WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-25
3
Rechts
DAU54201
Dimlichtschakelaar/lichtsignaalschake-
laar “ / /PASS”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
Als u een grootlichtsignaal wilt geven, drukt
u op de lichtsignaalzijde “PASS” van de
schakelaar terwijl de koplampen op dim-
licht staan.
DAU12461
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaarterug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU55372
Startschakelaar/noodstopschakelaar
“//”
Als u de motor wilt starten met de startmo-
tor, zet u deze schakelaar op “ ” en drukt
u vervolgens op de “ ”-zijde van de scha-
kelaar terwijl u de voor- of achterrem be-
krachtigt. Zie pagina 5-1 voor
startinstructies voordat u de motor start.
Zet deze schakelaar op “ ” om de motor
direct uit te schakelen in een noodgeval,
zoals wanneer de machine is omgevallen of
als de gaskabel blijft hangen.
DAU41701
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring gaat branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12735
Schakelaar alarmverlichting“”
Met de sleutel in de stand “ON” of “ ”
kan deze schakelaar worden gebruikt voor
het inschakelen van de alarmverlichting
(gelijktijdig knipperen van alle richtingaan-
wijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP
DCA10062
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ont-
laden.
DAU12781
Cruise control-schakelaars
Zie pagina 3-7 voor uitleg over de werking
van cruise control.
DAU54231
Menuschakelaar “MENU”
Deze schakelaar wordt gebruikt om selec-
ties te maken in de functieweergave en in-
stelmodusweergave van de
multifunctionele meter.
Zie “Multifunctionele meter” op pagina
3-10 voor meer informatie.
1. Startschakelaar/noodstopschakelaar
“//”
2. Rijmodusschakelaar “MODE”
3. Schakelaar alarmverlichting “ ”
STOPM
O
D
ERUNSTART
32
1
U1MDD1D0.book Page 25 Tuesday, June 10, 2014 4:32 PM
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-26
3
DAU54221
Selectieschakelaar “ / ”
Deze schakelaar wordt gebruikt om selec-
ties te maken in de functieweergave en in-
stelmodusweergave van de
multifunctionele meter.
Zie “Multifunctionele meter” op pagina
3-10 voor meer informatie.
DAU55463
Stopmodusschakelaar “ ”
Wanneer u op deze schakelaar drukt, wordt
de stopmodus geactiveerd en gaat het
controlelampje stopmodus branden.
Wanneer de stopmodus is geactiveerd,
werkt deze samen met het YCC-S-systeem
om automatisch terug te schakelen naar de
1e versnelling, afhankelijk van de snelheid
van de machine.
Als deze functie is geactiveerd en de ver-
snellingsbak in de 2e versnelling of hoger
staat wanneer de bestuurder de machine
stilzet, wordt automatisch teruggeschakeld
naar de 1e versnelling.OPMERKINGWanneer de stopmodus is geactiveerd,
knippert het terugschakelcontrolelampje
alleen wanneer de bestuurder probeert te
starten in de 2e versnelling of hoger.
DAU54691
Rijmodusschakelaar “MODE”
WAARSCHUWING
DWA15341
Wijzig de rijmodus niet tijdens het rijden.Met deze schakelaar kan de rijmodus wor-
den gewisseld tussen de toermodus “T” en
de sportmodus “S”.
De gasgreep moet volledig gesloten zijn bij
het wijzigen van de rijmodus.
De geselecteerde modus wordt getoond in
de rijmodusweergave. (Zie pagina 3-13.)
U kunt de rijmodus niet wijzigen terwijl de
cruise control in werking is.
DAU55491
YCC-S-systeemDit voertuig is uitgerust met het YCC-S
(Yamaha Chip Controlled-Shift)-systeem.
Door de basisfunctie van het systeem kan
de bestuurder schakelen zonder een kop-
pelingshendel te gebruiken. Daarnaast is
het stuur voorzien van een handschakel-
hendel, zodat de bestuurder met de voet
kan schakelen via het schakelpedaal of met
de hand via de schakelhendel. (Zie pagina
3-28.)
Wanneer de motor wordt gestart en het
schakelpedaal of de schakelhendel wordt
bediend, wordt een signaal verzonden naar
de MCU (motorregeleenheid) waardoor de
koppeling wordt ontkoppeld. De ECU
(elektronische regeleenheid) past vervol-
gens de elektronische gasklep aan, de
schakeling wordt uitgevoerd en vervolgens
wordt de koppeling weer aangegrepen zo-
dra de motor met de juiste snelheid draait.
De MCU regelt het aangrijpen van de kop-
peling optimaal, op basis van motortoeren-
tal, behoefte en rijomstandigheden.OPMERKINGDit is geen automatische versnellingsbak;
alleen het koppelingsysteem werkt auto-
matisch. De bestuurder moet zelf schake-
U1MDD1D0.book Page 26 Tuesday, June 10, 2014 4:32 PM
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-2
5
Waarschuwingslampje motor-
storing
Controlelampje tractieregeling
Controlelampjes cruise control
Waarschuwingslampje elektro-
nisch verstelbaar veringsysteem
Terugschakelcontrolelampje
Waarschuwingslampje YCC-S-
systeem
Controlelampje stopmodus
Controlelampje startblokkering
OPMERKINGAls de stopmodus is geactiveerd terwijl de
stopmodus nog steeds geactiveerd en blijft
het controlelampje branden.LET OP
DCA11834
Als een waarschuwings- of controle-
lampje niet gaat branden wanneer de
sleutel naar “ON” wordt gedraaid, of
wanneer een waarschuwings- of contro-
lelampje niet dooft, zie dan pagina 3-3
voor een controle van het circuit van het
betreffende waarschuwings- of contro-
lelampje.
Het ABS-waarschuwingslampje moet
gaan branden als de sleutel op “ON”
wordt gezet en weer uitgaan zodra
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger wordt gereden.
LET OP
DCA17682
Als het ABS-waarschuwingslampje niet
gaat branden en weer uitgaat zoals hier-
boven beschreven, zie dan pagina 3-3
voor een controle van het circuit van het
waarschuwingslampje.2. Schakel de versnellingsbak in de vrij-
stand. Het vrijstandcontrolelampje
moet gaan branden. Als dit niet ge-
beurt, vraag dan een Yamaha dealer
het elektrische circuit na te kijken.
3. Start de motor door te drukken op
de “ ”-zijde van de startschake-
laar/noodstopschakelaar, terwijl u de
voor- of achterrem bekrachtigt.
Als de motor niet wil starten, laat dan
de startschakelaar/noodstopschake-
laar los, wacht een paar seconden en
probeer het dan opnieuw. Iedere
startpoging moet zo kort mogelijk du-
ren om de accu te sparen. Laat de
startmotor nooit langer dan 10 secon-
den achtereen draaien.
LET OP
DCA11043
Trek nooit snel op terwijl de motor nog
koud is, dit verkort de levensduur van de
motor!
U1MDD1D0.book Page 2 Tuesday, June 10, 2014 4:32 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-23
6
DAU22283
RemlichtschakelaarsHet remlicht, dat wordt geactiveerd door
het rempedaal en de remhendel, moet op-
lichten nét voordat de remmen aangrijpen.
Omdat de remlichtschakelaars deel uitma-
ken van het cruise-controlsysteem, moeten
deze worden afgesteld door een Yamaha
dealer die over de benodigde vakkennis en
ervaring beschikt.
DAU22393
Controleren van voor- en achter-
remblokkenDe remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU43432
Remblokken voorrem
De remklauwen van de voorrem zijn voor-
zien van twee rembloksets.
Elk voorremblok heeft een eigen slijtage-in-
dicatorgroef, zodat het remblok kan wor-
den gecontroleerd zonder de rem te
demonteren. Let op de slijtage-indicator-
groef om de remblokslijtage te controleren.
Wanneer een remblok zover is afgesletendat de slijtage-indicatorgroef vrijwel is ver-
dwenen, vraag dan een Yamaha dealer de
remblokken als set te vervangen.
DAU22501
Remblokken achterrem
Controleer elk achterremblok op schade en
meet de remvoeringsdikte. Als een remblok
beschadigd is of als de remvoeringsdikte
minder is dan 0.8 mm (0.03 in), vraag dan
een Yamaha dealer de remblokken als set
te vervangen.
1. Slijtage-indicatorgroef remblok
1
1
1. Remvoeringdikte
1
U1MDD1D0.book Page 23 Tuesday, June 10, 2014 4:32 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-31
6
LET OP
DCA16522
Voor het opladen van een VRLA (Valve
Regulated Lead Acid)-accu is een speci-
ale acculader (met constante spanning)
vereist. Bij gebruik van een conventione-
le acculader raakt de accu beschadigd.Om de accu op te bergen
1. Verwijder de accu als het voertuig lan-
ger dan een maand niet wordt ge-
bruikt, laad hem volledig bij en zet dan
weg op een koele en droge plek. LET
OP: Draai voordat u de accu verwij-
dert de sleutel naar “OFF” en haal
dan eerst de negatieve kabel en
daarna de positieve kabel los.
[DCA16303]
2. Als de accu langer dan twee maanden
wordt weggeborgen, moet deze min-
stens eenmaal per maand worden ge-
controleerd; laad de accu dan indien
nodig steeds volledig bij.
3. Laad de accu volledig bij alvorens te
installeren. LET OP: Draai voordat u
de accu plaatst de sleutel naar
“OFF” en sluit vervolgens eerst de
positieve kabel en daarna de nega-
tieve kabel aan.
[DCA16841]
4. Controleer na installatie of de accuka-
bels correct zijn aangesloten op de
accupolen.LET OP
DCA16531
Houd de accu steeds opgeladen. Stallen
van een ontladen accu kan leiden tot
permanente accuschade.
DAU54513
Zekeringen vervangenDe zekeringenkastjes en afzonderlijke ze-
keringen bevinden zich onder paneel A. (Zie
pagina 6-9.)1. Hoofdzekering 1
2. Reservezekering
3. Cruise control zekering
4. Zekering remlicht
5. Zekeringenkastje
6. Hoofdzekering 2
5
1
3 4
2
5
26
U1MDD1D0.book Page 31 Tuesday, June 10, 2014 4:32 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-33
6
3. Draai de contactsleutel naar “ON” en
schakel het betreffende elektrische
circuit in om te zien of de apparatuur
werkt.
4. Als de zekering direct opnieuw door-
brandt, vraag dan een Yamaha dealer
het elektrisch systeem te controleren.
DAU40362
KoplampgloeilampAls een koplampgloeilamp niet gaat bran-
den, vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te testen of vervang de
gloeilamp.LET OP
DCA16581
Plak geen kleurfolie of stickers op de
koplamplens.
DAU54501
ParkeerlichtDit model heeft parkeerlichten van het LED-
type.
Als een parkeerlicht niet werkt, laat dan een
controle uitvoeren door een Yamaha-dea-
ler. Zekering cruise control:
1.0 A
Circuitzekering aansluitcontact voor
accessoires:
3.0 A
Zekering kuipruitmotor:
20.0 A
Zekering elektronische smoorklep:
7.5 A1. Parkeerlicht
1
1
U1MDD1D0.book Page 33 Tuesday, June 10, 2014 4:32 PM
SPECIFICATIES
8-3
8
Veerweg:
125 mm (4.9 in)Elektrische installatie:Ontstekingssysteem:
Transistorontsteking
Laadsysteem:
Wisselstroomdynamo met permanente
magnetenAccu:Model:
GT14B-4
Voltage, capaciteit:
12 V, 12.0 AhKoplamp:Type gloeilamp:
HalogeenlampGloeilampen voltage, wattage × aantal:Koplamp:
12 V, 60.0 W/55.0 W × 2
Achterlicht/remlicht unit:
12 V, 5.0 W/21.0 W × 2
Voorste richtingaanwijzer:
LED
Achterste richtingaanwijzer:
12 V, 21.0 W × 2
Parkeerlicht:
LED
Kentekenverlichting:
12 V, 5.0 W × 1
Instrumentenverlichting:
LED
Controlelampje vrijstand:
LEDControlelampje grootlicht:
LED
Waarschuwingslampje olieniveau:
LED
Controlelampje richtingaanwijzers:
LED
Waarschuwingslampje motorstoring:
LED
ABS-waarschuwingslampje:
LED
Cruise control “SET” controlelampje:
LED
Cruise control “ON” controlelampje:
LED
Controlelampje startblokkering:
LED
Controlelampje tractieregeling:
LED
Controlelampje “STOP MODE”:
LED
Terugschakelcontrolelampje:
LED
Waarschuwingslampje YCC-S-systeem:
LED
Waarschuwingslampje vering:
LED
Zekeringen:Hoofdzekering 1:
50.0 A
Hoofdzekering 2:
30.0 A
Koplampzekering:
25.0 ARemlicht zekering:
1.0 A
Zekering signaleringssysteem:
10.0 A
Zekering ontstekingssysteem:
20.0 A
Zekering radiatorkoelvin:
10.0 A × 2
Circuitzekering alarmverlichtingssysteem:
7.5 A
Zekering brandstofinjectiesysteem:
15.0 A
Zekering ABS-regeleenheid:
7.5 A
Zekering ABS-motor:
30.0 A
Zekering van de ABS-solenoïdeklep:
20.0 A
Zekering vering:
15.0 A
Zekering cruise control:
1.0 A
Circuitzekering aansluitcontact voor
accessoires:
3.0 A
Zekering YCC-S-motorbesturing:
30.0 A
Backup-zekering:
7.5 A
Zekering kuipruitmotor:
20.0 A
Zekering elektronische smoorklep:
7.5 A
U1MDD1D0.book Page 3 Tuesday, June 10, 2014 4:32 PM
10-1
10
INDEXAABS ....................................................... 3-29
ABS-waarschuwingslampje .................... 3-4
Accessoirebox ...................................... 3-37
Accu ...................................................... 6-30
Achterbrugscharnierpunten, smeren .... 6-28
Achteruitkijkspiegels ............................. 3-40
Achterwielophanging, smeren .............. 6-28BBanden ................................................. 6-19
Bougies, controleren............................. 6-12
Brandstof .............................................. 3-32
Brandstofverbruik, tips voor een
zuinig .................................................... 5-4CCardanolie............................................. 6-15
Claxonschakelaar ................................. 3-25
Contactslot/stuurslot .............................. 3-2
Controlelampje grootlicht ....................... 3-4
Controlelampjes cruise control ............... 3-4
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes ........................ 3-3
Controlelampjes richtingaanwijzers ........ 3-4
Controlelampje startblokkering............... 3-6
Controlelampje stopmodus .................... 3-6
Controlelampje tractieregeling................ 3-5
Cruise control ......................................... 3-7
Cruise control-schakelaars ................... 3-25DDimlichtschakelaar/
lichtsignaalschakelaar ........................ 3-25
D-mode (rijmodus) ................................ 3-24
GGasgreep en gaskabel, controleren en
smeren ............................................... 6-26
Gelijkstroom aansluitcontact voor
accessoires ........................................ 3-47
Gereedschapsset ................................... 6-2
Gloeilamp kentekenverlichting,
vervangen........................................... 6-35HHandschakelhendel .............................. 3-28
Hoogte bestuurderszadel, verstellen.... 3-35IIdentificatienummers .............................. 9-1
Inrijperiode.............................................. 5-4KKabels, controleren en smeren ............ 6-26
Klepspeling ........................................... 6-19
Koelvloeistof ......................................... 6-16
Koplampgloeilamp ............................... 6-33
Koplamphoogte, aanpassen ................ 3-38LLuchtfilterelement ................................. 6-18MMatkleur, let op ...................................... 7-1
Menuschakelaar ................................... 3-25
Middenbok en zijstandaard,
controleren en smeren ....................... 6-27
Modelinformatiesticker ........................... 9-1
Motorolie en oliefilterpatroon ............... 6-13
Multifunctionele meter .......................... 3-10OOnderhoud, uitstootcontrolesysteem..... 6-3
Opbergcompartiment ........................... 3-37
PPanelen, verwijderen en aanbrengen ......6-9
Parkeerlicht ...........................................6-33
Parkeren ..................................................5-5
Plaats van de onderdelen .......................2-1
Problemen oplossen .............................6-35RRem- en schakelpedalen controleren
en smeren ...........................................6-26
Remhendel ............................................3-28
Remhendel, controleren en smeren ......6-27
Remlichtschakelaars .............................6-23
Rempedaal ............................................3-28
Richtingaanwijzergloeilamp of
gloeilamp in remlicht/achterlicht,
vervangen ...........................................6-34
Richtingaanwijzerschakelaar.................3-25SSchakelaar alarmverlichting ..................3-25
Schakelen ...............................................5-3
Schakelpedaal ......................................3-27
Selectieschakelaar ................................3-26
Serienummer motorblok .........................9-1
Smering en onderhoud, periodiek ..........6-5
Specificaties............................................8-1
Stalling ....................................................7-4
Stand van het stuur, verstellen .............3-38
Startblokkeersysteem .............................3-1
Starten van de motor ..............................5-1
Startschakelaar/noodstopschakelaar ...3-25
Startspersysteem ..................................3-45
Stationair toerental, controleren ...........6-18
Stopmodusschakelaar ..........................3-26
Storingzoekschema’s ...........................6-37
U1MDD1D0.book Page 1 Tuesday, June 10, 2014 4:32 PM