedgekeurde applica‐ tie kan worden bediend met de be‐
dieningselementen en de menu's
van het Infotainmentsysteem, moet
de betreffende app op de smart‐
phone geïnstalleerd zijn.
Download de gewenste app op uw
smartphone vanuit de betreffende
app store.
De app starten
Druk op ; en selecteer de betref‐
fende smartphone app op het start‐ scherm.Er komt een verbinding met de appli‐
catie op de smartphone tot stand.
Het hoofdmenu van de app verschijnt
op het display van het Infotainment‐
systeem.
Page 40 of 181

40NavigatieNavigatieAlgemene aanwijzingen...............40
Gebruik ........................................ 41
Invoer van de bestemming ..........45
Begeleiding .................................. 54Algemene aanwijzingen
De navigatieapplicatie zal u op be‐
trouwbare wijze naar uw bestemming
begeleiden zonder dat u kaarten
hoeft te lezen.
Bij het berekenen van de route houdt het systeem rekening met de huidige
verkeerssituatie. Daarom ontvangt
het Infotainmentsysteem via RDS-
TMC de verkeersberichten in het des‐ betreffende ontvangstgebied.
De navigatieapplicatie kan echter
geen rekening houden met de actuele verkeerssituatie, recentelijk veran‐
derde verkeersregels en plotseling
optredende gevaren of knelpunten
(bijv. wegwerkzaamheden).Voorzichtig
Het gebruik van het navigatiesys‐
teem vrijwaart de bestuurder niet
van zijn verantwoordelijkheid cor‐
rect en oplettend aan het verkeer
deel te nemen. De relevante ver‐
keersregels moeten zonder uit‐
zondering in acht worden geno‐
men. Wanneer de routebegelei‐
ding tegen de verkeersregels in‐
gaat, moet u altijd de verkeersre‐
gels volgen.
Werking van de
navigatieapplicatie
De positie en beweging van de auto
worden door de navigatieapplicatie
met behulp van sensoren gedetec‐
teerd. De afgelegde afstand wordt be‐ paald door het signaal van de snel‐
heidsmeter van de auto en richting‐
veranderingen bij bochten door een
gyrosensor. De positie wordt bepaald
door de gps-satellieten (Global Posi‐ tioning System).
Door vergelijking van de sensorsig‐
nalen met de digitale kaarten is het mogelijk om de positie met een nauw‐
keurigheid van ongeveer 10 meter te bepalen.
Het systeem werkt ook bij slechte
GPS-ontvangst, maar de nauwkeu‐
righeid van de bepaling zal verminde‐
ren.
Na de invoer van het bestemmings‐
adres of een nuttige plaats (dichtstbij‐ zijnde tankstation, hotel, enz.) wordt