64
Ion_nl_Chap06_securite_ed01-2014
Antispinregeling
(ASR) en elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP)
Stabiliteitscontrolesystemen
Uitschakelen
In uitzonderlijke omstandigheden (wanneer de
auto vastzit in modder, sneeuw, zand, ...) kan
het nuttig zijn het ASR / ESP uit te schakelen,
zodat de wielen weer grip kunnen krijgen.
F
D
ruk op deze knop aan de onderzijde
van het dashboard (bestuurderszijde)
tot het bijbehorende symbool op het
instrumentenpaneel verschijnt.
Inschakelen
De systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
De systemen worden geactiveerd zodra de
wielen te weinig grip hebben of de koers van
de auto afwijkt van de door de bestuurder
gewenste richting. De weergave van dit symbool op het
instrumentenpaneel geeft aan dat het
ASR en het ESP zijn uitgeschakeld.
Opnieuw inschakelen:
Deze systemen worden niet automatisch weer
ingeschakeld.
F
D
ruk nogmaals op de knop om de systemen
handmatig weer in te schakelen.
Als het symbool op het instrumentenpaneel
verdwijnt, betekent dit dat het ASR en het ESP
weer ingeschakeld is.
De antispinregeling verbetert de tractie van de
wielen om het doorslippen te beperken, door in
te grijpen op de remmen van de aangedreven
wielen en op het motorkoppel.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma grijpt
in via de remmen van één of meer wielen en
via het motorkoppel om de auto (binnen de
grenzen van de natuurkundige wetmatigheden)
weer in de juiste koers te brengen.
In dat geval gaat dit controlelampje
op het instrumentenpaneel
knipperen. De bestuurder mag zich door de
aanwezigheid van het ASR / ESP niet
laten verleiden risico's te nemen of te
hard te rijden.
Deze systemen kunnen alleen goed
werken als de voorschriften van de
fabrikant op het gebied van wielen
(banden en velgen), onderdelen
van het remsysteem, elektronische
componenten en montageprocedures
worden opgevolgd en de
werkzaamheden door het PEUGEOT-
netwerk worden uitgevoerd.
Laat de systemen na een aanrijding
controleren door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
StoringAls deze lampjes op het
instrumentenpaneel gaan
branden, is er sprake van een
storing in deze systemen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het ASR / ESP te
laten controleren.
Als de wielen te veel spinnen, kan het
differentieel van uw auto beschadigd
raken.
Veiligheid
68
Ion_nl_Chap06_securite_ed01-2014
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
bescherming van de inzittenden te verbeteren
bij ernstige aanrijdingen. De airbags vormen
een aanvulling op de werking van de
veiligheidsgordels met gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren
in dat geval de frontale en zijdelingse
aanrijdingen waaraan de registratiezones voor
een aanrijding worden blootgesteld:
-
b
ij een ernstige aanrijding worden de airbags
onmiddellijk opgeblazen en dragen zo bij aan
een betere bescherming van de inzittenden
van de auto; direct na de aanrijding ontsnapt
het gas uit de airbags zodat noch het zicht,
noch het eventueel verlaten van de auto door
de inzittenden wordt belemmerd,
-
b
ij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarin de auto over de kop slaat,
treden de airbags in sommige gevallen niet
in werking. De veiligheidsgordels zorgen in
deze situaties voor de bescherming van de
inzittenden.
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend
ongeval), zullen de airbags niet meer
afgaan. Het activeren van een airbag gaat
gepaard met wat rook en een knal,
als gevolg van de activering van
de pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
Deze rook is niet schadelijk, maar kan
voor personen die daar gevoelig voor
zijn irriterend werken.
De knal die bij de ontsteking van een
airbag wordt geproduceerd, kan het
gehoor gedurende een korte periode
enigszins verminderen.
Registratiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp
actzone opzij.
Airbags vóór
Activering
De airbags worden allebei opgeblazen,
behalve als de airbag aan passagierszijde
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór ( A), in de lengterichting
van de auto en vanaf de voorzijde richting
de achterzijde van de auto, die zich op een
horizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen het
dashboard en de inzittende om te verhinderen
dat deze naar voren klapt. De airbags vóór beschermen het hoofd en de
borst van de bestuurder en de passagier bij
een frontale aanrijding.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard, boven het dashboardkastje.
Veiligheid
71
Ion_nl_Chap06_securite_ed01-2014
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten...). Dit kan de goede
werking van de airbag belemmeren en/of
de inzittende bij het opblazen van de airbag
verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw
auto de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen
mogen uitsluitend door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats worden uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan
op letsel of lichte brandwonden aan het
hoofd, de borst of de armen als de airbag
wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk
zeer snel opgeblazen (binnen enkele
milliseconden) en loopt vervolgens even
snel leeg, waarbij de warme gassen via de
daarvoor bestemde openingen naar buiten
stromen.Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor
goedgekeurde stoelhoezen, die in
combinatie met actieve zijairbags gebruikt
kunnen worden. Voor informatie over de
stoelhoezen die geschikt zijn voor uw auto
kunt u zich wenden tot het PEUGEOT-
netwerk.
Raadpleeg de rubriek "Accessoires".
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de
stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van
de airbags kunnen leiden tot verwondingen
aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het
portierpaneel zitten.
Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken
vast en laat uw handen niet op het
stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op
het dashboard laten rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag wordt
opgeblazen, kunnen brandende sigaretten
of een pijp brandwonden of ander letsel
veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen
gaten in de stuur wielbekleding en sla er niet
op.
Bevestig geen voor werpen of stickers op
het stuur wiel of op het dashboard. Deze
kunnen bij het afgaan van de airbags letsel
veroorzaken.
Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding;
dit zou bij het afgaan van de window-airbags
kunnen leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het dak
(indien aanwezig); deze maken deel uit van
de bevestiging van de window-airbags.
6
Veiligheid
85
Ion_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2014
Laden van de tractiebatterij
F Trek aan de hendel 1 aan de linkerzijde
onder het dashboard om het klepje van
de aansluiting voor het normaal laden
(rechterzijde van de auto) te openen.
Normaal laden
Alvorens u de laadstekker aansluit, dient
u te controleren of het stopcontact dat u
wilt gebruiken conform is* en geschikt is
voor een stroomsterkte van 8
A.
Controleer met name of de kwaliteit van
het stopcontact voldoende is.
Er bestaan stopcontacten die speciaal
zijn ontwikkeld voor het opladen van
elektrische voertuigen.
Het is in alle gevallen verplicht uw
installatie vooraf en vervolgens
periodiek door een specialist te laten
controleren.
Er zijn twee mogelijkheden voor het opladen:
normaal of snel.
Het normaal laden verdient de voorkeur; dit
kunt u doen via een stopcontact bij u thuis.
Voor het snelladen is een speciale
voedingsbron nodig.
F
Z
et de selectiehendel in stand P en trek de
parkeerrem stevig aan.
F
S
chakel alle verbruikers uit en zet het
contact van uw auto in de stand "LOCK" .
Gebruik uitsluitend een originele
laadkabel van PEUGEOT.
Als de buitenluchttemperatuur lager
is dan -25°C, is het laden wellicht niet
mogelijk.
F
N
eem de kabel uit het meegeleverde
tasje. Deze kabel heeft een
speciale stekkeraansluiting met een
controlepaneeltje.
F
S
teek het ene uiteinde van de laadkabel
in een stopcontact dat aan de gestelde
eisen voldoet. Tijdens het aansluiten gaan
de 3
verklikkerlampjes POWER, FA U LT
en CHARGING op het controlepaneel een
ogenblik gelijktijdig branden. Vervolgens
blijft alleen het groene verklikkerlampje
POWER branden.
Gebruik geen verlengkabels,
stekkerblokken, adapters
of programmeerbare
apparatuur.
* (Bijvoorbeeld voor Frankrijk: norm NF C 15 -100). Als de laadkabel of het controlepaneel
beschadigd is, gebruik deze dan niet.
Neem in dat geval of bij twijfel contact
op met het PEUGEOT-netwerk om de
desbetreffende onderdelen eventueel te
laten vervangen.
In de meeste Europese landen
is PEUGEOT een samenwerking
aangegaan met professionele bedrijven
die uw elektrische installatie kunnen
controleren. Neem voor meer informatie
contact op met het PEUGEOT-netwerk.
8
Praktische informatie
114
Ion_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2014
Zekeringen vervangen
De speciale tang voor het ver wijderen van
zekeringen is bevestigd aan de binnenzijde
van het deksel van de zekeringkast in het
dashboard (links).
Toegang:
F
K
lik het deksel los en trek het in zijn geheel
naar u toe.
F
N
eem de zekeringentang los.
Toegang tot het gereedschap
Voordat u een zekering vervangt, dient u eerst
de oorzaak van de storing op te sporen en te
(laten) verhelpen.
F
C
ontroleer of het contact in de stand
" LOCK " staat.
F
T
raceer de defecte zekering door de
geleidende draad te bekijken.
Vervangen van een zekering
Goed Defect
F
G
ebruik de speciale tang om de zekering
uit de houder te nemen.
F
V
ervang een zekering altijd door een
zekering met dezelfde stroomsterkte.
F
C
ontroleer of het getal op de zekeringkast
en de stroomsterkte op de zekering
overeenkomen met de waarden in de
onderstaande tabel. PEUGEOT is niet verantwoordelijk
voor kosten die voortvloeien
uit het verhelpen van storingen
veroorzaakt door het monteren van
extra accessoires die niet door haar
aanbevolen en geleverd worden of
door voorzieningen die niet volgens
de voorschriften van PEUGEOT zijn
gemonteerd. Dit geldt met name voor
apparatuur met een stroomverbruik van
meer dan 10
milliampère.
Bij het ontwerp van het elektrische
circuit van uw auto is reeds rekening
gehouden met de montage van zowel de
standaarduitrusting als eventuele opties.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats voordat
u andere elektrische voorzieningen of
accessoires in de auto monteert of laat
monteren.
Praktische informatie
115
Ion_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2014
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich in het onderste
deel van het dashboard aan de linkerzijde.Zekering Ampère
Functies
1 7, 5
A
Parkeerlichten vóór en linksachter.
2 15
A
12V-aansluiting.
3 -Niet gebruikt.
4 7, 5
A
Startmotor.
5 20 A
Audio-installatie.
6 -Niet gebruikt.
7 7, 5 A
Boorduitrusting, parkeerlichten vóór en rechtsachter.
8 7, 5
AElektrisch bediende buitenspiegels.
9 7, 5
ASupervisor.
10 7, 5
AAirconditioning.
11 10
AMistachterlicht.
12 15
ACentrale vergrendeling.
13 10
APlafonnier.
8
Praktische informatie
161
Ion_nl_Chap12_recherche-visuelle_ed01-2014
Ruitbediening 29
Zekeringen dashboard
1
14-116
Ventilatie
4
0-41
Verwarming
42- 44
Airconditioning
4
2- 44
Ontwasemen/
ontdooien vóór
4
5
Achterruitverwarming
45
12V-aansluiting
38
Handbediende parkeerrem
4
8
Binnenspiegel
36
Peugeot Connect USB
3
9 Ontgrendeling voorklep
1
23
Cockpit
Openen klepjes laadsystemen 30 Audio-installatie
136-158
Selectiehendel
49-50
.
Visuele index
162
Ion_nl_Chap12_recherche-visuelle_ed01-2014
Cockpit (vervolg)
Lichtschakelaar 51-53
Richtingaanwijzers 56
Automatisch inschakelen van de remlichten
5
6
Instrumentenpaneel
9
Controlelampjes
10-17
Indicatoren
18-23
-
energievoorraadindicator
-
verbruiks-/
energieopwekkingsindicator
-
snelheidsmeter
-
kilometerteller
-
dagteller
-
d
immer dashboardverlichting
-
onderhoudsindicator
-
actieradiusindicator
Claxon
5
6Alarmknipperlichten
56
Ruitenwisserschakelaar
54
Contactslot, starten/stoppen
4
7
Buitenspiegels
35 Noodoproep of
hulpoproep
5
7, 13 3 -13 4
Koplamphoogteverstelling
53
Visuele index