64
308_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2015
Noodbediening
Ontgrendelen
F Klap de achterbank naar voren om bij het slot in de bagageruimte te komen.
F
S
teek een kleine schroevendraaier in de
opening A van het slot om de achterklep te
ontgrendelen.
F
V
erplaats de nok naar rechts.
Vergrendeling na het sluiten
Wanneer de achterklep weer wordt gesloten,
wordt deze weer vergrendeld als het probleem
niet is verholpen.
Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele
storing in het systeem van de centrale
vergrendeling de achterklep mechanisch
ontgrendeld worden.
F
D
ruk, als de sleutel zich in de detectiezone
A bevindt, op de vergrendelingsknop van
de achterklep om de auto te vergrendelen.
Het vergrendelen wordt gesignaleerd door het
gedurende enkele seconden knipperen van de
richtingaanwijzers.
Vergrendelen met Keyless
entry and start
Toegang tot de auto
65
308_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2015
Noodsleutel
Openen/sluiten met de
geïntegreerde sleutel van het
Keyless entry and start-systeem
Met de geïntegreerde sleutel kan de auto
vergrendeld en ontgrendeld worden als de
elektronische sleutel niet werkt:
-
l
ege batterij, accu ontladen of
losgekoppeld, ...
-
a
uto bevindt zich in een omgeving met veel
elektromagnetische straling.
F
T
rek aan de knop 1 en wacht tot de
geïntegreerde sleutel 2
naar buiten komt.
Vergrendelen van het
bestuurdersportier
F Steek de geïntegreerde sleutel in het portierslot en draai deze rechtsom.
Ontgrendelen van het
bestuurdersportier
F Steek de geïntegreerde sleutel in het portierslot en draai deze linksom.
Vergrendelen van het portier aan
passagierszijde
F Open de portieren.F Controleer of de kinderbeveiliging van de achterportieren niet geactiveerd is (zie de rubriek
"Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen").
F Steek de geïntegreerde sleutel in het slot op de zijkant van het portier en draai
de sleutel een achtste omwenteling
rechtsom (achterportier rechts) of linksom
(achterportier links).
F
S
luit de portieren en controleer van
buitenaf of de auto goed is vergrendeld.
Ontgrendelen van het portier aan
passagierszijde
F Trek aan de portiergreep aan de binnenzijde.
Als het inbraakalarm is geactiveerd,
zal het geluidssignaal dat klinkt bij
het met de sleutel (geïntegreerd in de
afstandsbediening) openen van een portier,
bij het aanzetten van het contact stoppen.
2
Toegang tot de auto
67
308_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2015
Sleutels, afstandsbediening, elektronische sleutel verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto en uw legitimatiebewijs naar het PEUGEOT-netwerk.
Het PEUGEOT-netwerk kan de speciale code van de sleutel en de transponder opzoeken en een nieuwe bestellen.
Afstandsbediening
De radiografische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik. Het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te
spelen om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden.
Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik en het zicht van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar
worden en moet in dat geval opnieuw worden gesynchroniseerd.
De afstandsbediening kan niet functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het contact uitstaat.
Vergrendelen van de auto
Het rijden met vergrendelde portieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur belemmeren.
Neem uit veiligheidsover wegingen (kinderen in de auto) de sleutel met afstandsbediening of de elektronische sleutel mee als u de auto verlaat,
zelfs al is dit voor korte duur.
Elektrische storingen
De elektronische sleutel van het Keyless entry and start-systeem werkt in sommige gevallen niet correct in de nabijheid van elektronische
apparatuur: telefoon, laptop, sterke magnetische velden, ...
Diefstalbeveiliging
Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering; dit kan tot storingen leiden.
Vergeet niet aan het stuur wiel te draaien om het stuurslot te activeren.
Bij het aanschaffen van een gebruikte auto
Laat uw sleutels door het PEUGEOT-netwerk in het elektronische geheugen van de auto opslaan, zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw
bezit zijnde sleutels de enige zijn waarmee de auto kan worden gestart.
2
Toegang tot de auto
70
308_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2015
Uitschakelen
F Druk op deze ontgrendelknop van de afstandsbediening.
of
F
O
ntgrendel de auto met het "Keyless entry
and start"-systeem. Als de auto automatisch opnieuw wordt
vergrendeld (als 30
seconden zijn
verstreken zonder dat een portier of
de achterklep is geopend), wordt het
alarmsysteem niet automatisch weer
ingeschakeld. Om het alarmsysteem
in te schakelen moet u de auto
ontgrendelen en weer vergrendelen met
de afstandsbediening of het "Keyless
entry and start"-systeem.
Het alarmsysteem is uitgeschakeld: het
verklikkerlampje van de knop is uit en de
richtingaanwijzers knipperen gedurende
ongeveer 2
seconden.
Totale beveiliging
Inschakelen
F Vergrendel de auto met de afstandsbediening.
of
F
V
ergrendel de auto met het "Keyless entry
and start"-systeem.
Het alarmsysteem is geactiveerd: het
verklikkerlampje van de knop zal één keer per
seconde knipperen en de richtingaanwijzers
knipperen gedurende ongeveer 2
seconden.
Na het vergrendelverzoek met de
afstandsbediening of met het "Keyless entry
and start"-systeem wordt de omtrekbeveiliging
na 5
seconden en de interieurbeveiliging na
45
seconden geactiveerd.
Indien een portier, de achterklep of de
motorkap niet goed is gesloten, wordt de auto
niet vergrendeld, maar wordt de beveiliging na
45
seconden wel ingeschakeld.
F
Z
et het contact af en verlaat de auto.
Toegang tot de auto
71
308_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2015
Beveiliging - met alleen
de omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Interieurbeveiliging
Uitschakelen
De wegsleepbeveiliging wordt ook uitgeschakeld
(als uw auto hiermee is uitgerust).F
Z
et het contact af en druk binnen
10
seconden op deze toets en
houd deze ingedrukt tot het
verklikkerlampje blijft branden.
F
S
tap uit.
F
V
ergrendel onmiddellijk de auto met de
afstandsbediening of met het "Keyless
entry and start"-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt
ingeschakeld: het verklikkerlampje van de knop
zal één keer per seconde knipperen.
Om de interieurbeveiliging uit te schakelen
moet deze procedure elke keer na het afzetten
van het contact worden uitgevoerd.
Schakel de interieurbeveiliging (en de
wegsleepbeveiliging als uw auto hiermee is
uitgerust) uit om te voorkomen dat het alarm
onnodig wordt ingeschakeld als bijvoorbeeld:
-
i
emand in de auto aanwezig is,
-
e
en ruit op een kier blijft staan,
-
d
e auto wordt gewassen,
-
e
en wiel wordt ver wisseld,
-
d
e auto wordt gesleept,
-
d
e auto op een boot wordt vervoerd. Inschakelen
De wegsleepbeveiliging wordt ook opnieuw
ingeschakeld (als uw auto hiermee is uitgerust).
F
S
chakel de omtrekbeveiliging uit
door de auto te ontgrendelen met de
afstandsbediening of met het "Keyless
entry and start"-systeem.
Het verklikkerlampje van de knop gaat uit.
F
S
chakel het alarmsysteem weer volledig
in door de auto te vergrendelen met de
afstandsbediening of met het "Keyless
entry and start"-systeem.
Het verklikkerlampje van de knop knippert weer
één keer per seconde.
2
Toegang tot de auto
72
308_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2015
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende dertig seconden.
Als het alarm voor de 11
e keer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het verklikkerlampje van de knop
snel knippert bij het ontgrendelen van
de auto met de afstandsbediening of
met het "Keyless entry and start"-
systeem, is het alarm tijdens uw
afwezigheid afgegaan. Het lampje
stopt met knipperen als het contact
wordt aangezet.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
F O ntgrendel de auto met de sleutel (in de
afstandsbediening) in het slot van het
bestuurdersportier.
F
O
pen het portier; het alarm gaat af.
F
Z
et het contact aan, het alarm stopt. Het
verklikkerlampje van de knop gaat uit.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te schakelen
F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel (in
de afstandsbediening) in het slot van het
bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact
het verklikkerlampje van de knop blijft
branden, duidt dit op een storing in
het systeem.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Automatisch inschakelen
Deze functie is niet beschikbaar, optioneel of
standaard.
Het systeem wordt 2
minuten nadat het
laatste portier of de achterklep is gesloten,
automatisch ingeschakeld.
F
O
m het afgaan van het alarm bij het
openen van een portier of de achterklep
te voorkomen, moet eerst op de
ontgrendelknop van de afstandsbediening
worden gedrukt of moet de auto
ontgrendeld worden met het "Keyless entry
and start"-systeem.
Toegang tot de auto
76
308_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2015
Brandstoftank
Tank meer dan 10 liter brandstof om er voor te
zorgen dat de stijging van het brandstofniveau
wordt weergegeven op de brandstofmeter.
Tijdens het openen van de tankdop kan een
geluid van aangezogen lucht hoorbaar zijn.
Dit wordt veroorzaakt door de onderdruk
die ontstaat door de afdichting van het
brandstofcircuit. Dit geluid is normaal.
Openen
Tank nooit als de motor door het Stop &
Start-systeem in de STOP-stand is
geschakeld; zet in dat geval altijd het
contact af met de sleutel of met de
knop "START/STOP" indien uw auto
is voorzien van het Keyless entry and
start-systeem.
-
O
ntgrendel de auto als deze is voorzien
van het Keyless entry and start-systeem.
-
D
ruk op de klep (in het achterste deel van
de zijkant van de auto) en trek de klep
vervolgens open.
Ta n k e n
F Ver wijder de vuldop en plaats deze op de steun (aan de klep).
F
S
teek het vulpistool zo ver mogelijk in de
vulopening en druk hierbij de metalen
klep A in.
F
V
ul de brandstoftank. Laat het vulpistool
maximaal drie keer afslaan, aangezien er
anders storingen kunnen optreden.
F
P
laats de vuldop terug en sluit deze door
de dop rechtsom te draaien.
F
D
ruk de klep van de tankdop dicht (uw auto
moet ontgrendeld zijn).
F
K
ies bij het tankstation de juiste brandstof
(deze staat vermeld op de sticker aan de
binnenzijde van de brandstofvulklep van uw
auto).
F
A
ls uw auto is voorzien van een conventionele
sleutel, steek deze dan in de vuldop.
F
D
raai de vuldop linksom.
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 53
liter (of 45 liter, afhankelijk van de uitvoering).
Toegang tot de auto
116
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Bij temperaturen onder het
vriespunt wordt bij auto's met
een dieselmotor de motor
pas na het doven van het
verklikkerlampje "Voorgloeien"
gestart.
Als dit verklikkerlampje
gaat branden nadat u op de
knop "START/STOP" hebt
gedrukt, moet u het rem- of
het koppelingspedaal ingetrapt
houden tot het verklikkerlampje
dooft. Druk niet nogmaals op de
knop "START/STOP" voordat
de motor draait.
F
D
e elektronische sleutel bevindt zich
in het interieur van de auto. Trap het
koppelingspedaal volledig in en houd het
pedaal ingetrapt tot de motor is gestart.
Starten
F Druk op de knop
" START/STOP ". De elektronische sleutel van het
"Keyless entry and start"-systeem
moet zich in de detectiezone bevinden.
Verlaat om veiligheidsredenen deze
zone niet als de motor draait.
Als de elektronische sleutel niet binnen
de zone wordt gedetecteerd, wordt een
melding weergegeven. Om de motor te
kunnen starten moet u ervoor zorgen
dat de elektronische sleutel zich binnen
de zone bevindt.
Starten - afzetten van de motor,
"Keyless entry and start"
F Het stuurslot wordt ontgrendeld en de
motor wordt bijna onmiddellijk gestart.
(Lees de waarschuwing voor de
dieseluitvoeringen). Als aan een van de voor waarden voor
het starten niet wordt voldaan, wordt
ter herinnering een melding op het
display van het instrumentenpaneel
weergegeven. In sommige gevallen
moet het stuur wiel heen en weer
worden bewogen ter wijl de knop
"START/STOP" wordt ingedrukt om
het stuurslot te ontgrendelen; u wordt
hiervan via een melding op de hoogte
gebracht.
Rijden