SymbolenWaarschuwing:
dit symbool geeft waarschuwingen weer die u absoluut dient te
respecteren omwille van uw veiligheid en die van anderen en om
schade aan uw auto te voorkomen.
Informatie:
dit symbool vestigt uw aandacht op aanvullende informatie die
u helpt de gebruiksmogelijkheden van uw auto optimaal te benutten.
Bescherming van het milieu:
dit symbool verschijnt bij adviezen met betrekking tot de
bescherming van het milieu.
Ver wijz ing:
dit symbool ver wijst naar de bladzijde waar meer informatie over de
desbetreffende functie is te vinden.
Uw auto kan, afhankelijk van het uitrustingsniveau en de specifieke
kenmerken voor het land waarvoor uw auto bestemd is, slechts van
een deel van de in dit boekje vermelde uitrustingen zijn voorzien.
Belangrijke informatie:
Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires
die niet onder een artikelnummer in het assortiment van
Automobiles PEUGEOT voorkomen, kan storingen in het
elektronisch systeem van uw auto veroorzaken. Neem contact
op met een vertegenwoordiger van het merk PEUGEOT om
u te laten informeren over het assortiment uitrustingen en
accessoires voorzien van een artikelnummer.
Wij danken u voor uw keuze voor de 301.
Als u dit instructieboekje hebt gelezen, kunt u onder alle
omstandigheden optimaal profiteren van uw 301.
WELKOM
6
301_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2014
Cockpit
1. Schakelaars snelheidsregelaar/-begrenzer.
2. Hendel stuurwielverstelling.
3.
S
chakelaar verlichting en
richtingaanwijzers.
4.
I
nstrumentenpaneel.
5.
A
irbag bestuurder en claxon.
6.
A
ansteker / 12V-aansluiting.
USB-/Jack-aansluiting.
7.
S
chakelaar stoelverwarming.
8.
H
endel brandstofvulklep
Hendel ontgrendeling achterklep*.
9.
H
endel motorkapontgrendeling.
10.
Zekeringenkast.
11.
Koplampverstelling.
12 .
K
nop dynamische stabiliteitscontrole
(ESP/ASR)
K
nop openen achterklep*
V
erklikkerlampje alarm.
13.
B
ediening verstelling buitenspiegels.
14 .
V
erstelbaar en afsluitbaar
zijventilatierooster.
15.
Z
ijruitontwaseming vóór.
* Volgens uitvoering.
Overzicht
14
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.
Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het display.Controlelampje StatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Passagiersairbag permanent. De schakelaar in het dashboardkastje
staat in de stand "OFF".
De frontairbag aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
U kunt een kinderzitje met de "rug
in de rijrichting" plaatsen, behalve
in het geval van een storing in het
airbagsysteem (verklikkerlampje
airbags brandt). Zet de schakelaar in de stand "
ON" om de frontairbag
aan passagierszijde in te schakelen.
Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitje
met de "rug in de rijrichting".
ESP/ASR permanent. De toets linksonder op het dashboard
wordt ingedrukt. Het bijbehorende
verklikkerlampje gaat branden.
De functie ESP/ASR wordt
uitgeschakeld.
ESP: dynamische stabiliteitscontrole.
ASR: antispinregeling. Druk op de toets om de functie ESP/ASR in te
schakelen. Het verklikkerlampje dooft.
De functie ESP/ASR wordt automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart.
Na uitschakelen van het systeem, wordt het
automatisch opnieuw ingeschakeld bij snelheden
hoger dan ongeveer 50
km/h.
Controle tijdens het rijden
17
301_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2014
ControlelampjeStatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Dynamische
stabiliteitscontrole
(ESP/ASR)knippert.De ESP-/ASR-regeling is actief. Deze functie verbetert de aandrijving en zorgt voor
een betere koersstabiliteit.
permanent. Storing in het ESP-/ASR-systeem,
tenzij deze is uitgeschakeld (toets
ingedrukt en verklikkerlampje van de
toets brandt). Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Zelfdiagnose
motor permanent.
Er is een storing in de
emissieregeling. Het controlelampje moet doven als de motor wordt
gestart.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
knippert. Er is een storing in het
motormanagementsysteem. Kans op beschadiging van de katalysator.
Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Antiblokkeersysteem
(ABS)permanent.
Er is een storing in het
antiblokkeersysteem. De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg
zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Motorstoring permanent oranje. Er is sprake van een kleine
motorstoring. Neem snel contact op met het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
permanent rood. Er is sprake van een ernstige
motorstoring waardoor de auto zou
kunnen stilvallen. Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Zet de auto stil, zet het contact af en neem contact op
met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
1
Controle tijdens het rijden
19
301_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2014
ControlelampjeStatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Airbags tijdelijk. Het lampje brandt gedurende enkele
seconden en dooft als het contact
wordt aangezet. Het lampje moet doven zodra de motor wordt gestart.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
permanent. Er is een storing in een van de
airbags of de pyrotechnische
gordelspanners. Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Stuurbekrachtigingpermanent.
Er is een storing met betrekking tot
de stuurbekrachtiging. Rijd voorzichtig en met lage snelheid.
Laat het systeem nakijken door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheidsgordel
bestuurder niet
vastgemaakt
of weer
losgemaakt /
Veiligheidsgordel
voorpassagier
losgemaakt. permanent of
knipperend in
combinatie met een
in volume toenemend
geluidssignaal.
De bestuurder heeft zijn
veiligheidsgordel niet vastgemaakt of
weer losgemaakt.
De voorpassagier heeft zijn
veiligheidsgordel losgemaakt. Trek aan de gordel en klik de gesp vast in de
gesphouder.
1
Controle tijdens het rijden
73
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2014
Onjuiste waarde bij handmatige
bediening
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u de
selectiehendel in de stand P of N bewegen om
de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de handrem aan om de
auto stil te zetten.
Storing
Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden
in combinatie met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding op het display, duidt dit
op een storing in de transmissie.
In dit geval werkt de transmissie met een
noodprogramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok
voelen bij het selecteren van R vanuit de stand
P , of R vanuit de stand N . Dit beschadigt de
transmissie niet.
Rijd niet harder dan 100
km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. De automatische transmissie kan
beschadigd raken:
-
a
ls u gelijktijdig het gas- en het
rempedaal intrapt,
-
a
ls u, wanneer de accu geen
stroom levert, de selectiehendel
geforceerd in de stand P of een
andere stand zet.
Als u langere tijd stilstaat met draaiende
motor (files...), kunt u, om brandstof te
besparen, de selectiehendel in de stand
N zetten en de handrem aantrekken.
Als de selectiehendel niet in de
stand P staat, verschijnt bij het
openen van het bestuurdersportier
of na ongeveer 45
seconden een
waarschuwingsmelding op het display.
F
Z
et de selectiehendel in de stand P;
de melding verdwijnt.
Rijd stapvoets wanneer u op een
ondergelopen weg rijdt of een beek
doorkruist.
5
Rijden
77
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2014
Snelheidsregelaar
Met behulp van de snelheidsregelaar kan
de bestuurder met een constante ingestelde
snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
Het inschakelen van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig waarbij de ingestelde
snelheid minimaal 40
km/h dient te bedragen en:
-
d
e vierde versnelling moet zijn ingeschakeld
bij een handgeschakelde versnellingsbak,
-
d
e tweede versnelling moet zijn ingeschakeld
bij rijden in de handmatige stand bij een
elektronisch gestuurde versnellingsbak of
automatische versnellingsbak,
-
bij
een elektronisch gestuurde versnellingsbak
moet stand A zijn geselecteerd en bij een
automatische versnellingsbak moet stand D
zijn geselecteerd.
Het uitschakelen van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig met de hendel, door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen of, uit
veiligheidsoverwegingen, door activering van
het ESP.
Door het gaspedaal in te trappen, kan de
ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden.
Na het afzetten van het contact worden alle
ingestelde snelheden gewist. Om weer terug
te keren naar de ingestelde snelheid is het
voldoende het gaspedaal los te laten.
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet
de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet
in acht nemen en zijn aandacht op het verkeer
blijven vestigen. De bediening van de snelheidsregelaar is
ondergebracht in de hendel A
.
1.
K
nop voor het selecteren van de
snelheidsregelaar
2.
T
oets voor het verlagen van de ingestelde
snelheid
3.
T
oets voor het verhogen van de ingestelde
snelheid
4.
T
oets voor het in-/uitschakelen van de
snelheidsregelaarStuurkolomschakelaars
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen, zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen
en zijn verantwoordelijkheid nemen. De informatie van de snelheidsregelaar
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
5.
Sn
elheidsregelaar AAN/UIT
6.
Sn
elheidsregelaar geselecteerd
7.
I
ngestelde snelheid
Weergave op het display
5
Rijden
95
301_nl_Chap07_securite_ed01-2014
Antislipregeling
(ASR) en elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP)
De antislipregeling verbetert de tractie van de
wielen om doorslippen te voorkomen, door in
te grijpen op de remmen van de aangedreven
wielen en op het motorkoppel.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma grijpt
in via de remmen van één of meer wielen en
via het motorkoppel om de auto (binnen de
grenzen van de natuurkundige wetmatigheden)
weer in de juiste koers te brengen.In dat geval gaat dit controlelampje
op het instrumentenpaneel
knipperen. Het ASR / ESP verhoogt de veiligheid
tijdens het rijden. De bestuurder mag
echter nooit risico's nemen of te hard
rijden.
Deze systemen kunnen alleen goed
werken als de voorschriften van de
constructeur op het gebied van wielen
(banden en velgen), onderdelen
van het remsysteem, elektronische
componenten en montageprocedures
worden opgevolgd en de
werkzaamheden door het PEUGEOT.
Laat de systemen na een aanrijding
controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Storing
Als dit lampje gaat branden, in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display is
er sprake van een storing in deze
systemen.
Opnieuw inschakelen:
Deze systemen worden weer automatisch
ingeschakeld als het contact wordt afgezet of
vanaf 50
km/h.
F
D
ruk nogmaals op de knop om de
systemen handmatig weer in te schakelen.
H
et lampje van de knop gaat uit.
Als het symbool op het instrumentenpaneel
verdwijnt, betekent dit dat het ASR en het ESP
weer ingeschakeld is.
Uitschakelen
In uitzonderlijke omstandigheden (wanneer de
auto vastzit in modder, sneeuw, zand, ...) kan
het nuttig zijn het ASR / ESP uit te schakelen,
zodat de wielen kunnen spinnen en weer grip
kunnen krijgen.
Stabiliteitscontrolesystemen
Inschakelen
De systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
De systemen worden geactiveerd zodra de
wielen te weinig grip hebben of de koers van
de auto afwijkt van de door de bestuurder
gewenste richting. De weergave van dit symbool op het
instrumentenpaneel geeft aan dat het
ASR en het ESP is uitgeschakeld.
F
D
ruk op deze knop aan de onderzijde
van het dashboard (bestuurderszijde)
tot het bijbehorende symbool op het
instrumentenpaneel verschijnt.
H
et lampje van de knop gaat branden.Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het ASR / ESP
te laten controleren.
Als de auto rijdt met stilstaande motor,
is de stuurbekrachtiging uitgeschakeld.
7
Veiligheid