74Streaming audio via Bluetooth●Als het apparaat zowel audiospe‐
ler- als telefoonfuncties heeft,
worden beide functies gekop‐
peld. Mobiele telefoon koppelen
3 118.
● De telefoonfuncties blijven wer‐ ken terwijl de audiospeler in ge‐bruik is en audio-afspelen wordttijdens het gebruik van de tele‐
foon buiten werking gesteld.
Extra audio-apparaat aan
infotainmentsysteem koppelen
U kunt het audioapparaat koppelen
door op 7 te drukken, gevolgd door
ÿ INSTELLINGEN op het display‐
scherm.
Selecteer Bluetooth, gevolgd door
Bluetooth-apparaat zoeken of Extern
apparaat goedkeuren .
Zoek op het audioapparaat naar
Bluetooth-apparatuur in de buurt van
het apparaat.
Selecteer de naam van het Infotain‐
mentsysteem (bijv. MEDIA-NAV) uit
de lijst op het audioapparaat en voer dan (zo nodig) op het toetsenblok van het audioapparaat de koppelings‐code in die op het displayscherm van het Infotainmentsysteem staat weer‐
gegeven.
De standaard koppelingscode is
0000 . Selecteer Wachtwoord
wijzigen om deze koppelingscode te
wijzigen voordat de koppelingsproce‐
dure wordt gestart.
Let op
Als het audioapparaat geen scherm heeft, voer dan de standaard koppe‐
lingscode op het apparaat en daarna op het Infotainmentsysteem in.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing voor deze standaard koppelings‐
code van het audioapparaat,
meestal 0000. Afhankelijk van het
apparaat moet de koppelingscode
wellicht in omgekeerde volgorde
worden ingevoerd, d.w.z. eerst op
het Infotainmentsysteem.
Herhaal zo nodig de procedure als
het koppelen mislukt.Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt de batterij van het au‐ dio-apparaat sneller ontladen wan‐
neer het audio-apparaat via het in‐
fotainment-systeem wordt bediend.
Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem
aangesloten.
U kunt het aangesloten audioappa‐
raat veranderen door op 7 te druk‐
ken, gevolgd door
ÿ INSTELLINGEN op het display‐
scherm.
Selecteer vervolgens Bluetooth en
Bluetooth-apparatenlijst bekijken . De
apparatenlijst toont de audio-appara‐
ten die al gekoppeld zijn.
Selecteer het gewenste audioappa‐
raat uit de lijst en bevestig door op
OK te drukken.
Streaming audio via Bluetooth75Audio-apparaat ontkoppelen
Als het audioapparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audioapparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat van het Infotainmentsysteem
ontkoppeld.
Extra audio-apparaat van
infotainmentsysteem ontkoppelen
Wanneer de lijst met gekoppelde au‐
dio-apparaten vol is, kan een nieuw apparaat alleen gekoppeld worden
wanneer een bestaand apparaat
wordt ontkoppeld.
Om te ontkoppelen, d.w.z. een audio‐
apparaat uit het systeemgeheugen te verwijderen, drukt u op 7, gevolgd
door ÿINSTELLINGEN op het dis‐
playscherm.
Selecteer Bluetooth en Bluetooth-
apparatenlijst bekijken .
Selecteer het gewenste audioappa‐
raat uit de lijst en druk op ë om het
apparaat te verwijderen. Verwijder zo
nodig alle apparaten door op Opties
te drukken, gevolgd door Alles
verwijderen . Bevestig met OK.Bediening via infotainmentsysteem
Bij draadloze koppeling en verbinding begint het afspelen van de audio au‐tomatisch.
Het audioapparaat kan dan worden
bediend via de displayopties van het
Infotainmentsysteem.
Het bereik aan toegankelijke functies
die via het infotainmentsysteem kun‐
nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.
De bediening van het audioapparaat,
wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor het af‐ spelen van opgeslagen audiobestan‐den via de USB-aansluiting. Raad‐
pleeg NAVI 50 IntelliLink "Muziek af‐ spelen via USB-aansluiting" in het
hoofdstuk "USB-poort" 3 68.
NAVI 80 IntelliLink - Muziek
afspelen via Bluetooth
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐ bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het infotainmentsysteem via Blue‐tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
● Er is maximumaantal audioappa‐
raten dat gekoppeld en opgesla‐
gen kan worden in de apparaten‐
lijst, maar er kan er maar één te‐
gelijkertijd verbonden zijn.
● Als het apparaat zowel audiospe‐
ler- als telefoonfuncties heeft,
worden beide functies gekop‐
peld. Mobiele telefoon koppelen
3 118.
● De telefoonfuncties blijven wer‐ ken terwijl de audiospeler in ge‐bruik is en audio-afspelen wordt
tijdens het gebruik van de tele‐
foon buiten werking gesteld.
Extra audio-apparaat aan
infotainmentsysteem koppelen
Druk in de startpagina op MENU, ge‐
volgd door Multimedia en
Instellingen op het displayscherm.
Selecteer Media om naar het menu
Media-instellingen te gaan en selec‐
teer vervolgens de optie "Bluetooth-
apparaten beheren"/"Bluetooth-ver‐
binding configureren".
76Streaming audio via BluetoothDe koppelingsprocedure is vergelijk‐baar met die van het koppelen van
een mobiele telefoon. Raadpleeg
(NAVI 80 IntelliLink) "Bluetooth-ver‐
binding" in het hoofdstuk "Telefoon"
3 121.
Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem
aangesloten.
U kunt de audiobron op elk moment wijzigen in de Bluetooth-modus om
bestanden van een aangesloten
Bluetooth-apparaat af te spelen.
Druk in de startpagina op MENU, ge‐
volgd door Multimedia en Media op
het displayscherm.
Druk afhankelijk van de versie op <
(om een pop-upmenu te openen). Se‐ lecteer Bluetooth /Bluetooth-
verbinding om de audiobron in Blue‐
tooth te wijzigen.Audio-apparaat ontkoppelen
Als het audioapparaat of de Blue‐ tooth-functie op het audioapparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat van het Infotainmentsysteem
ontkoppeld.
Extra audio-apparaat van
infotainmentsysteem ontkoppelen
Om te ontkoppelen, d.w.z. dat een
apparaat uit het systeemgeheugen
wordt verwijderd:
Druk in de startpagina op MENU, ge‐
volgd door Multimedia en
Instellingen op het displayscherm.
Selecteer Media om naar het menu
Media-instellingen te gaan en selec‐
teer vervolgens de optie "Bluetooth-
apparaten beheren"/"Bluetooth-ver‐
binding configureren".
Druk op < om een pop-upmenu te
openen. U hebt de volgende opties:
● Bluetooth uitschakelen : Selec‐
teer deze optie om de Bluetooth-
functie op het Infotainmentsys‐
teem te deactiveren.
● TomTom op zichtbaar zetten : Se‐
lecteer deze optie om het Info‐ tainmentsysteem voor andereBluetooth-apparaten "zichtbaar"
te maken, zodat ze aan het sys‐ teem kunnen worden gekoppeld.
● Alle apparaten loskoppelen : Se‐
lecteer deze optie om alle mo‐
menteel aangesloten apparaten
los te koppelen van het Infotain‐
mentsysteem zonder ze te ver‐
wijderen/ontkoppelen.
● Appara(a)t(en) verwijderen : Se‐
lecteer deze optie om een appa‐
raat van het Infotainmentsys‐
teem te ontkoppelen.
De ontkoppelingsprocedure is verge‐
lijkbaar met die van het ontkoppelen
van een mobiele telefoon. Raadpleeg (NAVI 80 IntelliLink) "Bluetooth-ver‐
binding" in het hoofdstuk "Telefoon"
3 121.
Bediening via infotainmentsysteem Als de draadloze koppeling en ver‐
binding tot stand is gebracht, kan de
audio automatisch beginnen af te
spelen.
Het audioapparaat kan dan worden
bediend via de displayopties van het
Infotainmentsysteem.
Streaming audio via Bluetooth77Het bereik aan toegankelijke functies
die via het infotainmentsysteem kun‐
nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.
De bediening van het audioapparaat,
wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor het af‐ spelen van opgeslagen audiobestan‐den via de USB-aansluiting. Raad‐
pleeg NAVI 80 IntelliLink "Muziek af‐
spelen via USB-aansluiting" in het
hoofdstuk "USB-poort" 3 68.
Navigatie81Nadat u de bestemming of nuttige
plaats (eerstvolgend tankstation, ho‐
tel enz.) hebt ingevoerd, wordt de
route vanaf uw huidige positie naar de
gekozen bestemming berekend.
Routebegeleiding wordt geleverd via
stembegeleiding en het display‐
scherm.9 Waarschuwing
Gebieden zoals eenrichtingsstra‐
ten en voetgangerszones zijn niet
op de kaart van het navigatiesys‐
teem aangegeven. In dergelijke
gebieden kan het systeem een
waarschuwing geven die geac‐
cepteerd moet worden. Let
daarom in het bijzonder op een‐
richtingsstraten en andere wegen
en inritten waar u niet mag inrij‐
den.
Let op
Afhankelijk van het Infotainmentsys‐
teem kan de radio-ontvangst tijdens
stembegeleiding en vóór elke rich‐
tingsverandering worden onderbro‐
ken.
USB-geheugenstick
(NAVI 50 IntelliLink)
Het navigatiesysteem heeft een USB- geheugenstick nodig die, onder meer,
een digitale kaart van de steden en
wegen in uw land bevat.
Let op
Gebruik een USB-geheugenstick,
geformatteerd in FAT32-formaat,
met minimaal 4 GB en maximaal
32 GB opslagcapaciteit.
Na aflevering van een nieuwe auto is er een maximum van 90 dagen
waarin de digitale kaart gratis kan
worden bijgewerkt. Nadat deze pe‐ riode verstreken is, worden er kosten
berekend voor kaart-updates.
Let op
Gebruik alleen een compatibele
USB-geheugenstick om het naviga‐
tiesysteem te gebruiken en bij te
werken, dit om eventuele technische problemen te voorkomen. Plaats de
USB-geheugenstick niet in een an‐
der apparaat (zoals een digitale ca‐
mera of mobiele telefoon) of in een
ander voertuig.Software-installatie
Om de digitale kaarten bij te werken
en van de exclusieve downloaddien‐
sten te profiteren, moet u op de web‐
site opel.naviextras.com een account
aanmaken en de gratis software in‐
stalleren.Account aanmaken
Maak uw internetaccount aan via de opel.naviextras.com-website. Selec‐
teer bijv. de optie "Registreren" op de webpagina en voer de betreffende
gegevens in.Software installeren
Installeer de software op uw compu‐
ter door deze van
opel.naviextras.com te downloaden.
Volg de instructies op het scherm om
de software te installeren en start de
online toepassing.Navigatiesysteem registreren
U moet het navigatiesysteem regi‐
streren met uw nieuwe internetac‐
count.
Navigatie83SD-kaart (NAVI 80 IntelliLink)
Bij het navigatiesysteem wordt een
SD-kaart geleverd die, onder meer,
een digitale kaart van de steden en wegen in uw land bevat.
Let op
Na aflevering van een nieuwe auto
is er een afgebakende periode
waarin de digitale kaart gratis kan
worden bijgewerkt. Nadat deze pe‐ riode verstreken is, worden er kos‐ten berekend voor kaart-updates.
Raadpleeg een werkplaats voor het
aanschaffen van een nieuwe SD-
kaart met een bijgewerkte digitale
kaart.
Let op
Gebruik alleen een compatibele SD- kaart om het navigatiesysteem tegebruiken, dit om eventuele techni‐
sche problemen te voorkomen.
Plaats de SD-kaart niet in een ander apparaat (zoals een digitale camera
of mobiele telefoon) of in een ander
voertuig.Gebruik
USB-geheugenstick
NAVI 50 IntelliLinkUSB-geheugenstick plaatsen
Schakel het navigatiesysteem uit en
plaats de USB-geheugenstick in de
USB-poort op het paneel van het In‐
fotainmentsysteem. De USB-geheu‐
genstick is kwetsbaar. Ga er daarom
voorzichtig mee om.USB-geheugenstick verwijderen
Schakel het navigatiesysteem uit en
verwijder de USB-geheugenstick uit
de USB-poort op het paneel van het
Infotainmentsysteem.
SD Card
NAVI 80 IntelliLink
SD-kaart aanbrengen
Schakel het Infotainmentsysteem uit
en plaats de SD-kaart in de sleuf er‐
van. De SD-kaart is breekbaar; buig
hem niet.
Zorg ervoor dat de SD-kaart juist is
geplaatst. De oriëntatie kan verschil‐
lend zijn, afhankelijk van de locatie
van de SD-kaart in de sleuf.SD-kaart verwijderen
Om de SD-kaart uit het Infotainment‐
systeem te verwijderen, drukt u op
MENU van de startpagina, gevolgd
door Systeem en SD-kaart
verwijderen op het displayscherm. De
SD-kaart kan nu veilig worden uitge‐
worpen.
Om de SD-kaart uit zijn sleuf te ver‐ wijderen, drukt u op de kaart en laat
hem vervolgens los. De kaart springt
iets uit de sleuf, waardoor deze kan worden verwijderd.
Let op
Gebruik alleen een compatibele SD- kaart om het navigatiesysteem te
gebruiken en bij te werken, dit om eventuele technische problemen tevoorkomen. Plaats de SD-kaart niet
in een ander apparaat (zoals een di‐
gitale camera of mobiele telefoon) of in een ander voertuig.
Navigatiesysteem activeren
Inschakelen
Het navigatiesysteem schakelt auto‐
matisch in wanneer het contact wordt
ingeschakeld. In andere gevallen
drukt u op X.
84NavigatieBij uitgeschakeld contact kan het na‐vigatiesysteem gedurende maximaal
20 minuten worden gebruikt. Druk op
X om het navigatiesysteem weer in te
schakelen. Het systeem wordt maxi‐
maal 20 minuten na de laatste invoer
van de gebruiker automatisch uitge‐
schakeld.
Uitschakelen
Bij uitgeschakeld contact wordt het
navigatiesysteem automatisch uitge‐
schakeld wanneer het bestuurders‐
portier wordt geopend.
Bij ingeschakeld contact drukt u op
X om het navigatiesysteem uit te
schakelen.
Menu's voor wisselen tussen
navigatiesysteem en
infotainmentsysteemNAVI 50 IntelliLink
Als het navigatiesysteem is ingescha‐ keld, drukt u op 7 of houdt u q/r
op het displayscherm ingedrukt om
terug te gaan naar het startmenu van
het Infotainmentsysteem.NAVI 80 IntelliLink
Als het navigatiesysteem is ingescha‐ keld, drukt u op r op het display‐
scherm (een of meerdere malen) om
terug te gaan naar de startpagina van het Infotainmentsysteem.
Displayweergave
NAVI 50 IntelliLink (Type A) -
Informatie op het displayMenuscherm
Naar het menuscherm Navigatie gaan: Druk op 7, gevolgd door
y NAVI op het displayscherm.Het menuscherm Navigatie bevat de
volgende menu's en submenu's:
● Bestemming
Raadpleeg (NAVI 50 IntelliLink)
"Invoer van de bestemming"
3 97.
● Adres
● Speciale bestemmingen
● Geschiedenis
● Favorieten
● Zoeken op de kaart
● Coördinaten
● Route
Raadpleeg (NAVI 50 IntelliLink)
"Route-informatie" en "Route be‐
werken" in het hoofdstuk "Bege‐
leiding" 3 103.
● Route aanmaken /Route
bewerken
● Wegen vermijden
● Overzicht
● Route annuleren
112StemherkenningStemherkenningAlgemene aanwijzingen.............112
Bediening navigatie ...................114
Telefoonregeling ........................114Algemene aanwijzingen
De stemherkenningsfunctie biedt u
de mogelijkheid om bepaalde functies door middel van gesproken instruc‐
ties te bedienen.
Om te voorkomen dat tijdens een ge‐
sprek in de auto onbedoeld een van
de opgeslagen contacten wordt ge‐
beld, moet u eerst de stemherken‐
ningsfunctie activeren met 5 op de
stuurkolom.
Overzicht bedieningselementen 3 7.
NAVI 50 IntelliLink
De stemherkenningsfunctie van het
handsfree-telefoonsysteem is be‐
schikbaar afhankelijk van de versie
en biedt u de mogelijkheid om be‐
paalde functies van een compatibele
smartphone via gesproken instructies
te bedienen.
Raadpleeg het hoofdstuk "Telefoon"
in dit hoofdstuk 3 114.
Om te bevestigen dat een gekop‐ pelde en aangesloten smartphone
compatibel is met de stemherken‐ningsfunctie, drukt u op 7, gevolgd
door ÿInstelling op het display‐
scherm.
Selecteer vervolgens Bluetooth en
Bluetooth-apparatenlijst bekijken . In
de lijst staan de gekoppelde appara‐
ten en 5 verschijnt naast de naam van
de smartphone om compatibiliteit aan
te geven.
Let op
Indien dit ondersteund wordt, wordt
de taal op uw smartphone automa‐
tisch door het Infotainmentsysteem
gebruikt voor stemherkenning.
Het navigatiesysteem kan ook met
stembediening worden bediend.
Raadpleeg het hoofdstuk "Bediening
navigatie" in dit hoofdstuk 3 114.
Voorwaarden
Er moet aan de volgende voorwaar‐
den worden voldaan:
● De Bluetooth-functie van het in‐ fotainmentsysteem moet geacti‐
veerd zijn.
Raadpleeg "Bluetooth-verbin‐ ding" in het hoofdstuk "Telefoon"
3 121.