Page 187 of 231

Verzorging van de auto1859Waarschuwing
Een te lage bandenspanning kan
aanleiding geven tot oververhitting van de banden en interne bescha‐
digingen, wat bij hoge snelheden
loslatende loopvlakken en zelfs
klapbanden kan veroorzaken.
Wanneer u de bandenspanning van
een auto met bandenspanningscon‐
trolesysteem moet verhogen of verla‐
gen, schakel dan de ontsteking uit.
Bandenspanningscontro‐
lesysteem Het bandenspanningscontrolesys‐
teem controleert vanaf een bepaalde
snelheid eenmaal per minuut de ban‐ denspanning van alle vier de banden.
Voorzichtig
Het bandenspanningscontrole‐
systeem waarschuwt alleen bij
een te lage bandenspanning en
treedt niet in de plaats van regulier onderhoud van de banden door de bestuurder.
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een druksensor en de banden moe‐
ten de voorgeschreven bandenspan‐
ning hebben. Bij wielen zonder sen‐
sor werkt het bandenspanningscon‐
trolesysteem niet.
Let op
In landen waar het bandenspan‐
ningscontrolesysteem wettelijk ver‐
eist is, wordt de typegoedkeuring
van het voertuig bij het gebruik van
wielen zonder druksensoren nietig.
De sensoren van het TPMS controle‐ ren de spanningswaarden van de
banden en verzenden de meetwaar‐
den naar een ontvanger in de auto.
Elke band, ook de reserveband, moet
elke maand in koude staat en op de
juiste bandenspanning worden ge‐ controleerd 3 217.
Bandenspanning te laag
Bij het detecteren van een te lage
bandenspanning brandt controle‐
lampje w 3 92.
Als w oplicht, stop dan bij de eerst‐
volgende gelegenheid en breng de
banden op de aanbevolen spannings‐
waarden 3 217.
Wanneer het systeem een storing de‐ tecteert, knippert w ongeveer
een minuut en blijft dan ononderbro‐
ken branden. Voor de duur van de
storing wordt deze reeks bij elke keer opnieuw starten doorlopen.
Page 199 of 231

Verzorging van de auto197
Voor banden die tegen de draairich‐
ting in gemonteerd zijn geldt:
■ Rijeigenschappen worden mogelijk
nadelig beïnvloed. Defecte band zo snel mogelijk laten vervangen en
wiel laten balanceren en op de auto
laten monteren.
■ Niet sneller rijden dan 80 km/u.
■ Bij regen en sneeuw bijzonder voorzichtig rijden.9 Waarschuwing
Een krik, wiel of andere voorwer‐
pen in de bagageruimte kunnen
letsel veroorzaken, indien deze
niet goed op hun plaats worden
vastgezet. Bij een noodstop of een botsing kunnen losse voorwerpen
letsel of schade aan de auto ver‐
oorzaken.
Berg de krik en het boordgereed‐
schap altijd op in de betreffende
opbergvakken en zet deze goed
vast.
Leg het beschadigde wiel altijd in
de bagageruimte en zet het met de
inschroefhouder vast in de reser‐
vewieluitsparing.Starthulp gebruiken
Niet starten met behulp van een snel‐
lader.
Bij een ontladen accu kan de motor
worden gestart met hulpstartkabels
en de accu van een andere auto.9 Waarschuwing
Hulpstartkabels alleen met de ui‐
terste voorzichtigheid gebruiken.
Elke afwijking van de onder‐
staande instructies kan letsel of
schade als gevolg van het explo‐
deren van de accu's en schade
aan de elektrische systemen van
beide auto's tot gevolg hebben.
9 Waarschuwing
Laat de accu niet in contact komen
met de ogen, huid, weefsels en
lakwerk. De vloeistof bevat zwa‐
velzuur, dat bij direct contact letsel en schade kan veroorzaken.
Page 228 of 231

226
Sproeiervloeistof ........................162
Startbeveiliging ......................28, 94
Starten en bedienen ...................128
Starthulp gebruiken ...................197
Stekkerdozen................................ 61
Stoelpositie .................................. 37
Stoelverstelling ........................6, 38
Stoelverwarming ........................... 41
Stop/Start-systeem .....................129
Storing ....................................... 137
Storingsindicatielamp ..................89
Stroomonderbreking ..................137
Sturen ......................................... 127
Stuurbedieningsknoppen .............77
Stuurbekrachtiging ....................... 91 Stuurbekrachtigingsvloeistof ......161
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 77
Symbolen ....................................... 4
Systeem voor gecontroleerde afdaling ............................ 91, 145
T
Tankdop........................................ 89
Tanken ....................................... 151
Technische gegevens ................212
Te laag brandstofpeil ...................94
Toerenteller ................................. 84
Top-Tether-bevestigingsogen ......58
Trekhaak............................. 152, 154Trekken van een aanhanger ......153
Trekstang.................................... 152
Typeplaatje ................................ 208
U Uitlaatgassen .............................. 132
Uitrol-brandstofafsluiter .............129
Uitstapverlichting .......................117
Ultrasoonparkeerhulp ..........91, 148
Uw autogegevens ..........................3
V Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 189
Vaste luchtroosters ....................125
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................43
Velgen en banden .....................183
Ventilatie ..................................... 119
Verbanddoos ............................... 74
Vergrendelingssysteem ...............26
Verlichting ................................... 110
Verlichtingsfuncties..................... 117
Verlichting zonneklep ................117
Versnellingsbak ........................... 16
Versnellingsbakdisplay ........85, 134
Verstelbare luchtroosters ........... 124
Verwarmde spiegels ....................30
Verwarming ................................. 41Verwarmings- en
ventilatiesysteem .................... 119
Verwerking van sloopauto .........158
Verzorging .................................. 201
Verzorging exterieur ..................201
Verzorging interieur ...................203
Vloerafdekking bagageruimte ......73
Voertuiggewicht .........................214
Voertuigidentificatienummer ......207
Voordat u wegrijdt ........................ 17
Voorruit ......................................... 31
Voorstoelen .................................. 37
Voorverwarming .......................... 92
W
Waarschuwingslichten ..................84
Welkomstverlichting.................... 117
Werkzaamheden uitvoeren .......158
Wieldoppen ................................ 189
Wiel verwisselen ........................193
Winterbanden ............................ 183
Wis-/wasinstallatie .......................14
Wis-/wasinstallatie achterruit .......80
Wis-/wasinstallatie voorruit ..........78
Wisserblad vervangen ...............166
X Xenonkoplampen ......................168