22Sleutels, portieren en ruitenSleutel met uitklapbare
sleutelbaard
Om uit te klappen knop indrukken.
Om in te klappen eerst knop indruk‐
ken.
Car Pass Op de Car Pass staan veiligheids‐
technische autogegevens. Daarom
moet deze goed worden bewaard.
Een eventueel ingeschakelde werk‐
plaats heeft voor het verrichten van
bepaalde werkzaamheden deze au‐
togegevens nodig.
Handzender
Wordt gebruikt voor:
● centrale vergrendeling
● vergrendelingssysteem
● diefstalalarmsysteem
● elektrisch bediende ruiten
● zonnedak
De afstandsbediening heeft een be‐ reik van ca. 20 meter. Dit kan beperkt worden door invloeden van buitenaf.
Brandende alarmknipperlichten die‐
nen als bevestiging.
Handzender met zorg behandelen,
vochtvrij houden, beschermen tegen
hoge temperaturen en onnodig ge‐
bruik vermijden.
Storing Als de centrale vergrendeling niet met
de handzender kan worden vergren‐
deld of ontgrendeld, kan dit het ge‐
volg zijn van het volgende:
● Bereik wordt overschreden.
● Accuspanning is te laag.
● Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten hetbereik, waardoor er opnieuw ge‐
synchroniseerd moet worden.
● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de afstandsbediening, waar‐
door de stroomvoorziening voor korte tijd wordt onderbroken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.
Ontgrendelen 3 24.
136Instrumenten en bedieningsorganenPersoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto op uw
wensen afstemmen door de instellin‐
gen in het Info-display te veranderen.
Sommige persoonlijke instellingen
kunnen voor verschillende bestuur‐
ders in elke autosleutel afzonderlijk
worden opgeslagen. Opgeslagen in‐
stellingen 3 23.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies eventueel niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen weergegeven of zijn alleen actief bij een draaiende motor.
Persoonlijke instellingen in het
Graphic-Info-Display
CD 400plus/CD 400/CD300
Druk op CONFIG . Nu verschijnt het
menu Instellingen .
De volgende instellingen kunnen wor‐
den geselecteerd door draaien van
en indrukken van de multifunctionele toets:
● Instellingen sportmodus
● Talen (Languages)
● Tijd en datum
● Radio-instellingen
● Telefooninstellingen
● Auto-instellingen
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Instellingen sportmodus
U kunt de functies kiezen die in de
sportmodus worden geactiveerd
3 188.
● Sportieve vering : Demping wordt
stugger.
● Sportieve prestaties aandrijflijn :
Gasaanname en schakelkarak‐
teristieken worden sneller.
● Sportieve besturing : se stuurbe‐
krachtiging is verminderd.
● Andere kleur verlichting
hoofdinstr. : Verandert de kleur
van de instrumentenverlichting.
Instrumenten en bedieningsorganen137Talen (Languages)
Selectie van de gewenste taal.
Tijd en datum
Zie klok 3 108.
Radio-instellingen
Zie de beschrijving in de handleiding
Infotainment voor nadere informatie.
Telefooninstellingen
Zie de beschrijving in de handleiding
Infotainment voor nadere informatie.
Auto-instellingen● Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. ventilatorsnelheid : Ver‐
andert het niveau van het lucht‐
debiet van de klimaatregeling in
het interieur in automatische mo‐
dus.
Klimaatregelingsmodus : Regelt
de toestand van de koelcompres‐ sor wanneer de auto wordt ge‐
start. Laatste instelling (aanbevo‐
len) of bij het starten van de auto is altijd AAN of altijd UIT.
Autom. achterruitverwarming :
Activeert de achterruitverwar‐
ming automatisch.● Comfortinstellingen
Volume geluidssignaal : Wijzigt
het volume van geluidssignalen.
Pers. inst. voor bestuurder : Acti‐
veert of deactiveert persoonlijke instellingen.
Wis auto. achter in achteruit : Ac‐
tiveert of deactiveert automati‐
sche inschakeling achterruitwis‐
ser bij inschakelen achteruitver‐
snelling.
● Parkeerhulp / Botsdetectie
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonparkeerhulp.
Activering kan worden geselec‐
teerd met of zonder de aanhan‐
gerkoppeling bevestigd.
Voorbereiding aanrijding : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche remwerking van de auto in geval van dreigend aanrijdings‐
gevaar. Het volgende is een op‐ tie: het systeem neemt de remre‐
geling over, waarschuwt alleen
via geluidssignalen of wordt ge‐
deactiveerd.
138Instrumenten en bedieningsorganenDodehoekwaarschuwing: Wijzigt
de instellingen van het blinde‐
hoeksysteem.
● Buitenverlichting
Duur tijdens uitstappen : Activeert
of deactiveert de uitstapverlich‐
ting en wijzigt de duur ervan.
Buitenverlichting bij ontgr. : Acti‐
veert of deactiveert de welkomst‐ verlichting.
● Portiervergrendeling
Automatische portiervergr. : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portierontgrendelingsfunc‐
tie na uitschakeling van het con‐
tact. Activeert of deactiveert de
automatische portiervergrende‐
lingsfunctie nadat de auto is weg‐ gereden.
Geen vergr. bij portier open : Ac‐
tiveert of deactiveert de automa‐
tische portiervergrendelingsfunc‐
tie wanneer een portier open‐
staat.
Vertr. portiervergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de ver‐
traagde portiervergrendelings‐
functie.● Vergr., ontgr., start op afstand
Feedb ontgr. op afstand : Acti‐
veert of deactiveert het alarm‐
knipperlichtsignaal bij het ont‐
grendelen.
Portierontgr. op afstand : Wijzigt
de configuratie om alleen het be‐ stuurdersportier of de hele auto
te ontgrendelen.
Autom. portiervergrendeling : Ac‐
tiveert of deactiveert de automa‐
tische hervergrendeling na het
ontgrendelen zonder de auto te
openen.
● Fabrieksinstellingen herstellen
Fabrieksinstellingen herstellen :
Hervat alle standaardinstellin‐
gen.
Instellingen in het Colour-Info-
Display
Navi 950/Navi 650/CD 600
Druk op CONFIG op de console van
het Infotainmentsysteem om naar het menu Configuratie te gaan.
Draai aan de multifunctionele knop
om in de lijst omhoog of omlaag te
scrollen. Druk op de multifunctioneleknop (Navi 950 / Navi 650: druk op de buitenste ring) om een menuoptie te
selecteren.
● Profiel sportmodus
● Talen (Languages)
● Tijd en datum
● Radio-instellingen
● Telefooninstelling
● Navigatie-instellingen
● Displayinstellingen
● Voertuig instellingen
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Instrumenten en bedieningsorganen139Profiel sportmodus● Sportprestaties motor :
Gasaanname en schakelkarak‐
teristieken worden sneller.
● Achtergrondverlichting
sportmodus :
Verandert de kleur van de instru‐ mentenverlichting.
● Sportieve vering : Demping wordt
stugger.
● Sportieve besturing : se stuurbe‐
krachtiging is verminderd.
Talen (Languages)
Selectie van de gewenste taal.
Tijd en datum
Zie de handleiding bij het Infotain‐ ment-systeem voor meer informatie.
Radio-instellingen
Zie de handleiding bij het Infotain‐
ment-systeem voor meer informatie.
Telefooninstelling
Zie de handleiding bij het Infotain‐
ment-systeem voor meer informatie.Navigatie-instellingen
Zie de handleiding bij het Infotain‐
ment-systeem voor meer informatie.
Displayinstellingen ● Menu startpagina :
Zie de handleiding bij het Info‐
tainment-systeem voor meer in‐
formatie.
● Optie achterruitrijcamerasys‐
teem :
Druk hierop om de opties voor de
achteruitcamera aan te passen 3 216.
● Display Uit :
Zie de handleiding bij het Info‐
tainment-systeem voor meer in‐ formatie.
● Kaartinstellingen :
Zie de handleiding bij het Info‐
tainment-systeem voor meer in‐
formatie.
Voertuig instellingen ● Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. ventilatorsnelheid : Ver‐
andert de aanjagerregeling. De
gewijzigde instelling wordt actiefnadat het contact uit en opnieuw
aan wordt gezet.
Klimaatregelingsmodus : Acti‐
veert of deactiveert de koeling
wanneer het contact wordt inge‐
schakeld of hanteert de laatst ge‐ kozen instelling.
Automatische ontwaseming : Ac‐
tiveert of deactiveert de automa‐
tische ontwaseming.
Autom. achterruitverwarming :
Activeert de achterruitverwar‐ ming automatisch.
● Comfortinstellingen
Volume geluidssignaal : Wijzigt
het volume van geluidssignalen.
Pers. inst. voor bestuurder : Acti‐
veert of deactiveert persoonlijke
instellingen.
Wis auto. achter in achteruit : Ac‐
tiveert of deactiveert automati‐
sche inschakeling achterruitwis‐
ser bij inschakelen achteruitver‐
snelling.
328KlantinformatieKlantinformatieKlantinformatie........................... 328
Conformiteitsverklaring ............328
Erkenning van software ...........333
Registratie van voertuigdata en
privacy ....................................... 336
Event Data Recorders (EDR) ..336
Reparatie ongevalschade ........337
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 337Klantinformatie
Conformiteitsverklaring Radiozendsystemen
Deze auto heeft systemen die radio‐
golven conform Richtlijn 1999/5/EC
verzenden en/of ontvangen. Deze
systemen voldoen aan de essentiële
vereisten en alle andere relevante be‐ palingen van Richtlijn 1999/5/EC.Exemplaren van de originele Confor‐
miteitsverklaringen vindt u op onze
website.
Radarsystemen
Landspecifieke conformiteitsverkla‐ ringen voor radarsystemen staan op
de volgende pagina:
Klantinformatie337● reacties van de auto in bepaalderijsituaties (bijv. afgaan van air‐
bag, activering van stabiliteitsre‐
geling)
● omgevingsomstandigheden (bijv. temperatuur)
Deze gegevens zijn uitsluitend tech‐ nisch en helpen fouten identificeren
en corrigeren alsook de functies van
de auto optimaliseren.
Bewegingsprofielen die op afgelegde
routes duiden, kunnen niet met deze
gegevens worden aangemaakt.
Als diensten worden gebruikt ( bijv. re‐
paraties, serviceprocessen, garantie‐
gevallen, kwaliteitsborging) kunnen
medewerkers van het servicenetwerk (met inbegrip van de fabrikant) deze
technische informatie lezen in de ge‐
beurtenis- en foutgegevensopslag‐
modules waarbij speciale diagnosti‐
sche apparaten worden gebruikt.
Raadpleeg desgewenst deze werk‐
plaatsen voor meer informatie. Na het corrigeren van een fout worden de
gegevens gewist uit de foutopslag‐
module of worden ze constant over‐
schreven.Bij het gebruik van deze auto kunnen
er zich situaties voordoen waarin
deze technische gegevens in ver‐
band met andere informatie (o.a. on‐
gevalmelding, schade aan de auto,
getuigenverklaringen) met een per‐
soon kunnen worden geassocieerd -
mogelijk met behulp van een expert.
Extra functies die contractueel zijn
overeengekomen met de klant (bijv.
locatie van auto in noodgevallen) ma‐
ken de overdracht van bepaalde au‐
togegevens uit de auto mogelijk.
Reparatie ongevalschade
Lakdikte
Afhankelijk van productietechnieken
kan de dikte van de laklaag variëren
tussen 50 en 400 µm.
Een verschil in de lakdikte is daarom
geen aanwijzing voor een reparatie
na een ongeval.Radiofrequentie-
identificatie (RFID)
RFID-technologie wordt in sommige voertuigen gebruikt voor functieszoals de controle van de banden‐
spanning en beveiliging van het ont‐
stekingssysteem. Het wordt ook sa‐
men gebruikt met apparaten zoals ra‐ diogestuurde afstandsbedieningen
voor het vergrendelen/ontgrendelen
van de deuren en starten en zenders
in de auto voor het openen van gara‐ gedeuren. RFID-technologie in Opel-
voertuigen gebruikt geen persoonlijke
informatie, houdt ze niet bij of koppelt
deze niet aan andere Opel-systemen
die persoonlijke informatie bevatten.
341Opgeslagen instellingen...............23
Opschakelen............................... 119
Overzicht instrumentenpaneel .....11
P Panoramadak .............................. 38
Parkeerhulp ............................... 207
Parkeerlichten ............................ 155
Parkeren .............................. 19, 175
Park pilot met ultrasoonsensoren 207
Partikelfilter ................................. 176
Pech ........................................... 291
Pedaal intrappen ........................118
Persoonlijke instellingen ............136
Pollenfilter .................................. 168
Portieren ....................................... 26
Portier open ............................... 123
Prestaties ................................... 308 Profieldiepte ............................... 276
Q
Quickheat ................................... 166
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) .................................... 337
Regelbare instrumentenverlichting ...........155
Regeleenheid smartphone .........129
Registreren van autogegevens en privacy ................................ 336Remassistentie .......................... 185
Rem- en koppelingssysteem .....118
Rem- en koppelingsvloeistof ......298
Remmen ............................ 182, 241
Remvloeistof .............................. 241
Reparatie ongevalschade ...........337
Reservewiel ............................... 285
Richtingaanwijzer ......................116
Richtingaanwijzers ..................... 153
Richtingaanwijzers vooraan ......250
Roetfilter ............................. 120, 176
Rugleuning neerklappen .............47
Ruiten ........................................... 33
Rijgedrag en aanhangertips ......230
Rijregelsystemen ........................185
Rijverlichting ................13, 122, 146
S Service ............................... 168, 297
Service-display .......................... 113
Service-indicatie ........................118
Service-informatie ...................... 297
Sjorogen ...................................... 94
Slepen ................................ 230, 291
Sleutel, opgeslagen instellingen ...23
Sleutels ........................................ 21
Sleutels, sloten ............................. 21
Sneeuwkettingen .......................278
Snelheidsbegrenzer ...................192
Snelheidsmeter .......................... 111Spiegelverstelling ..........................9
Sproeiervloeistof ........................240
Startbeveiliging ....................31, 122
Starten en bediening ..................170
Starthulp gebruiken ...................290
Stoelpositie .................................. 41
Stoelverstelling ........................7, 42
Stoelverwarming ........................... 50
Stop/Start-systeem .....................172
Storing ....................................... 180
Storingsindicatielamp ................118
Stroomonderbreking ..................181
Sturen ......................................... 170
Stuurbedieningsknoppen ...........104
Stuurbekrachtiging .....................119
Stuurbekrachtigingsvloeistof ......240
Stuurwiel instellen ........................ 10
Stuurwielverstelling .................... 104
Symbolen ....................................... 4
T
Tanken ....................................... 226
Te laag brandstofpeil .................121
Toerenteller ............................... 111
Top-Tether-bevestigingsogen ......63
Traction Control .........................185
Traction Control-systeem UIT .... 120
Trekhaak............................. 230, 231
Trekstang.................................... 230