60CD-spelerCD-spelerAlgemene informatie....................60
Gebruik ........................................ 61Algemene informatie
De cd-speler van het Infotainment‐
systeem kan audio-cd's, mp3-cd's en ook wma-cd's (afhankelijk van de ver‐
sie) afspelen.
CD16 BT, CD18 BT: De indelingen
aac en wav kunnen ook worden afge‐ speeld.
Belangrijke informatie over audio- en mp3/wma-cd'sVoorzichtig
Plaats in geen geval dvd's, single-cd's met een diameter van 8 cm of
speciaal vormgegeven cd's in de
audiospeler.
Plak nooit stickers op uw cd's. De
cd's kunnen in de speler vast blij‐
ven zitten en het afspeelmecha‐
nisme zwaar beschadigen. Een
kostbare vervanging van uw toe‐
stel is dan noodzakelijk.
● Audio-cd's met kopieerbeveili‐ ging die niet voldoen aan de au‐
dio-cd-standaard, worden moge‐
lijk niet correct of zelfs helemaal
niet afgespeeld.
● Zelf-opgenomen cd-r's en cd- rw's en wma-bestanden met Di‐
gital Rights Management (DRM)
van online muziekwinkels spelen wellicht niet goed of helemaal
niet.
● Bij Mixed-Mode-CD’s (met een combinatie van audio en data,
bijv. MP3) worden alleen de au‐
diotracks herkend en afgespeeld.
● Zelfgebrande cd-r's en cd-rw's zijn kwetsbaarder dan voorbe‐
speelde cd's. Ga op een correcte manier met de cd's om. Dit geldt
vooral voor zelfgebrande cd-r's
en cd-rw's; zie hieronder.
● Zorg dat er bij het wisselen van cd's geen vingerafdrukken op de
cd's komen.
● Berg cd's onmiddellijk veilig op na het uitnemen uit de cd-speler
om ze tegen vuil en beschadiging
te beschermen.
CD-speler61● Vuil en vloeistof op de cd's kun‐nen de lens van de audiospeler
binnen in het apparaat vies ma‐
ken en storingen veroorzaken.
● Bescherm cd's tegen warmte en direct zonlicht.
● De volgende beperkingen gelden
voor mp3/wma-cd's:
Alleen mp3-bestanden en wma-
bestanden kunnen worden gele‐
zen.
Maximale mapstructuurdiepte:
11 niveaus
Maximaal aantal mp3- en/of
wma-bestanden dat kan worden
opgeslagen: 1000 bestanden
Toepasbare afspeellijst-
extensies: .m3u, .pls
De afspeellijstitems moeten als
relatieve paden zijn opgemaakt.
● De bediening van de mp3- en wma-bestanden is identiek.
Wanneer een cd met wma-be‐
standen wordt geplaatst, worden
mp3-gerelateerde menu's weer‐ gegeven.Gebruik
CD16 BT USB, CD18 BT USB -
Gebruik cd-speler
CD afspelen starten
Schakel het Infotainmentsysteem in
(door op m te drukken) en duw de cd
met de bedrukte zijde naar boven in
de cd-sleuf totdat deze erin getrokken
is: het afspelen van de cd start auto‐
matisch.
Als er reeds een cd in de speler is,
drukt u herhaalde malen op MEDIA
totdat de gewenste audiobron gese‐
lecteerd is: het afspelen van de cd
wordt gestart.
Let op
Afhankelijk van de op de audio- of
mp3-cd opgeslagen gegevens wordt verschillende informatie over de cd
en de actuele muziektrack op het
display weergegeven.
Album of nummer selecteren
Draai aan BROWSE om een album of
een nummer uit de lijst te selecteren.
Druk op de knop om een keuze te
maken.Naar de volgende of vorige track gaan
Druk 2 of 3 één of meerdere ma‐
len kort in.
Snel vooruit of achteruit
Houd 2 of 3 ingedrukt voor snel
vooruit of achteruit van de huidige
track.
Herhalen
Houd tijdens het afspelen van de cd
de genummerde toets 1 (van de
zendertoetsen 1...6) ingedrukt om de
huidige track te herhalen.
RPT verschijnt op het display wan‐
neer herhalen actief is.
Houd de genummerde toets 1 weer
ingedrukt om te deactiveren.
RPT verdwijnt van het display.
Willekeurig afspelen
Houd tijdens het afspelen van de cd
de genummerde toets 2 (van de
zendertoetsen 1...6) ingedrukt om het
willekeurig afspelen te activeren.
MIX verschijnt op het display wan‐
neer willekeurig afspelen actief is.
62CD-spelerLet op
Op een mp3 cd werkt de willekeurige
afspeelfunctie alleen voor het hui‐
dige album.
Houd de genummerde toets 2 weer
ingedrukt om te deactiveren.
MIX verdwijnt van het display.
Willekeurig afspelen kan ook worden
uitgeschakeld door het uitwerpen van de cd.
Let op
Willekeurig afspelen wordt niet uit‐
geschakeld wanneer het audiosys‐
teem uitgeschakeld wordt of de bron
gewijzigd wordt.
Pauze
Druk tegelijkertijd kort op m, @ of zo‐
wel ! als # om het afspelen van cd/
mp3-cd te onderbreken. Opnieuw in‐
drukken om het afspelen te hervatten.
De pauzefunctie wordt automatisch
uitgeschakeld wanneer het volume
wordt ingesteld, de audiobron wordt
gewijzigd of automatische informatie‐ berichten worden weergegeven.Extra tekstinformatie (cd-text of
id3-tag) weergeven
Na het selecteren van een nummer of
album drukt u kort op TEXT om op de
cd beschikbare tekstinformatie op te
roepen (bijv. naam van artiest, album of nummer).
Voor het ineens weergeven van alle
tekstinformatie houdt u genummerde
toets TEXT ingedrukt.
Om het display af te sluiten, drukt u
op /.
CD verwijderen
Druk op d: De cd wordt uit de cd-sleuf
geworpen.
Als de cd na het uitwerpen niet wordt verwijderd, wordt hij na enkele secon‐
den automatisch weer naar binnen
getrokken.
NAVI 80 IntelliLink (type B en C) - Gebruik cd-speler
CD afspelen starten
Schakel het Infotainmentsysteem in
(door op m te drukken) en duw de cd
met de bedrukte zijde naar boven inde cd-sleuf totdat deze erin getrokken is: het afspelen van de cd start auto‐
matisch.
Als er reeds een cd in de speler is,
drukt u herhaalde malen op MEDIA of
AUDIO totdat de gewenste audiobron
geselecteerd is: het afspelen van de
cd wordt gestart.
Let op
Afhankelijk van de op de audio- of
mp3-cd opgeslagen gegevens wordt verschillende informatie over de cd
en de actuele muziektrack op het
display weergegeven.
Album of nummer selecteren
Druk op New selection of
Current playlist op het displayscherm
of draai aan de draaiknop in het mid‐
den op een album of track uit de lijst te selecteren.
Naar de volgende of vorige track
gaan
Druk 2 of 3 één of meerdere ma‐
len kort in.
64AUX-ingangAUX-ingangAlgemene aanwijzingen...............64
Gebruik ........................................ 64Algemene aanwijzingen
Er is een AUX-ingang beschikbaar
voor de aansluiting van externe audi‐
obronnen.
Let op
Deze poort moet u altijd schoon- en
drooghouden.
Het is bijvoorbeeld mogelijk om een
draagbare cd-speler op de AUX-in‐
gang aan te sluiten met een 3,5 mm
stekkeringang.
Gebruik
Een op de AUX-ingang aangesloten
audiobron kan alleen via de bedie‐
ningselementen op de audiobron
worden bediend, d.w.z. niet via het in‐
fotainmentsysteem. Selecteer alleen
een nummer rechtstreeks bij de ge‐
luidsbron wanneer de auto stilstaat.Voorzichtig
Voordat u een extra apparaat aan‐ sluit of loskoppelt, bijv. een draag‐
bare cd-speler, schakelt u de spe‐ ler en het infotainment-systeem uit
om problemen met de geluidskwa‐
liteit en mogelijke schade aan de
apparatuur te voorkomen.
Na aansluiting via de stekkeringang
detecteert het systeem de geluids‐
bron automatisch. Afhankelijk van het opnamevolume kan er een vertraging
zijn voordat u de geluidsbron hoort.
De naam van de artiest of het num‐
mer wordt niet op het displayscherm
weergegeven.
USB-poort67USB-poortAlgemene aanwijzingen...............67
Opgeslagen audiobestanden
afspelen ....................................... 68Algemene aanwijzingen
In het Infotainmentsysteem (of op de
middenconsole) bevindt zich een
USB-aansluiting M waarmee externe
audiobronnen kunnen worden aange‐ sloten.
Let op
Deze poort moet u altijd schoon- en
drooghouden.
Een mp3-speler, USB-opslagappa‐
raat of een iPod kunnen op de USB-
poort worden aangesloten.
Deze apparaten worden bediend via
de bedieningselementen en menu's
van het infotainmentsysteem.
OpmerkingenMp3-speler en USB-opslagapparaten ● De aangesloten mp3-speler en USB-opslagapparaten moeten
aan de USB MSC-specificatie
voldoen (USB Mass Storage
Class).
● Alleen mp3-spelers en USB-op‐ slagapparaten met een sector‐
omvang van 512 bytes en een
clusteromvang die kleiner dan of
gelijk is aan 32 kB in het FAT32-
bestandssysteem, worden on‐
dersteund.
● Vaste-schijfstations (HDD) wor‐ den niet ondersteund.
● De volgende beperkingen gelden
voor de gegevens die opgesla‐ gen zijn op een mp3-speler of
een USB-opslagapparaat:
Alleen mp3-, wma- en (afhanke‐
lijk van het Infotainmentsysteem) acc-bestanden kunnen worden
gelezen. Wav-bestanden en alle
andere gecomprimeerde bestan‐
den kunnen niet worden afge‐
speeld.
Streaming audio via Bluetooth71Streaming audio via
BluetoothAlgemene informatie ....................71
Bediening ..................................... 71Algemene informatie
Bluetooth-compatibele extra audio‐ bronnen (bijv. mobiele telefoons voor muziek, mp3-spelers enz.) die het
Bluetooth-muziekprotocol A2DP on‐
dersteunen, werken draadloos op het
Infotainmentsysteem.
Opmerkingen ● Het Infotainmentsysteem werkt alleen met Bluetooth-apparaten
die A2DP (Advanced Audio Dis‐
tribution Profile) ondersteunen. Met oudere versies kunnen zichaansluitingsproblemen voor‐doen.
● Het Bluetooth-apparaat moet AVRCP (Audio Video Remote
Control Profile), versie 1.0 of ho‐
ger ondersteunen. Als het appa‐
raat AVRCP niet ondersteunt, werkt alleen de volumeregeling
via het Infotainmentsysteem.
● Maak uzelf voorafgaand aan het aansluiten van het Bluetooth-ap‐
paraat op het Infotainmentsys‐
teem vertrouwd met de bedie‐
ningsinstructies voor Bluetooth-
functies.Bediening
Voorwaarden
Aan de volgende voorwaarden moet
worden voldaan om een Bluetooth-
compatibel audio-apparaat via het in‐
fotainmentsysteem te regelen:
● De Bluetooth-functie van het in‐ fotainmentsysteem moet geacti‐veerd zijn.
Raadpleeg "Bluetooth-verbin‐ ding" in het hoofdstuk "Telefoon"
3 121.
● De Bluetooth-functie van de extra
Bluetooth-compatibele audio‐
bron moet geactiveerd zijn (zie
de bedieningsinstructies van het
audio-apparaat).
● Afhankelijk van de audiobron kan
het nodig zijn om dat apparaat op
"zichtbaar" in te stellen (zie de bedieningsinstructies van het au‐ dio-apparaat).
● De audiobron moet met het info‐ tainmentsysteem gekoppeld en
verbonden zijn.
72Streaming audio via BluetoothR15 BT USB, R16 BT USB,
CD16 BT USB, CD18 BT USB -
Muziek afspelen via Bluetooth
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐
bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het infotainmentsysteem via Blue‐ tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
Raadpleeg "Bluetooth-verbinding" in
het hoofdstuk "Telefoon" 3 121.
● Er kunnen maximaal 5 audio-ap‐ paraten gekoppeld en opgesla‐
gen worden in de apparatenlijst,
maar er kan er maar één tegelij‐
kertijd verbonden zijn.
● Als het apparaat zowel audiospe‐
ler- als telefoonfuncties heeft,
worden beide functies gekop‐
peld. Mobiele telefoon koppelen
3 118.
● De telefoonfuncties blijven wer‐ ken terwijl de audiospeler in ge‐
bruik is en audio-afspelen wordt
tijdens het gebruik van de tele‐
foon buiten werking gesteld.Extra audio-apparaat aan
infotainmentsysteem koppelen
Koppel het audioapparaat door op
TEL te drukken en selecteer
Apparaat koppelen door aan OK te
draaien en deze in te drukken. Het scherm Gereed voor koppelen ver‐
schijnt.
Zoek daarna op het audioapparaat
naar Bluetooth-apparaten in de buurt
van het apparaat.
Selecteer My Radio (d.w.z. de naam
van het systeem) uit de lijst op het au‐ dioapparaat en voer, indien van toe‐
passing, via het toetsenbord van het
audioapparaat de koppelingscode in die op het displayscherm van het In‐
fotainmentsysteem staat weergege‐
ven.
Let op
Als het audioapparaat geen scherm
heeft, voer dan de standaard koppe‐
lingscode op het apparaat en daarna op het Infotainmentsysteem in.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
voor deze standaard koppelings‐
code van het audioapparaat,
meestal 0000. Afhankelijk van het
apparaat moet de koppelingscodewellicht in omgekeerde volgorde
worden ingevoerd, d.w.z. eerst op
het Infotainmentsysteem.
Als het koppelen mislukt, gaat het
systeem terug naar het vorige menu
en verschijnt er een dienovereenkom‐
stig bericht. Herhaal de procedure zo
nodig.
Wanneer het koppelen voltooid is,
wordt een bevestigingsbericht, ge‐
volgd door de naam van het gekop‐
pelde audio-apparaat, op het display‐ scherm van het Infotainmentsysteem
getoond.
Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt de batterij van het au‐ dio-apparaat sneller ontladen wan‐
neer het audio-apparaat via het in‐
fotainment-systeem wordt bediend.
Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem
aangesloten.
Om een audioapparaat aan te sluiten
nadat het gekoppeld is, of om een an‐ der gekoppeld audioapparaat aan te
Streaming audio via Bluetooth73sluiten dan het huidige, drukt u op
TEL en selecteert u het menu
Selecteer apparaat . De apparatenlijst
toont de audio-apparaten die al ge‐ koppeld zijn.
Selecteer het gewenste apparaat uit
de lijst en bevestig door op OK te
drukken. Een displaybericht bevestigt
de aansluiting.
Audio-apparaat ontkoppelen
Voor het ontkoppelen van een audio‐
apparaat van het Infotainmentsys‐
teem drukt u op TEL (of SETUP ) en
selecteert u Bluetooth-verbinding .
Selecteer het gewenste apparaat uit
de apparatenlijst en selecteer vervol‐
gens Apparaat loskoppelen door aan
OK te draaien en deze in te drukken.
Een displaybericht bevestigt de ont‐
koppeling.
Als het audio-apparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audio-apparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat ook van het infotainmentsysteem ontkoppeld.Extra audio-apparaat van
infotainmentsysteem ontkoppelen
Wanneer de lijst met gekoppelde au‐
dio-apparaten vol is, kan een nieuw
apparaat alleen gekoppeld worden
wanneer een bestaand apparaat
wordt ontkoppeld.
Om te ontkoppelen, d.w.z. een audio‐
apparaat uit het systeemgeheugen te verwijderen, drukt u op TEL en selec‐
teert u Apparaat verwijderen . Selec‐
teer het gewenste audioapparaat uit
de lijst en druk op OK om het verwij‐
deren te bevestigen wanneer daarom wordt gevraagd.
Bediening via infotainmentsysteem
Bij draadloze koppeling en verbinding
begint het afspelen van de audio au‐
tomatisch.
Het audio-apparaat kan dan via de functietoetsen van het infotainment‐
systeem, draaiknoppen en display‐
menu's worden bediend.
Het bereik aan toegankelijke functies
die via het infotainmentsysteem kun‐
nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.De bediening van het audio-apparaat, wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor de cd- speler 3 61.
NAVI 50 IntelliLink - Muziek
afspelen via Bluetooth
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐
bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het infotainmentsysteem via Blue‐
tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
Raadpleeg (NAVI 50 IntelliLink) "Bluetooth-verbinding" in het hoofd‐
stuk "Telefoon" 3 121.
● Er kunnen maximaal 5 audioap‐ paraten gekoppeld en opgesla‐gen worden in de apparatenlijst,maar er kan er maar één tegelij‐
kertijd verbonden zijn (afhanke‐
lijk van de versie kunnen maxi‐
maal 8 audioapparaten gekop‐
peld zijn).