Sleutels, portieren en ruiten23BasisinstellingenU kunt instellingen wijzigen in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 136.
Batterij van de handzender
vervangen
Zodra de reikwijdte afneemt, de bat‐ terij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Sleutel met uitklapbare sleutelbaard
Sleutelbaard uitklappen en handzen‐
der openen. Batterij vervangen (bat‐
terijtype CR 2032), let hierbij op de
juiste plaatsing. Handzender sluiten
en synchroniseren.
Handzender synchroniseren
Na vervanging van de batterij het be‐
stuurdersportier openen met de sleu‐
tel in het slot. De handzender wordt
gesynchroniseerd door het contact in
te schakelen.
Opgeslagen instellingen
Wanneer de sleutel uit het contactslot
wordt getrokken, worden de volgende instellingen automatisch opgeslagen
in het geheugen van de sleutel:
● verlichting
● Infotainmentsysteem
● centrale vergrendeling
● Instellingen sportmodus
● comfortinstellingen
De opgeslagen instellingen worden
automatisch toegepast wanneer de
sleutel met het geheugen de vol‐ gende keer in het contactslot wordt
gestoken en naar stand 1 3 171
wordt gedraaid.
Een voorwaarde is dat Pers. inst. voor
bestuurder geactiveerd is in de per‐
soonlijke instellingen van de Graphic-
Info-Display. Dit moet worden inge‐
steld voor alle gebruikte sleutels. Bij
auto’s die zijn uitgerust met een Co‐ lour-Info-Display, is de personalisatie
permanent ingeschakeld.
Persoonlijke instellingen 3 136.
104Instrumenten en bedieningsorganenBedieningsorganenStuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
U kunt het infotainment-systeem, de
cruise control en een gekoppelde mo‐ biele telefoon bedienen met de knop‐
pen op het stuurwiel.
Meer informatie staat in de handlei‐
ding van het infotainment-systeem.
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men 3 190.
Verwarmd stuurwiel
Druk op * om verwarming te active‐
ren. De activering wordt aangeduid
doordat de LED in de toets brandt.
Instrumenten en bedieningsorganen109
Let op
Als Kloksynchr. RDS-signaal geac‐
tiveerd is, worden tijd en datum au‐
tomatisch door het systeem inge‐
steld.
Zie voor meer informatie de handlei‐
ding bij het infotainment-systeem.
Tijd instellen
Selecteer de menuoptie Tijd
instellen om de tijdsinstellingen aan
te passen. Draai aan de multifunctio‐
nele knop om de eerste instelling aan
te passen.
Druk op de multifunctionele knop omde invoer te bevestigen. De ge‐
kleurde achtergrond gaat naar de vol‐
gende instelling.
Pas alle instellingen aan.
Datum instellen
Selecteer de menuoptie Datum
instellen om de tijdsinstellingen aan
te passen. Draai aan de multifunctio‐
nele knop om de eerste instelling aan
te passen.
Druk op de multifunctionele knop om
de invoer te bevestigen. De ge‐
kleurde achtergrond gaat naar de vol‐ gende instelling.
Pas alle instellingen aan.
Tijdweergave
Selecteer Tijdnotatie instellen om de
gewenste tijdweergave te kiezen. Ac‐ tiveer 12 uur of 24 uur .
Persoonlijke instellingen 3 136.Elektrische aansluitingen
Er zit een 12 volt-aansluiting in de
voorste console.
128Instrumenten en bedieningsorganenAfhankelijk van het infotainment-sys‐
teem, is het Graphic-Info-Display in
twee versies leverbaar.
Graphic-Info-Display geeft aan:
● tijd 3 108
● buitentemperatuur 3 107
● datum 3 108
● Infotainmentsysteem, zie be‐ schrijving in de handleiding Info‐
tainment
● persoonlijke instellingen 3 136
Colour-Info-Display
Het Colour-Info-Display geeft in kleur
weer:
● tijd 3 108
● buitentemperatuur 3 107
● datum 3 108
● Infotainmentsysteem, zie be‐ schrijving in de handleiding Info‐
tainment
● navigatie, zie beschrijving in de handleiding Infotainment
● systeeminstellingen
● boordinformatie 3 130
● persoonlijke instellingen 3 136
De getoonde informatie en de weer‐
gave ervan hangen af van de uitvoe‐
ring van de auto en de geselecteerde
instellingen.
Menu's en instellingen selecteren Via het display krijgt u toegang tot de menu's en instellingen.
U maakt uw selecties via:
● de menu's
● de functietoetsen en de multi‐ functionele toets van het infotain‐
ment-systeem
Instrumenten en bedieningsorganen129Selecteren met het infotainment-
systeem
Selecteer een functie via de knoppen
van het infotainment-systeem. Het menu van de geselecteerde functie
wordt weergegeven.
U gebruikt de multifunctionele toets
voor het selecteren en bevestigen
van een item.
Multifunctionele knop
De multifunctionele toets is het cen‐
trale bedieningselement voor de me‐
nu's:
Draaien
● om een menuoptie te markeren
● voor het instellen van een nume‐
rieke waarde of het weergeven
van een menuoptie
Drukken (op de buitenste ring) ● het selecteren of activeren van de gemarkeerde optie
● een ingestelde waarde bevesti‐ gen
● een systeemfunctie in- of uit‐ schakelen
BACK
Druk op BACK om:
● een menu te verlaten zonder de instellingen te wijzigen
● vanuit een submenu naar een hoger menuniveau terug te keren
● het laatste teken van een teken‐ reeks te wissen
Druk op BACK houd enkele secon‐
den vast om de gehele invoer te wis‐ sen.
Persoonlijke instellingen 3 136.
Opgeslagen instellingen 3 23.Regeleenheid smartphone
Via de regeleenheid smartphone hebt
u via een smartphone toegang tot
boordgegevens via WLAN of een
Bluetooth-verbinding. Daarna kunt u
deze gegevens op de smartphone
weergeven en analyseren.
Instrumenten en bedieningsorganen137Talen (Languages)
Selectie van de gewenste taal.
Tijd en datum
Zie klok 3 108.
Radio-instellingen
Zie de beschrijving in de handleiding
Infotainment voor nadere informatie.
Telefooninstellingen
Zie de beschrijving in de handleiding
Infotainment voor nadere informatie.
Auto-instellingen● Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. ventilatorsnelheid : Ver‐
andert het niveau van het lucht‐
debiet van de klimaatregeling in
het interieur in automatische mo‐
dus.
Klimaatregelingsmodus : Regelt
de toestand van de koelcompres‐ sor wanneer de auto wordt ge‐
start. Laatste instelling (aanbevo‐
len) of bij het starten van de auto is altijd AAN of altijd UIT.
Autom. achterruitverwarming :
Activeert de achterruitverwar‐
ming automatisch.● Comfortinstellingen
Volume geluidssignaal : Wijzigt
het volume van geluidssignalen.
Pers. inst. voor bestuurder : Acti‐
veert of deactiveert persoonlijke instellingen.
Wis auto. achter in achteruit : Ac‐
tiveert of deactiveert automati‐
sche inschakeling achterruitwis‐
ser bij inschakelen achteruitver‐
snelling.
● Parkeerhulp / Botsdetectie
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonparkeerhulp.
Activering kan worden geselec‐
teerd met of zonder de aanhan‐
gerkoppeling bevestigd.
Voorbereiding aanrijding : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche remwerking van de auto in geval van dreigend aanrijdings‐
gevaar. Het volgende is een op‐ tie: het systeem neemt de remre‐
geling over, waarschuwt alleen
via geluidssignalen of wordt ge‐
deactiveerd.
138Instrumenten en bedieningsorganenDodehoekwaarschuwing: Wijzigt
de instellingen van het blinde‐
hoeksysteem.
● Buitenverlichting
Duur tijdens uitstappen : Activeert
of deactiveert de uitstapverlich‐
ting en wijzigt de duur ervan.
Buitenverlichting bij ontgr. : Acti‐
veert of deactiveert de welkomst‐ verlichting.
● Portiervergrendeling
Automatische portiervergr. : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portierontgrendelingsfunc‐
tie na uitschakeling van het con‐
tact. Activeert of deactiveert de
automatische portiervergrende‐
lingsfunctie nadat de auto is weg‐ gereden.
Geen vergr. bij portier open : Ac‐
tiveert of deactiveert de automa‐
tische portiervergrendelingsfunc‐
tie wanneer een portier open‐
staat.
Vertr. portiervergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de ver‐
traagde portiervergrendelings‐
functie.● Vergr., ontgr., start op afstand
Feedb ontgr. op afstand : Acti‐
veert of deactiveert het alarm‐
knipperlichtsignaal bij het ont‐
grendelen.
Portierontgr. op afstand : Wijzigt
de configuratie om alleen het be‐ stuurdersportier of de hele auto
te ontgrendelen.
Autom. portiervergrendeling : Ac‐
tiveert of deactiveert de automa‐
tische hervergrendeling na het
ontgrendelen zonder de auto te
openen.
● Fabrieksinstellingen herstellen
Fabrieksinstellingen herstellen :
Hervat alle standaardinstellin‐
gen.
Instellingen in het Colour-Info-
Display
Navi 950/Navi 650/CD 600
Druk op CONFIG op de console van
het Infotainmentsysteem om naar het menu Configuratie te gaan.
Draai aan de multifunctionele knop
om in de lijst omhoog of omlaag te
scrollen. Druk op de multifunctioneleknop (Navi 950 / Navi 650: druk op de buitenste ring) om een menuoptie te
selecteren.
● Profiel sportmodus
● Talen (Languages)
● Tijd en datum
● Radio-instellingen
● Telefooninstelling
● Navigatie-instellingen
● Displayinstellingen
● Voertuig instellingen
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Rijden en bediening171Contactslotstanden0:contact uit1:stuurslot opgeheven, contact uit2:contact aan, bij dieselmotor:
voorgloeien3:starten
Vertraagde uitschakeling
stroom
De volgende elektronische systemen
kunnen werken tot het bestuurders‐
portier geopend wordt of ten laatste
tien minuten nadat het contact is uit‐
gezet:
● elektrisch bediende ruiten
● zonnedak
● stekkerdozen
Het Infotainmentsysteem blijft van
stroom voorzien en zal 30 minuten
blijven werken of tot de sleutel uit de
contactschakelaar wordt gehaald, on‐
afhankelijk of er een portier geopend
wordt of niet.
Motor starten
Handgeschakelde versnellingsbak:
trap de koppeling in.
Automatische versnellingsbak: trap
de rem in en zet de keuzehendel in
P of N.
Trap het gaspedaal niet in.
Dieselmotor: draai de sleutel naar
stand 2 om voor te gloeien totdat de
controlelamp ! dooft.
Draai de sleutel even naar stand 3 en
laat deze weer los: een automatische regeling bedient de startmotor na een
korte vertraging totdat de motor
draait, zie Automatische startmotor‐
regeling.
Om de motor opnieuw te starten of
deze af te zetten, sleutel in het con‐
tactslot eerst terugdraaien naar
stand 0.
Tijdens een Autostop kan de motor worden gestart door het koppelings‐
pedaal te bedienen.