WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-24
3
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU54211
Startschakelaar/noodstopschakelaar
“//”
Als u de motor wilt starten met de startmo-
tor, zet u deze schakelaar op “ ” en drukt
u vervolgens op de “ ”-zijde van de scha-
kelaar. Zie pagina 5-1 voor startinstructies
voordat u de motor start.
Zet deze schakelaar op “ ” om de motor
direct uit te schakelen in een noodgeval,
zoals wanneer de machine omslaat of als
de gaskabel blijft hangen.
DAU41701
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring gaat branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12735
Schakelaar alarmverlichting“”
Met de sleutel in de stand “ON” of “ ”
kan deze schakelaar worden gebruikt voor
het inschakelen van de alarmverlichting
(gelijktijdig knipperen van alle richtingaan-
wijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP
DCA10062
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ont-
laden.
DAU12781
Cruise control-schakelaars
Zie pagina 3-6 voor uitleg over de werking
van cruise control.
DAU54231
Menuschakelaar “MENU”
Deze schakelaar wordt gebruikt om selec-
ties te maken in de functieweergave en in-
stelmodusweergave van de
multifunctionele meter.
Zie “Multifunctionele meter” op pagina 3-9
voor meer informatie.
DAU54221
Selectieschakelaar “ / ”
Deze schakelaar wordt gebruikt om selec-
ties te maken in de functieweergave en in-
stelmodusweergave van de
multifunctionele meter.
Zie “Multifunctionele meter” op pagina 3-9
voor meer informatie.
DAU54691
Rijmodusschakelaar “MODE”
WAARSCHUWING
DWA15341
Wijzig de rijmodus niet tijdens het rijden.Met deze schakelaar kan de rijmodus wor-
den gewisseld tussen de toermodus “T” en
de sportmodus “S”.
De gasgreep moet volledig gesloten zijn bij
het wijzigen van de rijmodus.
De geselecteerde modus wordt getoond in
de rijmodusweergave. (Zie pagina 3-11.)
U kunt de rijmodus niet wijzigen terwijl de
cruise control in werking is.
U2PDD1D0.book Page 24 Wednesday, July 9, 2014 2:55 PM
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-1
5
DAU15952
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING
DWA10272
Een onvoldoende vertrouwdheid met de
bedieningselementen kan leiden tot ver-
lies van de controle, met mogelijk een
ongeval of letsel tot gevolg.
DAU48712
OPMERKINGDit model is uitgerust met:
een hellingshoeksensor, waarbij de
motor afslaat bij kanteling. In dit geval
geeft het display foutcode 30 weer,
maar dit is geen storing. Draai de sleu-
tel naar “OFF” en vervolgens naar
“ON” om de foutcode te wissen. Als u
dat niet doet zal de motor niet starten,
ondanks dat de motor wordt aange-
zwengeld als u op de startknop drukt.
een automatische motorstop. De mo-
tor stopt automatisch als deze 20 mi-
nuten stationair draait. Als de motor
stopt, druk dan simpelweg op de
startknop om de motor opnieuw te
starten.
DAU58240
Starten van de motorDoor het startspersysteem is starten alleen
mogelijk als aan een van de volgende voor-
waarden is voldaan:
De versnellingsbak staat in de vrij-
stand.
De versnellingsbak staat in een ver-
snelling geschakeld terwijl de koppe-
lingshendel is ingetrokken en de
zijstandaard is opgeklapt.
Zie pagina 3-43 voor meer informatie.
1. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de startschake-
laar/noodstopschakelaar op “ ” is
gezet.
De volgende waarschuwingslampjes
en controlelampjes moeten enkele se-
conden oplichten en dan uitgaan.
Waarschuwingslampje olieni-
veau
Waarschuwingslampje motor-
storing
Controlelampje tractieregeling
Controlelampjes cruise control
Waarschuwingslampje elektro-
nisch verstelbaar veringsysteem
Controlelampje startblokkering
U2PDD1D0.book Page 1 Wednesday, July 9, 2014 2:55 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-24
6
DAU22283
RemlichtschakelaarsHet remlicht, dat wordt geactiveerd door
het rempedaal en de remhendel, moet op-
lichten nét voordat de remmen aangrijpen.
Omdat de remlichtschakelaars deel uitma-
ken van het cruise-controlsysteem, moeten
deze worden afgesteld door een Yamaha
dealer die over de benodigde vakkennis en
ervaring beschikt.
DAU22393
Controleren van voor- en achter-
remblokkenDe remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU43432
Remblokken voorrem
De remklauwen van de voorrem zijn voor-
zien van twee rembloksets.
Elk voorremblok heeft een eigen slijtage-in-
dicatorgroef, zodat het remblok kan wor-
den gecontroleerd zonder de rem te
demonteren. Let op de slijtage-indicator-
groef om de remblokslijtage te controleren.
Wanneer een remblok zover is afgesletendat de slijtage-indicatorgroef vrijwel is ver-
dwenen, vraag dan een Yamaha dealer de
remblokken als set te vervangen.
DAU22501
Remblokken achterrem
Controleer elk achterremblok op schade en
meet de remvoeringsdikte. Als een remblok
beschadigd is of als de remvoeringsdikte
minder is dan 0.8 mm (0.03 in), vraag dan
een Yamaha dealer de remblokken als set
te vervangen.
1. Slijtage-indicatorgroef remblok
1
1
1. Remvoeringdikte
1
U2PDD1D0.book Page 24 Wednesday, July 9, 2014 2:55 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-33
6
DAU54513
Zekeringen vervangenDe zekeringenkastjes en afzonderlijke ze-
keringen bevinden zich onder paneel A. (Zie
pagina 6-9.)
Vervang een zekering als volgt als deze is
doorgebrand.1. Draai de contactsleutel naar “OFF” en
schakel het betreffende elektrische
circuit uit.
2. Verwijder de doorgebrande zekering
en breng een nieuwe zekering met de
voorgeschreven ampèrewaarde aan.
WAARSCHUWING! Gebruik geen
zekeringen met een hogere ampe-
rage dan aanbevolen om ernstige
schade aan het elektrische systeem
en mogelijk brand te voorkomen.
[DWA15132]
1. Hoofdzekering 1
2. Reservezekering
3. Cruise control zekering
4. Zekering remlicht
5. Zekeringenkastje
6. Hoofdzekering 2
5
1
3 4
2
5
26
1. Zekering ABS-motor
2. Zekering van de ABS-solenoïdeklep
3. Zekering brandstofinjectiesysteem
4. Backup-zekering (voor klok en startblok-
keersysteem)
5. Zekering elektronische smoorklep
6. Koplampzekering
7. Reservezekering
8. Zekering vering
9. Zekering signaleringssysteem
10.Circuitzekering aansluitcontact voor acces-
soires
11.Zekering ABS-regeleenheid
12.Zekering ontstekingssysteem
13.Zekering rechter radiatorkoelvinmotor
14.Zekering linker radiatorkoelvinmotor
15.Zekering alarmverlichtingssysteem
16.Zekering kuipruitstelmotor817
2
3456
7
14
7
10
91112
13
7
16
15
U2PDD1D0.book Page 33 Wednesday, July 9, 2014 2:55 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-34
6
3. Draai de contactsleutel naar “ON” en
schakel het betreffende elektrische
circuit in om te zien of de apparatuur
werkt.
4. Als de zekering direct opnieuw door-
brandt, vraag dan een Yamaha dealer
het elektrisch systeem te controleren.
DAU40362
KoplampgloeilampAls een koplampgloeilamp niet gaat bran-
den, vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te testen of vervang de
gloeilamp.LET OP
DCA16581
Plak geen kleurfolie of stickers op de
koplamplens.
Voo rgeschreven zekeringen:
Hoofdzekering 1:
50.0 A
Hoofdzekering 2:
30.0 A
Koplampzekering:
25.0 A
Remlicht zekering:
1.0 A
Zekering signaleringssysteem:
10.0 A
Zekering ontstekingssysteem:
20.0 A
Zekering radiatorkoelvin:
10.0 A × 2
Backup-zekering:
7.5 A
Circuitzekering alarmverlichtingssy-
steem:
7.5 A
Zekering brandstofinjectiesysteem:
15.0 A
Zekering ABS-regeleenheid:
7.5 A
Zekering ABS-motor:
30.0 A
Zekering van de ABS-solenoïde-
klep:
20.0 A
Zekering vering:
15.0 A
Zekering cruise control:
1.0 A
Circuitzekering aansluitcontact voor
accessoires:
3.0 A
Zekering kuipruitmotor:
20.0 A
Zekering elektronische smoorklep:
7.5 A
U2PDD1D0.book Page 34 Wednesday, July 9, 2014 2:55 PM
SPECIFICATIES
8-3
8
Veerweg:
125 mm (4.9 in)Elektrische installatie:Ontstekingssysteem:
Transistorontsteking
Laadsysteem:
Wisselstroomdynamo met permanente
magnetenAccu:Model:
GT14B-4
Voltage, capaciteit:
12 V, 12.0 AhKoplamp:Type gloeilamp:
HalogeenlampGloeilampen voltage, wattage × aantal:Koplamp:
12 V, 60.0 W/55.0 W × 2
Achterlicht/remlicht unit:
12 V, 5.0 W/21.0 W × 2
Voorste richtingaanwijzer:
LED
Achterste richtingaanwijzer:
12 V, 21.0 W × 2
Parkeerlicht:
LED
Kentekenverlichting:
12 V, 5.0 W × 1
Instrumentenverlichting:
LED
Controlelampje vrijstand:
LEDControlelampje grootlicht:
LED
Waarschuwingslampje olieniveau:
LED
Controlelampje richtingaanwijzers:
LED
Waarschuwingslampje motorstoring:
LED
ABS-waarschuwingslampje:
LED
Cruise control “SET” controlelampje:
LED
Cruise control “ON” controlelampje:
LED
Controlelampje startblokkering:
LED
Controlelampje tractieregeling:
LED
Waarschuwingslampje vering:
LED
Zekeringen:Hoofdzekering 1:
50.0 A
Hoofdzekering 2:
30.0 A
Koplampzekering:
25.0 A
Remlicht zekering:
1.0 A
Zekering signaleringssysteem:
10.0 A
Zekering ontstekingssysteem:
20.0 AZekering radiatorkoelvin:
10.0 A × 2
Circuitzekering alarmverlichtingssysteem:
7.5 A
Zekering brandstofinjectiesysteem:
15.0 A
Zekering ABS-regeleenheid:
7.5 A
Zekering ABS-motor:
30.0 A
Zekering van de ABS-solenoïdeklep:
20.0 A
Zekering vering:
15.0 A
Zekering cruise control:
1.0 A
Circuitzekering aansluitcontact voor
accessoires:
3.0 A
Backup-zekering:
7.5 A
Zekering kuipruitmotor:
20.0 A
Zekering elektronische smoorklep:
7.5 A
U2PDD1D0.book Page 3 Wednesday, July 9, 2014 2:55 PM
10-1
10
INDEXAABS ....................................................... 3-26
ABS-waarschuwingslampje .................... 3-4
Accessoirebox ...................................... 3-35
Accu ...................................................... 6-31
Achterbrugscharnierpunten, smeren .... 6-30
Achteruitkijkspiegels ............................. 3-38
Achterwielophanging, smeren .............. 6-29BBanden ................................................. 6-20
Bougies, controleren............................. 6-12
Brandstof .............................................. 3-29
Brandstofverbruik, tips voor een
zuinig .................................................... 5-3CCardanolie............................................. 6-15
Claxonschakelaar ................................. 3-24
Contactslot/stuurslot .............................. 3-2
Controlelampje grootlicht ....................... 3-4
Controlelampjes cruise control ............... 3-4
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes ........................ 3-3
Controlelampjes richtingaanwijzers ........ 3-4
Controlelampje startblokkering............... 3-5
Controlelampje tractieregeling................ 3-5
Cruise control ......................................... 3-6
Cruise control-schakelaars ................... 3-24DDimlichtschakelaar/
lichtsignaalschakelaar ........................ 3-23
D-mode (rijmodus) ................................ 3-22GGasgreep en gaskabel, controleren en
smeren................................................ 6-27Gelijkstroom aansluitcontact voor
accessoires ........................................ 3-45
Gereedschapsset ................................... 6-2
Gloeilamp kentekenverlichting,
vervangen........................................... 6-36
HHoogte bestuurderszadel, verstellen.... 3-33IIdentificatienummers .............................. 9-1
Inrijperiode.............................................. 5-3KKabels, controleren en smeren ............ 6-27
Klepspeling ........................................... 6-20
Koelvloeistof ......................................... 6-16
Koplampgloeilamp ............................... 6-34
Koplamphoogte, aanpassen ................ 3-36
Koppelingshendel........................ 3-25, 6-23LLuchtfilterelement, reinigen .................. 6-18MMatkleur, let op ...................................... 7-1
Menuschakelaar ................................... 3-24
Middenbok en zijstandaard,
controleren en smeren ....................... 6-29
Modelinformatiesticker ........................... 9-1
Motorolie en oliefilterpatroon ............... 6-13
Multifunctionele meter ............................ 3-9NNiveaus rem- en koppelingsvloeistof,
controleren ......................................... 6-25OOnderhoud, uitstootcontrolesysteem..... 6-3
Opbergcompartimenten ....................... 3-35
PPanelen, verwijderen en aanbrengen ......6-9
Parkeerlicht ...........................................6-35
Parkeren ..................................................5-4
Plaats van de onderdelen .......................2-1
Problemen oplossen .............................6-37RRem- en koppelingshendels,
controleren en smeren........................6-28
Rem- en koppelingsvloeistof,
verversen ............................................6-26
Rem- en schakelpedalen controleren
en smeren ...........................................6-27
Remhendel ............................................3-26
Remlichtschakelaars .............................6-24
Rempedaal ............................................3-26
Richtingaanwijzergloeilamp of
gloeilamp in remlicht/achterlicht,
vervangen ...........................................6-35
Richtingaanwijzerschakelaar.................3-23SSchakelaar alarmverlichting ..................3-24
Schakelen ...............................................5-2
Schakelpedaal ......................................3-25
Selectieschakelaar ................................3-24
Serienummer motorblok .........................9-1
Smering en onderhoud, periodiek ..........6-5
Specificaties............................................8-1
Stalling ....................................................7-4
Stand van het stuur, verstellen .............3-36
Startblokkeersysteem .............................3-1
Starten van de motor ..............................5-1
Startschakelaar/noodstopschakelaar ...3-24
Startspersysteem ..................................3-43
U2PDD1D0.book Page 1 Wednesday, July 9, 2014 2:55 PM