Page 84 of 259

82Instrumenten en bedieningsorganen
Datumopmaak instellen
Schakel door de beschikbare opties
door steeds op de knop
MENU-TUNE te drukken.
Kloksynchr. RDS-signaal
Het RDS-signaal van de meeste
VHF-zenders stelt automatisch de tijd in. De RDS-tijdsynchronisatie kan en‐
kele minuten in beslag nemen. Som‐
mige zenders zenden geen correct
tijdsignaal uit. Het is dan raadzaam
de automatische tijdsynchronisatie uit
te schakelen.
Schakel door de opties Aan en Uit
door steeds op de knop
MENU-TUNE te drukken.
Colour-Info-Display
Druk op de toets ; en selecteer ver‐
volgens de knop Instellingen op het
scherm.
Selecteer Tijd- en datuminstellingen
om het betreffende submenu weer te
geven.
Let op
Raadpleeg de handleiding van het
Infotainmentsysteem voor een ge‐
detailleerde van de menubediening.
Tijdopmaak instellen
Selecteer het gewenste tijdformaat
door op het scherm op de knoppen
12 h of 24 h te tikken.
Datumopmaak instellen
Selecteer het gewenste datumfor‐
maat door op het scherm op de knop‐ pen < en > te tikken en kies tussen
de beschikbare opties.
Tijd en datum instellen
Pas de tijd en de datum aan door op
het scherm op de knoppen H en
I te tikken.
RDS-synchronisatie
Het RDS-signaal van de meeste
VHF-zenders stelt automatisch de tijd
in. De RDS-tijdsynchronisatie kan en‐
kele minuten in beslag nemen. Som‐ mige zenders zenden geen correct
tijdsignaal uit. Het is dan raadzaam
de automatische tijdsynchronisatie uit
te schakelen.
Page 86 of 259
84Instrumenten en bedieningsorganenWaarschuwingslam‐
pen, meters en controlelampen
Instrumentengroep
De naalden van de instrumenten
draaien even tot tegen de eindaan‐
slag wanneer de ontsteking wordt in‐
geschakeld.
Snelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.
Kilometerteller
Weergave van de afgelegde afstand
in km op de onderste regel.
Dagteller
De opgenomen snelheid wordt sinds
de laatste reset weergegeven.
De dagteller telt tot 9.999 km en be‐
gint dan weer bij 0.
Baselevel- en Midlevel-display
Zet deze terug door enkele seconden op de knop SET/CLR te drukken
3 95.
Page 87 of 259

Instrumenten en bedieningsorganen85
Uplevel-display
De auto is uitgevoerd met twee dag‐
tellers voor verschillende tochten.
Selecteer de pagina Rit met de toets
Menu op de richtingaanwijzerhendel.
Draai het stelwiel op de richtingaan‐
wijzerhendel en selecteer Rit 1 of Rit
2 . Elke dagteller kan apart worden te‐
ruggesteld door de toets SET/CLR op
de richtingaanwijzerhendel enkele
seconden in te drukken op de betref‐
fende pagina.
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan.
In elke versnelling zo veel mogelijk met een laag toerental rijden.
Voorzichtig
Als de naald in het rode gebied
komt, betekent dit dat het maxi‐
maal toegestane toerental wordt
overschreden. Gevaar voor de
motor.
Brandstofmeter
Aantal LED's geeft het brandstofpeil
in de tank weer.
8 LED's=tank is vol.
Bij een te laag brandstofpeil brandt
controlelamp Y. Meteen tanken wan‐
neer deze knippert.
Tank nooit leegrijden.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
Page 88 of 259
86Instrumenten en bedieningsorganenKoelvloeistoftemperatuur‐
meter
Het aantal LED's geeft de koelvloei‐
stoftemperatuur aan.
maximaal 3
LED's=motor nog niet op
bedrijfstempera‐
tuur4 tot 6 LED's=normale bedrijfs‐
temperatuurmeer dan 6
LED's=koelvloeistoftem‐
peratuur te hoogVoorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het controlesysteem van de oliekwa‐
liteit laat u weten wanneer de motor‐
olie en het oliefilter moeten worden
vervangen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden, kan het aangegeven vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
Gebruik de knoppen van de rich‐
tingaanwijzerhendel om de reste‐
rende gebruiksduur van de motorolie
weer te geven:
Druk op de toets MENU om
Informatie- menu voertuig te kiezen.
Draai het stelwieltje naar de optie
Resterende levensduur olie .
Page 93 of 259

Instrumenten en bedieningsorganen91
Brandt bij een draaiende motorStoring in het uitlaatgasreinigingssys‐ teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert bij een draaiende
motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert. On‐ middellijk hulp van een werkplaats in‐
roepen.
Service-indicatie
g brandt geel.
Ook ziet u een waarschuwingstekst of
waarschuwingscode op het Driver In‐
formation Center.
De auto vergt een onderhoudsbeurt.
De hulp van een werkplaats inroepen. Boordinformatie 3 103.Rem- en
koppelingssysteem R brandt rood.
Het rem- en koppelingsvloeistofpeil is
te laag 3 188.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Brandt nadat de ontsteking is inge‐
schakeld en de handbediende hand‐
rem is aangetrokken 3 149.
Pedaal intrappen
- brandt of knippert geel.
Brandt
Trap het koppelingspedaal in om de motor in de stand Autostop te starten.
Stop-startsysteem 3 134.
Knippert
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in het algemeen te starten 3 18,
3 133.
Bij sommige versies verschijnt het be‐ richt Pedaal intrappen op het bestuur‐dersinformatiedisplay 3 103.
Antiblokkeersysteem
(ABS)
u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de ont‐ steking enkele seconden. Het sys‐
teem is na het doven van het contro‐
lelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als deze tijdens de rit gaat branden, dan zit er een storing inhet ABS-systeem. Het remsysteem
blijft normaal werken, maar zonder ABS-regeling.
Antiblokkeersysteem 3 148.
Page 97 of 259

Instrumenten en bedieningsorganen95
Brandt groenDe cruise control is actief.
Cruise control 3 152.
Voorligger gedetecteerd A brandt groen.
Er is een voertuig in dezelfde rijstrook gedetecteerd.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 155.
Snelheidsbegrenzer
L brandt op het Driver Information
Center wanneer de snelheidsbegren‐ zer actief is. Ingestelde snelheidwordt aangegeven bij symbool L.
Snelheidsbegrenzer 3 154.
Verkeersbordherkenning
L geeft gedetecteerde verkeersbor‐
den als controlelampje weer.
Verkeersbordherkenning 3 170.Portier open
h brandt.
Een portier of de achterklep staat open.Informatiedisplays
Driver Information Center
Het Driver Information Centre (DIC) is ondergebracht in de instrumenten‐
groep.
Afhankelijk van de versie en de uit‐
rusting is het Driver Information Cen‐
ter verkrijgbaar als Baselevel-display,
Midlevel-display of Uplevel-display.
De volgende pagina's kunnen worden
geselecteerd in het DIC met de toet‐
sen op de richtingaanwijzerhendel:
■ dagteller 3 84
■ boordinformatie en instellingen, zie
hieronder
■ rit-/brandstofinformatie, zie hieron‐ der
■ economische informatie, zie hier‐ onder
■ navigatie-informatie
De volgende aanduiding verschijnt zo
nodig:
■ waarschuwingsmeldingen 3 103
■ aanduiding versnelling 3 92
Page 98 of 259

96Instrumenten en bedieningsorganen
■ aanduiding rijmodus 3 139,
3 144
■ waarschuwing bandenspanning 3 207
■ aanduiding gordelverklikker 3 89
■ aanduiding Autostop 3 134
■ service-informatie 3 91
Baselevel-displaySelecteer verdere pagina's door aan
het stelwiel op de richtingaanwijzer‐
hendel te draaien. Te selecteren pa‐
gina's zijn:
■ aanduiding levensduur motorolie■ aanduiding bandenspanning
■ draagvermogen band
■ instellen van eenheid
■ instellen van taal, als geen Infotain‐
mentsysteem beschikbaar is
■ klok, als geen Infotainmentsysteem
beschikbaar is
■ buitentemperatuur, als geen Info‐ tainmentsysteem beschikbaar is
Sommige weergegeven functies ver‐
schillen onderweg ten opzichte van
stilstand van de auto.Midlevel-display
De menupagina's op het Midlevel-dis‐ play worden geselecteerd door op de
toets MENU op de richtingaanwijzer‐
hendel te drukken.
De te selecteren menupagina's van
Midlevel-display zijn:
■ Menu Rit , zie hieronder
■ Menu Auto , zie hieronder
Sommige weergegeven functies ver‐
schillen onderweg ten opzichte van
stilstand van de auto. Sommige func‐
ties zijn alleen onderweg beschik‐
baar.
Page 99 of 259

Instrumenten en bedieningsorganen97
Uplevel-display
De menupagina's op het Uplevel-dis‐
play worden geselecteerd door op de toets MENU op de richtingaanwijzer‐
hendel te drukken. Hoofdmenusym‐
bolen verschijnen op de bovenste re‐
gel van het display:
■ Menu Rit , zie hieronder
■ Menu Auto , zie hieronder
■ Menu Eco , zie hieronder
Sommige weergegeven functies ver‐
schillen onderweg ten opzichte van
stilstand van de auto. Sommige func‐
ties zijn alleen onderweg beschik‐
baar.
Menu's en functies selecteren
U selecteert de menu's en functies
met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Druk op de toets MENU om tussen de
hoofdmenu's te schakelen of om van‐
uit een submenu één niveau terug te
gaan.
Draai aan het stelwiel om een subpa‐ gina van het hoofdmenu te selecterenof om een numerieke waarde in te
stellen.
Druk op de toets SET/CLR om een
functie te selecteren en te bevesti‐
gen.
Eventueel verschijnt er boord- en on‐
derhoudsinformatie op het DIC. Be‐
vestig berichten door op de toets SET/CLR te drukken. Boordinforma‐
tie 3 103.
Menu Rit
Druk op de toets MENU om de pagina
Ritinformatie te selecteren.
Draai aan het stelwiel om een subpa‐ gina te selecteren.
De onderstaande lijst bevat alle mo‐ gelijke pagina's van het menu Rit.
Sommige zijn voor uw specifieke auto
wellicht niet beschikbaar.
Volg de instructies in de submenu's. ■ dagteller 1
■ dagteller 2
■ gemiddeld brandstofverbruik 1
■ gemiddeld brandstofverbruik 2
■ digitale snelheid
■ actieradius brandstof
■ actueel brandstofverbruik
■ gemiddelde snelheid
■ klok