Navigatie83SD-kaart (NAVI 80 IntelliLink)
Bij het navigatiesysteem wordt een
SD-kaart geleverd die, onder meer,
een digitale kaart van de steden en wegen in uw land bevat.
Let op
Na aflevering van een nieuwe auto
is er een afgebakende periode
waarin de digitale kaart gratis kan
worden bijgewerkt. Nadat deze pe‐ riode verstreken is, worden er kos‐ten berekend voor kaart-updates.
Raadpleeg een werkplaats voor het
aanschaffen van een nieuwe SD-
kaart met een bijgewerkte digitale
kaart.
Let op
Gebruik alleen een compatibele SD- kaart om het navigatiesysteem tegebruiken, dit om eventuele techni‐
sche problemen te voorkomen.
Plaats de SD-kaart niet in een ander apparaat (zoals een digitale camera
of mobiele telefoon) of in een ander
voertuig.Gebruik
USB-geheugenstick
NAVI 50 IntelliLinkUSB-geheugenstick plaatsen
Schakel het navigatiesysteem uit en
plaats de USB-geheugenstick in de
USB-poort op het paneel van het In‐
fotainmentsysteem. De USB-geheu‐
genstick is kwetsbaar. Ga er daarom
voorzichtig mee om.USB-geheugenstick verwijderen
Schakel het navigatiesysteem uit en
verwijder de USB-geheugenstick uit
de USB-poort op het paneel van het
Infotainmentsysteem.
SD Card
NAVI 80 IntelliLink
SD-kaart aanbrengen
Schakel het Infotainmentsysteem uit
en plaats de SD-kaart in de sleuf er‐
van. De SD-kaart is breekbaar; buig
hem niet.
Zorg ervoor dat de SD-kaart juist is
geplaatst. De oriëntatie kan verschil‐
lend zijn, afhankelijk van de locatie
van de SD-kaart in de sleuf.SD-kaart verwijderen
Om de SD-kaart uit het Infotainment‐
systeem te verwijderen, drukt u op
MENU van de startpagina, gevolgd
door Systeem en SD-kaart
verwijderen op het displayscherm. De
SD-kaart kan nu veilig worden uitge‐
worpen.
Om de SD-kaart uit zijn sleuf te ver‐ wijderen, drukt u op de kaart en laat
hem vervolgens los. De kaart springt
iets uit de sleuf, waardoor deze kan worden verwijderd.
Let op
Gebruik alleen een compatibele SD- kaart om het navigatiesysteem te
gebruiken en bij te werken, dit om eventuele technische problemen tevoorkomen. Plaats de SD-kaart niet
in een ander apparaat (zoals een di‐
gitale camera of mobiele telefoon) of in een ander voertuig.
Navigatiesysteem activeren
Inschakelen
Het navigatiesysteem schakelt auto‐
matisch in wanneer het contact wordt
ingeschakeld. In andere gevallen
drukt u op X.
Navigatie95Notatie coördinaten
Selecteer Notatie coördinaten om de
notatie van coördinateninvoer te wij‐ zigen in een van de volgende opties:
● DD.DDDDD
● DD MM.MMM
● DD MM SS.SGps
Selecteer GPS om de GPS-informa‐
tie te bekijken, bijv. beschikbare sa‐
tellieten, hun locatie en signaal‐
sterkte.Kaartupdate
Selecteer Kaartupdate om de vol‐
gende digitale kaartinhoud en de
nieuwste update-informatie weer te
geven:
● Aandachtspunten
● Weergave kruispunten
● Kaarten
● Plaatsen
● Voorbewerkt wegennet
Het is mogelijk om specifieke content
of alle content voor kaarten bij te wer‐ ken. Selecteer eerst een van de op‐ties of druk op Opties, gevolgd door
Update . Wacht tot de update is vol‐
tooid.
Raadpleeg "USB-geheugenstick" (NAVI 50 IntelliLink), "USB-geheu‐
genstick en navigatiesysteem upda‐
ten" in het hoofdstuk "Algemene in‐
formatie" 3 80.Verkeer
Selecteer Verkeer om de volgende in‐
stellingen voor verkeersinformatie te
wijzigen:
● Verkeersinfo (Aan/Uit)
● Omleiding
● Gebeurtenistypen
Verkeersinfo : Er worden waarschu‐
wingen gegeven voor incidenten die
zich langs de route voordoen.
Omleiding : Bespaar tijd door een al‐
ternatieve route te gebruiken wan‐
neer zich langs de huidige route een
verkeersopstopping of een ongeval
voordoet. Selecteer "Aan/Uit" naast
"Bevestig aangeboden route?" zo no‐
dig.Zo nodig kunt u de tijdwaarde voor de optie "Bied omleiding als de bere‐
kende route meer bespaart dan:"
(bijv. 5 minuten) bijwerken door op k/
l te drukken.
Gebeurtenistypen : Selecteer het type
gebeurtenissen dat tijdens routebe‐
geleiding wordt weergegeven, bijv.
alle gebeurtenissen, verkeersstroom‐
gebeurtenissen, afgesloten en opge‐
stopte wegen, ongelukken.
NAVI 80 IntelliLink -
Navigatiesysteem instellen
Om vanuit de startpagina naar het
menu Navigatie-instellingen te gaan,
drukt u op MENU, gevolgd door
Navigatie en Instellingen op het dis‐
playscherm. De volgende submenu's voor de instellingen verschijnen:
● Stembegeleiding uitschakelen :
Schakel de stembegeleiding in of
uit tijdens de navigatie.
● Routeplanning :
Selecteer het gewenste plan‐
ningstype. Het wordt aanbevolen om "Snelste route" te gebruiken.
De eco-route is bedoeld om zo
zuinig mogelijk te rijden.
Telefoon1179Waarschuwing
Mobiele telefoons hebben invloed
op uw omgeving. Daarom zijn vei‐ ligheidsvoorschriften opgesteld
waarvan u zich op de hoogte moet stellen voordat u de telefoon ge‐
bruikt.
Bluetooth
Het telefoonportal is gecertificeerd
door de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificatie
vindt u op internet op http://www.blue‐
tooth.com
Telefoonbedieningselementen Bedieningslementen op het infotain‐
mentsysteem of de stuurkolom:
● 6 TEL
- of -
● TEL
- of -
● yTELEFOON op het 7 startme‐
nuscherm (NAVI 50 IntelliLink)
- of -
TELEFOON op het menuscherm
START (NAVI 80 IntelliLink)
Druk hierop om het menu
Telefoon te openen.
Bedieningselementen op de stuurko‐ lom:
● 7, 8 : Gesprek aannemen, ge‐
sprek beëindigen/weigeren.
- of -
● MODE/OK : Gesprek aannemen,
gesprek beëindigen/weigeren,
een handeling bevestigen.
● 5: Stemherkenning activeren/
deactiveren.
Afhankelijk van het Infotainmentsys‐
teem kunnen sommige functies van
het handsfree-telefoonsysteem ook
met stemherkenning worden bediend 3 114.Bediening van displayscherm
R15 BT USB, R16 BT USB,
CD16 BT USB, CD18 BT USB -
Bediening van displayscherm
● In het display omhoog/omlaag bewegen: Draai OK.
● Handelingen bevestigen: Druk op OK .
● Handelingen annuleren (en terug
naar vorige menu): Druk op /.
NAVI 50 IntelliLink - Bediening van
displayscherm
Naar het menuscherm Telefoon
gaan: druk op 7, gevolgd door
y Telefoon op het displayscherm.
De volgende submenu's zijn beschik‐
baar:
● Telefoonboek
● Gesprekkenlijsten
● Bellen
Druk op S in de linkerbovenhoek om
tussen submenu's te wisselen.
118Telefoon● In het display omhoog/omlaagbewegen: Druk op R of S.
● Handelingen bevestigen: Druk op OK .
● Handelingen annuleren (en terug
naar vorige menu/startpagina):Druk op r/7 .
NAVI 80 IntelliLink - Bediening van
displayscherm
Om het menu "Telefoon" te openen
vanuit de startpagina, drukt u op
MENU , gevolgd door Telefoon op het
displayscherm.
De volgende submenu's zijn beschik‐ baar:
● Telefoonboek
● Gesprekkenlijsten
● Een nummer kiezen
● Voicemail
● Instellingen● In het display omhoog/omlaag
bewegen: Druk op 4 of 1.
● Handelingen annuleren ( en/of te‐
rug naar vorige menu): Druk op
r .
● Pop-upmenu openen (bijv. om contactpersonen toe te voegenaan een favorietenlijst): Druk op
< .
Let op
U hebt op elk moment toegang tot de
favorieten door op de startpagina op
f te drukken.
Toetsenborden in het display
bedienen
R15 BT USB, R16 BT USB,
CD16 BT USB, CD18 BT USB -
Toetsenborden op het display
bedienen
Binnen het numerieke toetsenbord op
het displayscherm bewegen en te‐ kens erop invoeren: Draai aan en
druk op OK.
Ingevoerde gegevens kunnen wor‐
den gecorrigeerd met het toetsen‐
bordteken ←.Druk op / om niet meer met het toet‐
senbord te werken en terug naar het vorige scherm te gaan.
NAVI 50 IntelliLink,
NAVI 80 IntelliLink - Toetsenborden
op het display bedienen
Gebruik de aanraaktoetsen op het
displayscherm om tekens in te voeren en tussen tekens te bewegen met het
numerieke toetsenbord.
Ingevoerde gegevens kunnen wor‐
den gecorrigeerd met het toetsen‐
bordteken k.
Druk op r om niet meer met het toet‐
senbord te werken en terug naar het
vorige scherm te gaan.
Verbinding Een mobiele telefoon moet op het
handsfree-telefoonsysteem zijn aan‐
gesloten om de functies ervan te re‐
gelen via het infotainmentsysteem.
Er kan geen telefoon op het systeem
zijn aangesloten tenzij deze eerst ge‐ koppeld is. Raadpleeg het gedeelte
Bluetooth-verbinding (3 121) voor
Telefoon119het koppelen van een mobiele tele‐
foon aan het handsfree-telefoonsys‐
teem via Bluetooth.
Bij ingeschakeld contact zoekt het
handsfree-telefoonsysteem naar ge‐
koppelde telefoons in de omgeving.
Bluetooth moet geactiveerd zijn op de
mobiele telefoon; anders herkent het
handsfree-telefoonsysteem de tele‐
foon niet. Het zoeken gaat door tot een gekoppelde telefoon is gevon‐
den. Een displaybericht geeft aan dat
de telefoon is aangesloten.
Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt bij gebruik van het
handsfree-telefoonsysteem de bat‐
terij van de mobiele telefoon sneller
ontladen.
Automatische verbinding
Uw telefoon wordt wellicht alleen au‐
tomatisch verbonden terwijl het sys‐ teem ingeschakeld is, als de automa‐
tische Bluetooth -verbindingsfunctie
op uw mobiele telefoon geactiveerd is; raadpleeg de bedieningsinstruc‐
ties van de mobiele telefoon.Let op
Afhankelijk van het Infotainmentsys‐
teem wordt, wanneer een gekop‐
pelde telefoon opnieuw wordt ver‐
bonden of wanneer 2 gekoppelde te‐ lefoons zich binnen het bereik van
het handsfree-telefoonsysteem be‐
vinden, ofwel de telefoon met voor‐
rang (indien gedefinieerd) ofwel de
laatst verbonden telefoon automa‐
tisch verbonden, zelfs als deze tele‐ foon zich buiten de auto maar nog
binnen het bereik van het handsfree-
telefoonsysteem bevindt.
Tijdens een automatisch verbinding
schakelt de conversatie automatisch
naar de microfoon en luidsprekers
van de auto als een gesprek reeds
aan de gang is.
Als de verbinding mislukt: ● controleer of de telefoon inge‐ schakeld is
● controleer of de batterij van de telefoon niet leeg is
● controleer of de telefoon reeds gekoppeld isDe Bluetooth-functie van de mobiele
telefoon en van het handsfree-tele‐
foonsysteem moet ingeschakeld zijn
en de mobiele telefoon moet geconfi‐
gureerd zijn om het verbindingsver‐
zoek van het systeem te accepteren.
Handmatige verbinding
R15 BT USB, R16 BT USB,
CD16 BT USB, CD18 BT USB -
Handmatige verbinding
Om de op het handsfree-telefoonsys‐
teem aangesloten telefoon te veran‐
deren, drukt u op TEL en selecteert u
het menu Selecteer apparaat . De ap‐
paratenlijst toont de telefoons die al
gekoppeld zijn.
Selecteer de gewenste telefoon uit de lijst en bevestig door op OK te druk‐
ken. Een displaybericht bevestigt de telefoonaansluiting.
NAVI 50 IntelliLink - Handmatige
verbinding
Om de op het handsfree-telefoonsys‐ teem aangesloten telefoon te veran‐
deren, drukt u op 7, gevolgd door
120TelefoonÿINSTELLINGEN en dan Bluetooth
op het displayscherm (of selecteer
Telefoon op de startpagina).
Selecteer vervolgens Bluetooth-
apparatenlijst bekijken . De appara‐
tenlijst toont de telefoons die al ge‐
koppeld zijn.
Selecteer de gewenste telefoon uit de lijst en bevestig door op OK te druk‐
ken. Afhankelijk van de versie ver‐
schijnt J naast de geselecteerde te‐
lefoon om de verbinding aan te ge‐ ven.
NAVI 80 IntelliLink - Handmatige
verbinding
Om vanuit de startpagina de telefoon te wijzigen die met het handsfree-te‐
lefoonsysteem is verbonden, drukt u
op MENU , gevolgd door Telefoon en
Instellingen op het displayscherm.
Selecteer vervolgens Apparaten
beheren . De apparatenlijst toont de
telefoons die al gekoppeld zijn. Kies de gewenste telefoon uit de lijst.Telefoon ontkoppelen
Wanneer de mobiele telefoon uitge‐
schakeld wordt, wordt de telefoon van het handsfree-telefoonsysteem ont‐koppeld.
Als tijdens het ontkoppelen een ge‐
sprek reeds aan de gang is, wordt de conversatie automatisch naar de mo‐
biele telefoon geschakeld.
R15 BT USB, R16 BT USB,
CD16 BT USB, CD18 BT USB -
Telefoon ontkoppelen
Voor het ontkoppelen van een tele‐
foon van het Infotainmentsysteem drukt u op TEL (of SETUP ) en selec‐
teert u Bluetooth-verbinding . Selec‐
teer het gewenste apparaat uit de ap‐ paratenlijst en selecteer vervolgensApparaat loskoppelen door aan OK te
draaien en deze in te drukken. Een
displaybericht bevestigt het ontkop‐
pelen van de telefoon.
NAVI 50 IntelliLink - Telefoon
ontkoppelen
Om een telefoon van het Infotain‐ mentsysteem te ontkoppelen drukt u,
afhankelijk van de versie, op 7, ge‐volgd door ÿINSTELLINGEN en dan
Bluetooth op het displayscherm (of
selecteer yTelefoon op de startpa‐
gina).
Selecteer vervolgens Bluetooth-
apparatenlijst bekijken en druk op de
aangesloten telefoon die op de weer‐
gegeven lijst staat, om hem te ont‐
koppelen; I verschijnt naast de tele‐
foon om het ontkoppelen aan te dui‐
den.
NAVI 80 IntelliLink - Telefoon ontkoppelen
Om vanuit de startpagina een tele‐
foon te ontkoppelen van het Infotain‐
mentsysteem, drukt u op MENU, ge‐
volgd door Telefoon en Instellingen
op het displayscherm.
Selecteer vervolgens Apparaten
beheren . Selecteer in de getoonde
lijst de verbonden telefoon die ont‐
koppeld moet worden.
Telefoon121Telefoon met voorrang definiërenR15 BT USB, R16 BT USB,
CD16 BT USB, CD18 BT USB -
Telefoon met voorrang definiëren
De telefoon met voorrang is de laatst
verbonden telefoon.
Na het inschakelen van het contact
zal het handsfree-telefoonsysteem
eerst naar de telefoon met voorrangs‐
koppeling gaan zoeken. Het zoeken
gaat door tot een gekoppelde tele‐
foon is gevonden.
Bluetooth-verbinding
Bluetooth is een radiografische norm
voor het draadloos verbinden van
bijv. een telefoon met andere appa‐
ratuur.
Informatie zoals een contactlijst voor de mobiele telefoon en gesprekken‐
lijsten kunnen worden overgedragen. Welke functies er beschikbaar zijn,hangt af van het model telefoon.Voorwaarden
Aan de volgende voorwaarden moet
worden voldaan om een Bluetooth-
compatibele mobiele telefoon via het
Infotainmentsysteem te regelen:
● De Bluetooth-functie van het in‐ fotainmentsysteem moet geacti‐
veerd zijn.
● De Bluetooth-functie van de Bluetooth-compatibele mobiele
telefoon moet worden geacti‐
veerd (zie gebruiksaanwijzing
van de mobiele telefoon).
● Afhankelijk van de mobiele tele‐ foon kan het nodig zijn om het
apparaat op "zichtbaar" in te stel‐
len (zie de bedieningsinstructies
van de mobiele telefoon).
● De mobiele telefoon moet aan/op
het Infotainmentsysteem gekop‐peld en aangesloten zijn.Bluetooth-functie van het
Infotainmentsysteem activeren
R15 BT USB, R16 BT USB,
CD16 BT USB, CD18 BT USB -
Bluetooth activeren
Om het Infotainmentsysteem een
Bluetooth-compatibele mobiele tele‐ foon te laten herkennen en bedienen
moet de Bluetooth-functie eerst ge‐
activeerd zijn. Deactiveer de functie
als deze niet nodig is.
Druk op TEL en selecteer Bluetooth
door aan OK te draaien en deze in te
drukken.
Selecteer AAN of UIT en bevestig
door op de knop te drukken.
NAVI 50 IntelliLink - Bluetooth
activeren
Druk op 7, gevolgd door
ÿ INSTELLINGEN op het display‐
scherm.
Selecteer Bluetooth voor de volgende
opties:
● Bluetooth-apparatenlijst bekijken
● Bluetooth-apparaat zoeken
● Extern apparaat goedkeuren
Telefoon123telefoon kan dan via de bedienings‐
elementen van het het
infotainmentsysteem worden be‐
diend.
Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt bij gebruik van het
handsfree-telefoonsysteem de bat‐
terij van de mobiele telefoon sneller
ontladen.
R15 BT USB, R16 BT USB,
CD16 BT USB, CD18 BT USB - Een
mobiele telefoon koppelen
Koppel een telefoon aan het hands‐
free-telefoonsysteem door op TEL te
drukken en selecteer Apparaat
koppelen door aan OK te draaien en
deze in te drukken. Het scherm
Gereed voor koppelen verschijnt.
Zoek op de mobiele telefoon naar
Bluetooth-apparaten in de buurt van
het apparaat.
Selecteer My Radio (d.w.z. de naam
van het handsfree-telefoonsysteem)
uit de lijst op de mobiele telefoon en
voer via het toetsenbord van de mo‐
biele telefoon de koppelingscode indie op het displayscherm van het In‐
fotainmentsysteem staat weergege‐
ven.
Als het koppelen mislukt, gaat het
systeem terug naar het vorige menu
en verschijnt er een dienovereenkom‐
stig bericht. Herhaal de procedure zo
nodig.
NAVI 50 IntelliLink - Een mobiele
telefoon koppelen
Druk op 7, gevolgd door
ÿ INSTELLINGEN op het display‐
scherm.
Selecteer Bluetooth, gevolgd door
Bluetooth-apparaat zoeken of Extern
apparaat goedkeuren .
Het is ook mogelijk om in het menu‐
scherm Telefoon op het display op
y te drukken.
Zoek op de mobiele telefoon naar
Bluetooth-apparaten in de buurt van
het apparaat.
Selecteer de naam van het hands‐
free-telefoonsysteem (bijv.
MEDIA-NAV ) uit de lijst op de mobiele
telefoon en voer dan (zo nodig) via
het toetsenbord van de mobiele tele‐foon de koppelingscode in die op het
displayscherm van het Infotainment‐
systeem staat weergegeven.
Let op
De koppelingscode wordt wellicht al‐ leen korte tijd op het display van het
Infotainmentsysteem weergegeven.
De standaard koppelingscode is 0000 . Selecteer Wachtwoord
wijzigen om deze koppelingscode te
wijzigen voordat de koppelingsproce‐
dure wordt gestart.
Herhaal zo nodig de procedure als
het koppelen mislukt.
NAVI 80 IntelliLink - Een mobiele
telefoon koppelen
Om vanuit de startpagina naar het
menu Telefooninstellingen te gaan,
drukt u op MENU, gevolgd door
Telefoon en Instellingen op het dis‐
playscherm.
Selecteer Apparaten beheren uit de
lijst met opties. Op het display ver‐
schijnt een bericht waarin u wordt ge‐
vraagd om een Bluetooth-verbinding
tussen uw apparaat en het Infotain‐
mentsysteem tot stand te brengen.
Selecteer Ja om door te gaan. Het