Veiligheid91
208_nl_Chap05_securite_ed01-2015
Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische
remdrukregelaar (REF)
Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het
niet los.
Zorg er bij vervanging van de wielen (banden
en velgen) voor dat wielen worden gemonteerd
die voor uw auto zijn gehomologeerd.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn
door het trillen van het rempedaal.
Als dit lampje blijft branden, duidt dit
op een storing in het ABS-systeem.
Als dit lampje gaat branden in
combinatie met de verklikkerlampjes
STOP
en ABS, een geluidssignaal
De normale remwerking van uw auto blijft
behouden. Rijd wel voorzichtig en matig uw
snelheid.
en een melding op het display, duidt dit op een
storing in de elektronische remdrukregelaar.
Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats stil.
Laat in beide gevallen zo snel mogelijk uw auto
controleren door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Dynamische stabiliteitscontrole
(CDS) en antispinregeling (ASR)
Deze systemen worden automatisch
ingeschakeld zodra de motor wordt gestart.
Gedurende een ingreep van de
dynamische stabiliteitscontrole of
de antispinregeling knippert het
desbetreffende verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel.
5
Rijden117
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijd nooit met aangetrokken handrem -
Kans op oververhitting en beschadiging
van het remsysteem!
Parkeer uw auto niet en zet uw auto
niet met draaiende motor stil op een
plaats waar brandbaar materiaal (droog
gras, afgevallen blad, ...) in contact kan
komen met het warme uitlaatsysteem -
Kans op brand!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten,
trek dan de handrem aan en zet de
versnellingsbak in de neutraalstand of
in de stand N of P , afhankelijk van het
type versnellingsbak.
Rijadviezen
Houd u altijd aan de verkeersregels en let
onder alle omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuur wiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en
houd meer afstand tot uw voorligger. Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:Belangrijk!
Rijden op een
overstroomde weg
- kijk of het water niet meer dan 15 cm
diep is, houd daarbij rekening met golven
die door andere weggebruikers kunnen
worden veroorzaakt,
-
s
chakel het Stop & Start-systeem uit,
-
r
ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet
sneller dan 10
km/h,
-
z
et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Als u het overstroomde weggedeelte achter u
hebt gelaten, rem dan, zodra de verkeerssituatie
dat toelaat, meerdere keren licht af om de
remschijven en remblokken te drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
6
Rijden121
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Parkeerrem
Aantrekken
F Trek de hefboom van de parkeerrem aan om uw auto stil te zetten.
Vrijzetten
F Trek de hefboom van de parkeerrem licht omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw
de hefboom geheel omlaag. Als de handrem een te grote slag heeft
of als het systeem minder goed werkt,
moet de handrem, zelfs tussen twee
onderhoudsbeurten door, worden
afgesteld.
Laat dit veiligheidssysteem controleren
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als tijdens het rijden dit
verklikkerlampje en het
verklikkerlampje STOP
branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display, geeft
dit aan dat de parkeerrem nog (iets)
is aangetrokken. Denk er bij het
vrijzetten van de parkeerrem aan om
de hefboom volledig te laten zakken. Draai bij het parkeren van de auto
op een steile helling de wielen vast
tegen het trottoir, trek de parkeerrem
aan, schakel een versnelling in (de
achteruitversnelling als de auto
bergafwaarts is geparkeerd) en zet het
contact uit.
Vergeet bij vertrek voordat u de auto
start niet dat de auto in de versnelling
staat.
6
Rijden
130
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Wegrijden op een helling
Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden als u het
rempedaal loslaat.
Bij een elektronisch gestuurde versnellingsbak:
als de stand A is geselecteerd.
Bij een automatische transmissie: als de stand
D is geselecteerd.
De Hill Start Assist zorgt ervoor dat uw auto
nadat u op een helling bent gestopt ongeveer
2
seconden op zijn plaats wordt gehouden als
u het rempedaal loslaat, zodat u de tijd heeft
om uw voet naar het gaspedaal te verplaatsen
zonder dat de auto in beweging komt.
Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden als u
het rempedaal loslaat. Zorg dat niemand de auto verlaat in de
korte periode dat de Hill Start Assist in
werking is.
Als u de auto moet verlaten ter wijl de
motor draait, trek dan de parkeerrem
met de hand aan. Controleer of het
verklikkerlampje van de parkeerrem
op het instrumentenpaneel permanent
brandt.
Storing
Bij een storing in het systeem blijven deze
verklikkerlampjes branden.
Laat uw auto controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats. De Hill Start Assist werkt als:
-
d
e auto volledig stil wordt gehouden met
het rempedaal ingetrapt,
-
d
e hellingshoek aan bepaalde
voor waarden voldoet,
-
he
t bestuurdersportier is gesloten.
De Hill Start Assist kan niet worden
uitgeschakeld.
Rijden131
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Stop & Start-systeem
Het verklikkerlampje "ECO" op het
instrumentenpaneel gaat branden en de
motor wordt in de STOP-stand gezet.
Werking
STOP- stand
Met e-HDi- of BlueHDi-dieselmotor en
elektronisch gestuurde versnellingsbak :
-
S
nelheid lager dan 6 km/h.
-
S
electiehendel in de stand N .
Of
-
R
empedaal ingetrapt.
Bijzonderheden
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
- he t bestuurderportier geopend is,
-
de
veiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,
-
d
e auto sinds de laatste start met de sleutel
niet sneller dan 10
km/h heeft gereden,
-
d
e klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,
-
d
e voorruitontwaseming is ingeschakeld,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur...).
Het verklikkerlampje "ECO" knippert een
paar seconden en gaat vervolgens uit.
Deze werking van het systeem is volkomen
normaal.
Dit systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-
stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen
enz.). De motor wordt automatisch gestart
(START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het
starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem is per fect afgestemd
op stadsgebruik en zorgt voor een lager
brandstofverbruik, minder uitstoot van
schadelijke stoffen en een aangename rust in
het interieur tijdens het wachten.
Met BlueHDi-dieselmotor en
handgeschakelde versnellingsbak :
-
Z
odra de auto tot stilstand komt.
-
V
ersnellingshendel in de neutraalstand en
koppelingspedaal niet ingetrapt.Met PureTech-benzinemotor en handgeschakelde
versnellingsbak, elektronisch gestuurde
versnellingsbak of automatische transmissie :
- Zodra de auto tot stilstand komt.
- V
ersnellingshendel in de neutraalstand
en koppelingspedaal niet ingetrapt
(handgeschakelde versnellingsbak).
-
Rempedaal ingetrapt of selectiehendel
in de stand N (elektronisch gestuurde
versnellingsbak of automatische transmissie).
6
Rijden
132
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Het systeem werkt de eerste
10 seconden na het inschakelen van de
achteruitversnelling niet.
Als de motor door het Stop & Start-
systeem in de STOP-stand wordt gezet,
blijven alle andere componenten zoals
de remmen normaal functioneren.
Tank nooit als de motor door het Stop
& Start-systeem in de STOP-stand is
gezet. Zet in dat geval altijd het contact
af en neem de sleutel uit het contactslot. Een teller telt de duur van de
momenten dat de motor afgezet
is, op. Elke keer als u het contact
opnieuw aanzet, wordt deze
teller op 0
gezet.
Praktische informatie
S TA R T- s t a n d
BijzonderhedenUit veiligheids- en comfortoverwegingen wordt
de START-stand automatisch geactiveerd als:
-
he
t bestuurderportier wordt geopend,
-
de
veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling
airconditioning...).
Het verklikkerlampje "ECO"
knippert een paar seconden en gaat
vervolgens uit.
Dat onder deze omstandigheden de START-
stand wordt geactiveerd, is volkomen
normaal.
Met handgeschakelde versnellingsbak
:
-
K
oppelingspedaal ingetrapt.
Met elektronisch gestuurde versnellingsbak
/ automatische transmissie :
-
S
electiehendel in de stand A / D of M .
-
R
empedaal niet ingetrapt.Het verklikkerlampje "ECO" gaat uit en
de motor wordt automatisch gestart.
of
-
S
electiehendel in de stand N .
-
R
empedaal niet ingetrapt.
-
V
ervolgens selectiehendel in de stand A /
D of M .
of
-
A
chteruitversnelling ingeschakeld.
Als u in de STOP-stand bij een auto met
een handgeschakelde versnellingsbak
een versnelling inschakelt, maar daarbij
het koppelingspedaal niet volledig intrapt,
wordt er een melding weergegeven
met het verzoek het koppelingspedaal
volledig in te trappen, omdat anders de
motor niet gestart kan worden.
Rijden133
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Handmatig uitschakelen
- Indrukken.
- H et lampje van de schakelaar blijft
branden.
-
E
r wordt een melding weergegeven.
Als de motor is afgezet in de STOP-stand,
wordt deze onmiddellijk weer gestart.
Handmatig inschakelen
Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit
wanneer u over een overstroomde weg
moet rijden.
Raadpleeg voor meer adviezen over
met name het rijden op overstroomde
wegen de desbetreffende rubriek.
Openen van de motorkap
Schakel omwille van uw veiligheid het Stop &
Start-systeem altijd uit alvorens werkzaamheden
onder de motorkap uit te voeren om
verwondingen als gevolg van het automatisch
inschakelen van de START-stand te voorkomen.
In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld als u het
thermische comfort in het interieur op peil wilt
houden, kan het nuttig zijn om het Stop & Start-
systeem uit te schakelen.
U kunt het systeem op elk gewenst moment
uitschakelen wanneer het contact aan staat.
Met deze schakelaar kunt u de functie Stop &
Start uitschakelen.
Storing
Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van een speciale 12V-accu.
Werkzaamheden aan dit type accu
dienen uitsluitend door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats te worden uitgevoerd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de 12V-accu.
Bij een storing in het systeem gaat het
verklikkerlampje in de schakelaar "ECO OFF"
knipperen en vervolgens constant branden.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou optreden,
kan het zijn dat de motor niet meer wil aanslaan
of direct afslaat. Alle verklikkerlampjes op het
instrumentenpaneel gaan branden. Zet in dat geval het
contact af en start de auto met behulp van de sleutel.
-
Indrukken.
- H et lampje van de schakelaar gaat uit.
-
Er wordt een melding ter bevestiging weergegeven.
Als de motor is afgezet in de STOP-
stand, wordt hij onmiddellijk weer gestart.
Het Stop & Start-systeem wordt
automatisch weer ingeschakeld als het
contact wordt aangezet.
6
Rijden147
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Park Assist
Het systeem meet bij het fileparkeren
geen parkeerruimtes op waarvan de
afmetingen aanmerkelijk groter of kleiner
zijn dan het model van de auto.
De functie "Parkeerhulp" wordt tijdens de
manoeuvres automatisch geactiveerd.
Het is dus mogelijk dat in combinatie met
een geluidssignaal een pictogram op het
scherm verschijnt, wat geen gevolgen
heeft voor de parkeermanoeuvre. Door het type parkeermanoeuvre te
selecteren (fileparkeren: inparkeren of
uitparkeren) gaat het Stop & Start-
systeem niet over op de STOP-stand.
In de STOP-stand wordt bij deze
selectie de motor weer gestart.
Het Park Assist-systeem is een
hulpmiddel voor de bestuurder die
desondanks waakzaam moet blijven.
De bestuurder moet ervoor zorgen dat de
auto tijdens de manoeuvre onder controle
blijft en geen obstakels kan raken.
Onder bepaalde omstandigheden
detecteren de sensoren mogelijk geen
kleine obstakels die zich in hun dode
hoeken bevinden. Tijdens de manoeuvres draait het
stuur wiel snel rond: houd daarom het
stuur wiel niet tegen, steek niet uw
handen tussen de spaken en zorg dat
ook uw kleding, uw sjaal, een handtas
en dergelijke niet tussen de spaken
terechtkomen. U zou hierdoor letsel
kunnen oplopen.
De bestuurder kan op elk gewenst moment de
besturing weer overnemen door het stuur wiel
vast te pakken.Als de gemonteerde banden een andere
maat hebben dan de originele banden
(extra brede banden, winterbanden enz.),
kan de werking van het parkeerhulpsysteem
negatief worden beïnvloed.
Het systeem assisteert u bij het fileparkeren,
zowel bij inparkeren als bij uitparkeren.
Dit systeem signaleert een parkeerplek
en assisteert u bij het in- en uitparkeren
(fileparkeren).
Het systeem bedient de stuurinrichting en
informeert de bestuurder met beelden op het
scherm en geluidssignalen.
De bestuurder bedient daarbij het gaspedaal,
het rempedaal, de versnellingsbak en de
koppeling (handgeschakelde versnellingsbak).
6