212Rijden en bedieningLet op
Het parkeerhulpsysteem herkent automatisch een af fabriek gemon‐
teerde trekhaak. Het systeem wordt
gedeactiveerd zodra u de stekker
erin steekt.
Als gevolg van externe akoestische
of mechanische storingen is het mo‐ gelijk dat de sensor een niet-be‐
staand object (echostoring) herkent.
De geavanceerde parkeerhulp rea‐
geert eventueel niet op veranderin‐ gen van de parkeerplek nadat u met het parkeren bent begonnen.
Let op
Na productie moet het systeem wor‐
den gekalibreerd. Voor optimale be‐ geleiding tijdens het parkeren is eenrijafstand van ten minste 35 km, in‐
clusief een aantal bochten, nodig.
Blindehoeksysteem
Het blindehoeksysteem detecteert en meldt objecten die zich, binnen een
specifieke blindehoekzone, aan
weerszijden van de auto bevinden.
Het systeem alarmeert visueel in elkebuitenspiegels bij het detecteren die
in de binnen- en buitenspiegels wel‐
licht niet zichtbaar zijn.
De sensoren van het systeem bevin‐
den zich in de bumper aan de linker-
en rechterzijde van de auto.9 Waarschuwing
Het blinde-hoeksysteem vervangt
het zicht van de bestuurder niet.
Het systeem detecteert geen:
● auto's die zich buiten de blinde hoeken bevinden, en die mo‐
gelijk snel naderen
● voetgangers, fietsers of dieren Controleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk
over uw schouder en gebruik de
richtingaanwijzer.
Wanneer het systeem tijdens het
vooruitrijden in de blindehoekzone
een voertuig detecteert, licht er zowel bij auto's die worden ingehaald of die
u inhalen het gele waarschuwings‐
symbool B in de betreffende buiten‐
spiegel op. Als de bestuurder vervol‐
gens de richtingaanwijzer gebruikt,
gaat het waarschuwingssymbool B
geel knipperen als waarschuwing om
niet van rijstrook te wisselen.
Let op
Als de passerende auto minstens
10 km/u sneller rijdt dan de gepas‐
seerde auto, licht het waarschu‐
wingssymbool B in de betreffende
buitenspiegel mogelijk niet op.
Als de auto wordt gestart, lichten
beide displays in de buitenspiegels
kort op om aan te geven dat het sys‐
teem operationeel is.
Rijden en bediening215DeactiveringU kunt de waarschuwing voor het wis‐selen van rijstroom in het menu Per‐
soonlijke instellingen op het Colour-
Info-Display in- of uitschakelen.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 120.
Persoonlijke instellingen 3 125.
Het systeem wordt geactiveerd als er
een aanhangwagen aangekoppeld is.
De deactivering wordt aangegeven
door een tekst in het Driver Informa‐
tion Center.
Let op
Na productie moet het systeem wor‐
den gekalibreerd. Rijd voor optimale prestaties zo spoedig mogelijk een
stuk op een rechte snelweg met ob‐
jecten aan de kant van de weg,
bijv. vangrails en afsluitingen.
Storing
Onder normale omstandigheden of in
scherpe bochten geeft het systeem
soms geen waarschuwing. Het sys‐teem kan bij specifieke weersomstan‐ digheden (regen, hagel enz.) waar‐
schuwen voor obstakels in de blinde
hoek. Bij rijden op een nat wegdek of bij de overgang van droog naar nat
kan het systeem oplichten, omdat op‐
spattend water als een obstakel kan
worden geïnterpreteerd. Anders kan
het systeem vanwege vangrails, ver‐ keersborden, bomen, struikgewas of
andere onbeweeglijke objecten op‐
lichten. Dit is normaal bedrijf en het
systeem hoeft niet te worden nage‐
keken.
Het alarm bij wisselen van rijstrook
werkt wellicht niet als de bumper aan
de linker- of rechterzijde vervuild is
met modder, vuil, sneeuw, ijs of slijk.
Instructies voor reinigen 3 282.
Bij een storing in het systeem of als het systeem door tijdelijke omstan‐
digheden niet operationeel is, dan
verschijnt er een melding in het Driver
Information Centre. De hulp van een
werkplaats inroepen.Achteruitkijkcamera
De achteruitkijkcamera helpt de be‐
stuurder bij het achteruitrijden door
middel van een weergave van het ge‐
bied achter de auto.
Het camerabeeld wordt getoond in de
Colour-Info-Display.9 Waarschuwing
De achteruitrijcamera kan nooit
het zicht van de bestuurder ver‐
vangen. Let op: voorwerpen die
zich buiten het bereik van de ca‐
mera en de sensoren van de ge‐
avanceerde parkeerhulp bevin‐
den, bijv. onder de bumper of on‐
der de auto, worden niet getoond.
Rijd nooit achteruit als u alleen op het Info-Display hebt gekeken.
Controleer eerst de omgeving aan
de achterzijde en rondom de auto
voordat u achteruit rijdt.
236Verzorging van de autoAlgemene informatieAccessoires en modificatiesvan auto
Wij raden u aan alleen gebruik te ma‐
ken van originele onderdelen, acces‐
soires en andere uitdrukkelijk door de fabriek voor uw autotype goedge‐
keurde onderdelen. Voor andere on‐
derdelen kunnen wij – ook als deze
door autoriteiten of anderszins zijn
goedgekeurd – niet beoordelen of
deze betrouwbaar zijn en er evenmin garant voor staan.
Geen aanpassingen in het elektrische
systeem aanbrengen, zoals wijzigin‐
gen in de elektronische stuurappara‐
ten (chip-tuning).Voorzichtig
Wanneer het voertuig getranspor‐
teerd wordt op een trein of een ta‐ kelwagen kunnen de spatlappen
beschadigd worden.
Auto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Auto wassen en conserveren.
● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en con‐ serveren.
● Brandstoftank helemaal vullen.
● Motorolie verversen.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op de waarde voor maximale belading.
● Auto in een droge en goed ge‐ ventileerde ruimte parkeren. Eer‐ste versnelling of achteruitver‐
snelling inschakelen of keuze‐
hendel in stand P zetten. Voor‐
komen dat auto kan wegrollen.
● Handrem niet aantrekken.● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.
● Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt,
waaronder het diefstalalarmsys‐
teem.
Weer in gebruik nemen
Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voorde elektrische ruitbediening in‐
schakelen.
● Bandenspanning controleren.
● Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Motoroliepeil controleren.
● Koelvloeistofpeil controleren.
● Zo nodig kentekenplaat monte‐ ren.
Verwerking van sloopauto
Eventueel wettelijk verplichte infor‐
matie over autodemontagebedrijven
en de recycling van sloopauto's vindt
Verzorging van de auto259Zekeringenkast
instrumentenpaneel
Bij auto's met het stuurwiel links zit
het zekeringenkastje achter het op‐
bergvak in het instrumentenbord.
Open het opbergvak, druk de borglip‐
pen in, klap het opbergvak omlaag en
verwijder het.
Bij rechtsgestuurde auto's zit de ze‐ keringenkast achter een deksel in het
handschoenenkastje. Open het
handschoenenkastje en verwijder het deksel.
Nr.Stroomkring1Infotainmentsysteem/infodis‐
play/diefstalalarmsysteem2Carrosserieregelmodule3Carrosserieregelmodule4Infotainmentsysteem/Info-
display5Infotainmentsysteem/infodis‐
play/grootlichtassistentie6Aansteker7Stekkerdoos8Carrosserieregelmodule9Carrosserieregelmodule10Carrosserieregelmodule11Aanjager12–13–14Diagnosestekker15Airbag16Centrale vergrendeling/achter‐
klep17Airconditioning
Verzorging van de auto261Nr.Stroomkring1Centrale vergrendeling/elektro‐
nisch sleutelsysteem2Aanhangermodule (type A)
Infotainmentsysteem (type B)3–4–5Aanhangerstekkerdoos6Verwarmd stuurwiel (alleen
auto's met zekeringhouder in
bagageruimte)7Systeem voor selectieve kataly‐
satorreductie8Aanhangerstekkerdoos9Zonnedak10Centrale vergrendeling/achter‐
klep (type A)
Zonnedak (type B)11–12Systeem voor selectieve kataly‐
satorreductie13–14–Nr.Stroomkring15Elektr. achterklepslot16Airconditioning17Systeem voor selectieve kataly‐
satorreductie18Systeem voor selectieve kataly‐
satorreductie19Zijdelingse obstakeldetectie20Zijdelingse obstakeldetectie/
geventileerde voorstoelen21Actief dempingssysteem/cruise
control/verkeersbordherken‐
ning/Lane Departure Warning/
aanhangermodule22–23Aandrijving op alle wielen/dief‐
stalalarmsysteem24–25–26–27–28–Nr.Stroomkring29Aanhangermodule/transportze‐
kering (type A)30Zijdelingse obstakeldetectie31–32–33–34Zonnedak35–36–37–
328TrefwoordenlijstAAan/Uit-knop ............................... 164
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............286, 290
Aanduidingen op banden ..........263
Aangeslagen lampenglazen ......142
Aanhangerkoppeling ..................231
Aanhangerstabilisatie ................234
Aanhanger trekken ....................232
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 236
Accu ........................................... 242
Achterlichten .............................. 250
Achterruitverwarming ................... 43
Achteruitkijkcamera ...................215
Achteruitrijlichten .......................142
Actieve hoofdsteunen ...................48
Actieve noodrem......................... 204 Adaptief rijlicht (AFL) .................138
Adaptieve cruise control .....113, 192
Adaptive Forward Lighting .........112
AdBlue ................................ 111, 172
Afmetingen auto ........................301
Afstand tot voorligger .................109
Airbag deactiveren ....................... 65
Airbag-deactivering .................... 107
Airbag en gordelspanners .........107
Airbaglabel.................................... 60
Airbagsysteem ............................. 60
Airconditioning ........................... 147Airconditioning regelmatig
aanzetten ............................... 161
Alarmknipperlichten ...................140
Algemene informatie .................. 231
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 163
All-wheel drive ........................... 180
Andere auto slepen ...................280
Antiblokkeersysteem .................181
Antiblokkeersysteem (ABS) .......109
Armsteun ................................ 55, 56
Armsteun met opbergruimte ........73
Asbakken ..................................... 95
Autogegevens ............................ 290
Autokrik....................................... 262
Automatische dimfunctie .......39, 40
Automatische transmissievloeistof .................239
Automatische verlichting ............ 135
Automatische versnellingsbak ...175
Automatisch geregelde airconditioning ........................ 150
Automatisch geregelde airconditioning met twee zones 154
Automatisch vergrendelen ...........28
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 278
Auto stallen ................................. 236
Autostop ............................. 112, 167
329BBagageruimte ........................ 29, 74
Bagageruimte-afdekking .............76
Banden- en velgmaat veranderen ............................. 267
Bandenreparatieset ...................268
Bandenspanning .......................263
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ............................... 111, 264
Bandenspanningswaarden ........303
Baselevel-display........................ 114
Batterijspanning .........................124
Bedieningsorganen ......................88
Bekerhouders .............................. 72
Bekleding .................................... 284
Beladingsinformatie .....................85
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 189
Beveiliging van de auto ................34
Binnenspiegels ............................. 40
Binnenverlichting ...............143, 254
Blindehoeksysteem ....................212
BlueInjection ............................... 172
Bochtverlichting .......................... 138
Bolle vorm .................................... 37
Boordgereedschap .....................262
Boordinformatie .........................123
Brandstof .................................... 223
Brandstofkeuzeschakelaar ........103
Brandstofmeter .......................... 103Brandstofverbruik - CO
2-uitstoot. 230
Brandstof voor benzinemotoren 223
Brandstof voor dieselmotoren ...224
Brandstof voor rijden op LPG .....224
Buitenspiegels .............................. 37
Buitentemperatuur .......................92
Buitenverlichting .........................134
C
Car Pass ...................................... 21
Centrale vergrendeling ................24
Claxon ................................... 13, 89
Colour-Info-Display .....................120
Conformiteitsverklaring ...............318
Contactslotstanden ....................163
Controlelampen ..................102, 106
Controle over de auto ................163
Controles .................................... 237
Cruise control ....................113, 189
D
Dagrijlicht ................................... 137
Dagteller .................................... 102
Dak ............................................... 44
Dakbelasting ................................. 85
Dakdrager .................................... 84
DEF ............................................ 172
Diefstalalarmsysteem ..................34
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 244
Dieseluitlaatvloeistof ...................172Dimlicht of grootlicht ...................134
Driepuntsgordel ........................... 58
Driver Information Center ...........114
E Eerste hulp ................................... 84
Elektrisch bediende ruiten ...........41
Elektrische aansluitingen .............94
Elektrische handrem ...........108, 182
Elektrische stoelverstelling ...........52
Elektrische verstelling ..................37
Elektrisch systeem...................... 255
Elektronische rijprogramma's ....178
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ...110
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 184
Elektronische stabiliteitsregeling uit ...............110
Elektronisch sleutelsysteem .........22
Erkenning van software ..............321
Event Data Recorders (EDR) .....325
F
FlexOrganizer .............................. 79
Frontaal airbagsysteem ...............63
Frontaanrijdingswaarschuwing ...200
G
Gebruik van deze handleiding .......3
Geluidssignalen .........................124