
114Instrumenten en bedieningsorganenInformatiedisplaysDriver Information Center
Het Driver Information Center is on‐
dergebracht in de instrumenten‐
groep.
Afhankelijk van de versie en de in‐
strumentengroep is het Driver Infor‐
mation Center verkrijgbaar als Base‐
level-display, Midlevel-display of
Uplevel-display.
De indicatie op het Driver Information Center is afhankelijk van de uitrus‐
ting:
● kilometerteller en dagteller
● boordinformatie
● informatiemenu dagteller/brand‐ stof
● verbruiksinformatie
● prestatiegegevens
● boord- en waarschuwingsinfor‐ matie
● audio- en Infotainmentinformatie
● telefooninformatie
● navigatie-informatie
● auto-instellingenBaselevel-display
De menupagina's op het Baselevel-
display worden geselecteerd door op
MENU op de richtingaanwijzerhendel
te drukken. Hoofdmenusymbolen
verschijnen op de bovenste regel van het display:
● W Menu Info
● X Menu Instellingen
● s Menu Verbruik
Sommige functies op het display ver‐
schillen tussen onderweg of in stil‐
stand. Sommige functies zijn alleen onderweg beschikbaar.
Persoonlijke instellingen 3 125. Op‐
geslagen instellingen 3 23.
Menu's en functies selecteren
U selecteert de menu's en functies
met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Druk op MENU om tussen de hoofd‐
menu's te schakelen of om vanuit een
submenu één niveau terug te gaan.
Draai aan het stelwiel om een subpa‐ gina van het hoofdmenu te selecteren
of om een numerieke waarde in te
stellen.
Druk op SET/CLR om een functie te
selecteren en te bevestigen.

Instrumenten en bedieningsorganen115Eventueel verschijnt er boord- en on‐
derhoudsinformatie op het Driver In‐
formation Center. Bevestig berichten
door op SET/CLR te drukken. Boord‐
informatie 3 123.
Midlevel- en Uplevel-display
Menupagina's verschijnen door op p
op het stuurwiel te drukken. Druk op Q of P om een menu te selecteren,
druk op 9 om te bevestigen. Selec‐
teerbare menupagina's zijn:
● Info
● Prestaties
● Audio
●Telefoon
● Navigatie
● Instell.
Sommige weergegeven functies ver‐
schillen onderweg ten opzichte van
stilstand van de auto. Sommige func‐
ties zijn alleen onderweg beschik‐
baar.
Instrumentengroep Uplevel kan wor‐
den weergegeven als Sportmodus of
Tourmodus. Zie hieronder: Menu In‐
stellingen, displayonderwerpen.
Persoonlijke instellingen 3 125. Op‐
geslagen instellingen 3 23.
Menu's en functies selecteren
De menu's en functies kunnen wor‐
den geselecteerd met de knoppen
rechts op het stuurwiel.
Druk op p om de hoofdmenupagina te
openen.
Selecteer een hoofdmenupagina met Q of P.
Bevestig een hoofdmenupagina met
9 .
Druk na het selecteren van een
hoofdmenupagina op Q of P om
subpagina's te selecteren.
Druk op q om de volgende map van
de geselecteerde subpagina te ope‐
nen.
Druk op Q of P om functies te se‐
lecteren of zo nodig een numerieke
waarde in te stellen.

Instrumenten en bedieningsorganen119● aanduiding G-kracht
● rondetimer
Afhankelijk van de instellingen van
het Uplevel-display verschijnen er
meters voor "Olietemperatuur", "Olie‐
druk" of "Accuspanning" ook links en
rechts van de snelheidsmeter.
Olietemperatuur
Geeft de olietemperatuur in graden
Celsius aan.
Oliedruk
Geeft de oliedruk in kPa aan.
Batterijspanning
Geeft de accuspanning weer.
Aanduiding G-kracht
Geeft de kracht van de autoprestaties aan. De hoeveelheid positieve/nega‐
tieve kracht in langsrichting en dwars‐
kracht wordt weergegeven. De een‐
heid voor de G-krachtwaarde wordt
berekend en als een numerieke
waarde weergegeven.
Rondetimer
De rondetimerfunctie meet de tijd die
verstreken is sinds de laatste keer dat
de gebruiker de rondetimer via con‐
tactcycli heeft gestart en gestopt. De
timerwaarden worden van uren tot
tienden van een seconde weergege‐
ven. Start en stop de timer door op
9 te drukken.
Huidige en vorige rondetijden worden tot op een tiende van een seconden
nauwkeurig weergegeven. Winst- of
verliestijd wordt aangegeven in de in‐ deling ss.s.
Menu Audio
In het menu Audio kunt u naar muziek
zoeken, uit favorieten selecteren of
van audiobron wisselen.
Zie handleiding bij het infotainment.Menu Telefoon
In het menu Telefoon kunt u telefoon‐
gesprekken beheren en voeren, door contactpersonen scrollen of hands‐
free telefoneren.
Zie handleiding bij het infotainment.
Menu Navigatie
In het menu Navigatie kunt u route‐
begeleiding inschakelen.
Zie handleiding bij het infotainment.
Menu Instellingen
De onderstaande lijst bevat alle mo‐
gelijke pagina's van het menu Instel‐ lingen. Sommige zijn voor uw speci‐
fieke auto wellicht niet beschikbaar.
Afhankelijk van het display zijn som‐
mige functies weergegeven als sym‐
bool.
Draai aan het stelwiel of druk op Q of
P om een pagina te selecteren en
volg de instructies in de submenu's
op:
● eenheden
● displayonderwerpen
● infopagina's

132Instrumenten en bedieningsorganengrote systemen. Ook bevat het infor‐
matie over mogelijke onderhouds‐
punten en de bandenspanning (al‐
leen als er een bandenspanningscon‐ trolesysteem is).
U kunt meer details opvragen door op
de link in de e-mail te klikken en u bij
uw account aan te melden.
Bestemming downloaden
Een gewenste bestemming kan
rechtstreeks naar het navigatiesys‐
teem worden gedownload.
Druk op Z om een adviseur te bellen
en beschrijf de bestemming of het
markante punt.
De adviseur kan elk adres en elke
nuttige plaats opzoeken en deze naar
het ingebouwde navigatiesysteem
verzenden.
OnStar-instellingen
OnStar-PIN
U hebt een viercijferige PIN nodig
voor toegang tot alle OnStar-servi‐
ces. U moet een eigen PIN invoeren
wanneer u voor de eerste keer met
een adviseur belt.Druk op Z om een adviseur te bellen
en de PIN te veranderen.
Accountgegevens
Een OnStar-abonnee heeft een ac‐
count waar alle gegevens in zijn op‐
geslagen. Druk op Z en spreek met
een adviseur of log in bij uw account
als u accountinformatie wilt verande‐
ren.
Als de OnStar-service voor een an‐
dere auto moet worden gebruikt, druk
dan op Z en vraag of de account op
de nieuwe auto kan worden overge‐
dragen.
Let op
Informeer OnStar onmiddellijk over
de wijzigingen als de auto wordt af‐
gevoerd, verkocht of anderszins
overgedragen en beëindig de On‐
Star-service voor deze auto.
Voertuiglocatie
De voertuiglocatie wordt aan OnStar
doorgegeven wanneer er een service wordt verzocht of getriggerd. Een be‐
richt op het Info-Display geeft door
dat deze informatie is verzonden.Als u het doorgeven van de voertuig‐
locatie wilt activeren of deactiveren,
drukt u op j tot u een audiobericht
hoort.
Het deactiveren wordt aangegeven
door het controlelampje dat korte tijd
rood of groen knippert en iedere keer wanneer de auto wordt gestart.
Let op
Als het verzenden van de voertuig‐
locatie wordt gedeactiveerd, zijn
sommige diensten niet meer be‐
schikbaar.
Let op
OnStar wordt in een noodsituatie al‐
tijd geïnformeerd over de voertuig‐
locatie.
Ga naar het document met het priva‐
cybeleid in uw account.
Software-updates
OnStar kan op afstand software-up‐
dates uitvoeren, zonder dat zij u daar‐ over van tevoren inlichten of om uw
toestemming vragen. Deze updates
verbeteren of behouden de veiligheid
en beveiliging of de werking van uw
voertuig.