Kort en bondig17
Automatische versnellingsbak
3 166.Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ■ Bandenspanning en -staat 3 253,
3 297.
■ Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 227.
■ Ruiten, spiegels, rijverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil, sneeuwof ijs en gebruiksklaar.
■ Juiste positie van spiegels, stoelen en veiligheidsgordels 3 37,
3 48, 3 57.
■ Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtige rem‐
men.Motor starten
■ Contactsleutel: zet de sleutel in stand 2
Aan/Uit-knop: druk gedurende en‐
kele seconden op de knop
Engine Start/Stop totdat de groene
LED oplicht
■ verdraai het stuurwiel een beetje, zodat het stuurslot vrijkomt
■ trap de koppeling en rem in
■ automatische versnellingsbak in P
of N
■ trap het gaspedaal niet in
18Kort en bondig
■ contactsleutel: sleutel kort in stand3 draaien en loslaten
Aan/Uit-knop: druk op de knop
Engine Start/Stop en laat deze los
■ na korte tijd start de motor.
Motor starten 3 160.
Stop-startsysteem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en aan bepaalde voorwaarden is vol‐ daan, activeer dan een Autostop
zoals hieronder beschreven:
■ Het koppelingspedaal intrappen
■ Zet de hendel in neutraal
■ Laat het koppelingspedaal los
Een Autostop wordt aangegeven
door de naald bij de stand
AUTOSTOP op de toerenteller of
door een controlelampje op de instru‐
mentengroep.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw intrappen.
Stop-startsysteem 3 162.
158Rijden en bedieningStarten en bediening
Nieuwe auto inrijden Rem tijdens de eerste ritten niet te
krachtig.
Bij de eerste rit kunnen was- en olie‐ dampen van het uitlaatsysteem rook‐
vorming veroorzaken. Parkeer de
auto na de eerste rit een tijdje in de
open lucht en adem de dampen niet
in.
Tijdens het inrijden kunnen het brand‐ stof- en motorolieverbruik hoger zijn
en wordt het dieselpartikelfilter wel‐ licht vaker gereinigd.
Roetfilter 3 165.
Contactslotstanden
Draai de sleutel op:0=Contact uit: sommige functies
blijven actief totdat de sleutel er‐
uit wordt getrokken of het be‐
stuurdersportier wordt geopend,
als het contact van tevoren aan
was.1=Accessoirestand: stuurslot losge‐
zet, sommige elektrische functies
werken, contact is uit.2=Contactstand: contact is aan, die‐
selmotor gloeit voor. De controle‐
lampen lichten op en de meeste
elektrische functies werken.3=Motor starten . Laat de sleutel los
nadat de motor gestart is.Stuurslot
Trek de sleutel uit het contactslot en
draai aan het stuurwiel totdat het vastklikt.
Aan/Uit-knop
Elektronische sleutel moet in de auto
aanwezig zijn.
Accessoiremodus: druk één keer op
de toets Engine Start/Stop zonder het
koppelings- of rempedaal in te trap‐ pen. De gele LED in de toets brandt.
Het stuurslot wordt losgezet en som‐
mige elektrische functies werken,
contact is uit.
Rijden en bediening159
Contactmodus: houd de toets
Engine Start/Stop gedurende
6 seconden ingedrukt zonder het kop‐
pelings- of rempedaal in te trappen.
De groene LED in de toets brandt, de dieselmotor gloeit voor. De controle‐
lampen lichten op en de meeste elek‐
trische functies werken.
Motor starten: trap het koppelingspe‐
daal (handgeschakelde versnellings‐
bak) of het rempedaal (automatische
versnellingsbak) in en druk nogmaals op de toets Engine Start/Stop . Laat
de toets los nadat de motor gestart is.
Contact uit: druk in elke modus of bij
een draaiende motor kort op de toets Engine Start/Stop . Sommige functies
blijven actief totdat het bestuurders‐
portier wordt geopend, als het contact
van tevoren aan was.
Stuurslot
Het stuurslot werkt automatisch wan‐
neer:
■ de auto stilstaat en
■ het contact uitgeschakeld is en ■ het bestuurdersportier geopend is.Zet het stuurslot los door het bestuur‐ dersportier te openen en de sluiten en
de accessoiremodus in te schakelen
of de motor direct te starten.9 Waarschuwing
Bij een lege accu is wegslepen, op
gang slepen of gebruik van hulp‐
startkabels niet toegestaan, om‐
dat het stuurslot dan niet kan wor‐ den ontgrendeld.
Noodprocedure bij auto's met
elektronisch sleutelsysteem
Bij een storing in de elektronische
sleutel of als de batterij van elektroni‐ sche sleutel bijna ontladen is, kan er
bij een startpoging Geen
afstandsbed. geregistreerd of
Vervang batterij in afstandsbedie‐
ning op het Driver Information Center
verschijnen.Open het opbergvak middenconsole
door de armsteun op te tillen. Leg de
elektronische sleutel in het zender‐ vak. Trap het koppelingspedaal
(handgeschakelde versnellingsbak)
of het rempedaal (automatische ver‐
snellingsbak) in en druk op de toets
Engine Start/Stop .
Motor uitschakelen door weer op de
toets Engine Start/Stop te drukken.
Haal de elektronische sleutel uit het zendervak.
Deze mogelijkheid is alleen bestemd
voor noodgevallen. Vervang de bat‐
terij van de elektronische sleutel zo
spoedig mogelijk 3 22.
Rijden en bediening161
Automatische versnellingsbak: trap
het rempedaal in en zet de keuzehen‐
del op P of N.
Trap het gaspedaal niet in.
Druk op de toets Engine Start/Stop en
laat deze weer los: een automatische regeling bedient de startmotor met
een kort interval totdat de motor
draait, zie Automatische startmotor‐
regeling.
Druk vóór opnieuw starten of voor uit‐
schakelen van de motor nogmaals op
de toets Engine Start/Stop .
Tijdens een Autostop kan de motor gestart worden door het koppelings‐
pedaal in te trappen 3 162.De auto starten bij lage
temperaturen Het is mogelijk om de motor zonderbijkomende verwarming te starten tot -25 °C voor dieselmotoren en -30 °C
voor benzinemotoren. Motorolie met
de juiste viscositeit, de juiste brand‐
stof, uitgevoerd onderhoud en een
voldoende opgeladen accu zijn ver‐
eist. Bij temperaturen onder -30 °C
moet de automatische versnellings‐
bak gedurende ca. 5 minuten worden
verwarmd. De keuzehendel moet in
stand P staan.
Automatische
startmotorregeling
Deze functie regelt de startprocedure van de motor. De bestuurder hoeft de
sleutel niet op stand 3 te houden of de
toets Engine Start/Stop niet ingedrukt
te houden. Het eenmaal actieve sys‐
teem zal de motor automatisch blijven ronddraaien tot deze start. Vanwege
de controleprocedure begint de motor
na een korte vertraging te lopen.Mogelijke redenen voor het niet star‐
ten van de motor:
■ Koppelingspedaal niet ingetrapt (handgeschakelde versnellings‐bak)
■ Rempedaal niet ingetrapt of keuze‐
hendel niet in P of N (automatische
versnellingsbak)
■ Time-out opgetreden
Opwarmen van de turbomotor
Bij het starten is het mogelijk dat het
beschikbare motorkoppel gedurende
een korte tijd beperkt is, vooral wan‐
neer de motortemperatuur koud is.
Deze beperking is er om het smeer‐
systeem de motor volledig te laten be‐ schermen.
Uitrol-brandstofafsluiter
De brandstoftoevoer wordt automa‐
tisch afgesloten bij het uitrollen,
d.w.z. wanneer u met een ingescha‐
kelde versnelling onder het rijden het
gas loslaat.
320Klantinformatie
Krik
Vertaling van de oorspronkelijke
conformiteitsverklaring
Conformiteitsverklaring conform EG-
richtlijn 2006/42/EC
Bij deze verklaren wij dat het product: Productaanduiding: Krik
Type/GM onderdeelnummer:
13348505, 13504504
voldoet aan de bepalingen van richt‐
lijn 2006/42/EC.
Gehanteerde technische normen:GMN9737=KrikkenGM 14337=Standaarduitrus‐
ting krik - hardwa‐
retestsGMN5127=Voertuigintegriteit
- takelen en op‐
krikken bij onder‐
houdsstationGMW15005=Standaarduitrus‐
ting krik en reser‐
veband, boordtestISO TS 16949=Kwaliteitsbor‐
gingssystemenOndergetekende is bevoegd tot het
samenstellen van de technische do‐
cumentatie.
Rüsselsheim, 31 januari 2014
was getekend
Hans-Peter Metzger
Engineering Group Manager Chassis & Structure
Adam Opel AG
D-65423 RüsselsheimRegistratie van
voertuigdata en privacy
Event Data Recorders
(EDR)
Gegevensopslagmodules in de
auto Een groot aantal elektronische com‐
ponenten van uw auto bevat gege‐
vensopslagmodules die tijdelijk of
permanent technische gegevens
over de staat van de auto, voorvallen
en fouten opslaan. In het algemeen
documenteert deze technische infor‐
matie de staat van onderdelen, mo‐
dules, systemen of de omgeving.
■ Staat van systeemcomponenten (bijv. vulniveaus)
■ Statusberichten van de auto en de afzonderlijke componenten (bijv.
aantal omwentelingen van het wiel /
toerental, deceleratie, zijwaartse
acceleratie)
■ Disfunctioneren en defecten in be‐ langrijke systeemcomponenten