Rijden en bediening189Drive Mode Control
Nadat u handmatig de rijmodus
SPORT, TOUR of NORMAL hebt ge‐
selecteerd, detecteert en analyseert
de Drive Mode Control (DMC) continu
het daadwerkelijke rijgedrag, de re‐
acties van de bestuurder en de ac‐
tieve dynamische toestand van de
auto. De DMC-regeleenheid zal zo
nodig automatisch de instellingen van de geselecteerde rijmodus verande‐
ren, of in geval van sterke variaties de
rijmodus veranderen zolang deze va‐ riaties duren.
Hebt u bijvoorbeeld de NORMAL mo‐
dus geselecteerd, maar detecteert de
DMC een sportief rijgedrag, dan ver‐
andert de DMC diverse instellingen
van de normale modus in sportieve
instellingen. Wanneer u erg sportief
rijdt, selecteert de DMC de SPORT-
modus.
Hebt u bijvoorbeeld de TOUR-modus
geselecteerd terwijl u op een bochtige
weg rijdt en plotseling hard moet rem‐
men, dan detecteert de DMC de dy‐
namische toestand van de auto enworden de instellingen van de wiel‐
ophanging in de SPORT-modus ge‐
zet om de auto te stabiliseren.
Wanneer het rijgedrag of de dynami‐
sche toestand van de auto weer als
voorheen worden, verandert de DMC
in de instellingen weer in de rijmodus
die u oorspronkelijk had geselec‐
teerd.
Persoonlijke instellingen in de
Sport-modus
U kunt de functies van de SPORT-
modus selecteren wanneer u op
SPORT drukt. U kunt deze instellin‐
gen wijzigen in het menu Instellingen
op het Info-display. Persoonlijke in‐
stellingen 3 136.
Flex Ride - OPC-versie
De OPC-versie van het Flex Ride-
systeem werkt op dezelfde manier als het standaard Flex Ride-systeem,
met dit verschil dat de modi sportiever
zijn.
Het OPC Flex Ride-systeem laat u uit drie rijmodi kiezen:
● OPC-modus: druk op OPC, de
led brandt.
● SPORT -modus: druk op SPORT,
de led brandt.
● NORMAL-modus: SPORT of
OPC is niet ingedrukt, er brandt
geen LED.
U deactiveert de SPORT- en OPC-
modus door de bijbehorende toets
nogmaals in te drukken.
230Rijden en bedieningAlgemene informatie
Het officiële brandstofverbruik en de specifieke cijfers voor de CO 2-emis‐
sie zoals vermeld zijn conform het
EU-basismodel met standaarduitrus‐
ting.
Brandstofverbruikgegevens en CO 2-
emissiegegevens worden bepaald
volgens verordening
R (EG) nr. 715/2007 (in de meest re‐
cente van toepassing zijnde versie),
waarbij rekening wordt gehouden met
het gewicht van de auto in bedrijfs‐
toestand, zoals voorgeschreven door
de verordening.
De cijfers dienen uitsluitend ter ver‐ gelijking van de diverse modelvarian‐ ten en bieden geen garantie voor het
werkelijke brandstofverbruik van een
specifiek model. De vermelde cijfers
voor het verbruik en de CO 2-emissie
kunnen door accessoires iets hoger
uitvallen. Het brandstofverbruik hangt
bovendien af van de persoonlijke rij‐
stijl, de staat van het wegdek en de
verkeersomstandigheden.Trekhaak
Algemene informatie Alleen trekhaken gebruiken die voor
uw auto zijn goedgekeurd. Het ach‐ teraf monteren van een trekhaak door
een werkplaats laten uitvoeren. Zo
nodig wijzigingen in de auto aanbren‐
gen, zoals in het koelsysteem, de hit‐ teschilden of andere uitrusting.
De lamp-uitvaldetectie van het aan‐
hangerremlicht constateert geen indi‐
vidueel uitgevallen lampen. Bij bijv.
4x 5 W wordt er pas uitval geconsta‐
teerd als alleen een lamp van 5 W of
geen lampen aan blijven.
Door montage van een trekhaak wordt de opening voor het sleepoog
mogelijk afgedekt. Maak in dat geval
gebruik van een kogelstang. De trek‐
haakstang na gebruik altijd in de auto bewaren.
Rijgedrag en aanhangertips
Alvorens een aanhangwagen aan te
koppelen, de kogel van de trekhaak
smeren. Bij gebruik van een trillings‐ demper die slingerbewegingendempt en op de koppelingskogel in‐
werkt, mag de kogel niet worden ge‐
smeerd.
Wanneer u een instabiele aanhanger of een caravan met een max. toelaat‐
baar totaalgewicht van meer dan
1300 kg (Sports tourer: 1200 kg) trekt, is het uiterst raadzaam een stabilisa‐
tor te gebruiken wanneer u sneller
rijdt dan 80 km/u.
Als de aanhanger begint te slingeren,
langzamer gaan rijden, niet tegenstu‐
ren en zo nodig krachtig remmen.
Bergafwaarts dezelfde versnelling in‐ schakelen als bergopwaarts en onge‐veer dezelfde snelheid aanhouden.
Bandenspanning instellen op de
waarde voor maximale belading
3 316.
Aanhanger trekken
Trekgewicht
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht hangt af van de auto en de mo‐ tor en mag niet worden overschre‐
den. Het werkelijke trekgewicht is het
verschilt tussen het werkelijke
270Verzorging van de autoAuto's met reservewielVariant 1a: 3-deurs en 5-deurs hatch‐
back met stijve wielsleutel
De krik, het gereedschap en een riem voor het vastzetten van een bescha‐
digd wiel liggen in de gereedschaps‐
kist onder het reservewiel in de baga‐
geruimte. De wielsleutel en het sleep‐
oog bevinden zich in de gereed‐
schapstas in de reservewielbak bij de gereedschapskist. Reservewiel
3 285.
Variant 1b: 3-deurs en 5-deurs hatch‐
back met uitklapbare wielsleutel
Zelfde inhoud als variant 1a maar met
een uitklapbare wielsleutel in plaats van de stijve wielsleutel die zich in de
gereedschapstas bevindt.
Variant 2: Sports Tourer
De krik, het gereedschap en het
sleepoog liggen in de gereedschaps‐ kist onder het reservewiel in de baga‐
geruimte. De wielsleutel en een lange bout voor het vastzetten van een be‐
schadigd wiel (alleen modellen met
compact reservewiel) liggen in de ge‐ reedschapstas in de reservewielbak
bij de gereedschapskist. Reservewiel
3 285.
Verzorging van de auto271Variant 3: 4-deurs notchback
De krik en het gereedschap liggen in
de gereedschapskist onder het reser‐
vewiel in de bagageruimte. De wiel‐
sleutel, het sleepoog en een lange
bout voor het vastzetten van een be‐
schadigd wiel (alleen modellen met
compact reservewiel) liggen in de ge‐ reedschapstas in de reservewielbak
bij de gereedschapskist. Reservewiel
3 285.
Velgen en banden
Conditie van banden en velgen
Zo langzaam mogelijk en onder een
rechte hoek over obstakels. Het rijden over scherpe randen kan schade aan
banden en velgen tot gevolg hebben. Banden niet tegen de stoeprand
klemmen.
De wielen regelmatig op beschadi‐
ging controleren. Bij beschadigingen
of abnormale slijtage de hulp van een
werkplaats inroepen.
Winterbanden
Winterbanden verhogen de veiligheid
bij temperaturen onder 7 °C en moe‐
ten daarom op alle wielen worden ge‐ monteerd.
De sticker met de maximumsnelheid
in overeenstemming met de geldende
wetgeving in uw land in het gezichts‐
veld van de bestuurder aanbrengen.5-deurs hatchback, 4-deurs notch‐
back, Sports tourer
Bandenmaten 205/65 R16 zijn alleen
geschikt als winterbanden.Alle motoren behalve A14XER,
B14XER, B14NEL, B14NET,
B14NET LPG, B16XER:
Bandenmaten 215/50 R17 zijn alleen
geschikt als winterbanden.
Aanduidingen op banden
Bijv. 215/60 R 16 95 H215:bandbreedte in mm60:hoogte-breedteverhouding
(bandhoogte t.o.v. band‐
breedte) in %R:type koordlagen: RadiaalRF:type: RunFlat16:velgdiameter in inch95:kengetal voor draagvermogen, 95 komt bijv. overeen met
690 kgH:kenletter voor snelheid
Kenletter voor snelheid:
Q:maximaal 160 km/uS:maximaal 180 km/uT:maximaal 190 km/uH:maximaal 210 km/uV:maximaal 240 km/uW:maximaal 270 km/u
316Technische gegevensBandenspanningswaarden
De bandenspanningswaarden verschillen afhankelijk van de modelvariant. De volgorde van de catalogusmodellen is als
volgt:
● 3-deurs hatchback
● 4-deurs notchback
● Sports tourer
Zie de tabelkop voor de juiste bandenspanning voor uw model.3-deurs hatchbackComfort bij max.
3 inzittendenECO bij max. 3 inzittendenBij maximale beladingMotorBandenvoorachtervoorachtervoorachter[kPa/bar]
([psi])[kPa/bar]
([psi])[kPa/bar]
([psi])[kPa/bar]
([psi])[kPa/bar]
([psi])[kPa/bar]
([psi])A14XER225/55 R17,210/2,1 (30)210/2,1 (30)250/2,5 (36)250/2,5 (36)220/2,2 (32)260/2,6 (38)235/45 R19,235/50 R18,235/55 R17,245/45 R18