Page 78 of 229
76Instrumenten en bedieningsorganen
Hendel van u af duwen. Er wordt
sproeiervloeistof op de achterruit ge‐ spoten en de ruitenwisser maakt een
paar slagen.
Niet inschakelen wanneer de achter‐
ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
U kunt deze functie in- of uitschakelen in het menu Instellingen op het
Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 100.
Buitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt on‐middellijk aangeduid, een stijgende
temperatuur met enige vertraging.
Temperaturen onder 3 °C verschijnen
knipperend.
Illustratie toont Graphic-Info-Display.
Illustratie toont Colour-Info-Display.
Uplevel-display
Page 79 of 229

Instrumenten en bedieningsorganen77
Als de buitentemperatuur tot 3 °C
daalt, verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het weg‐
dek al beijzeld zijn.
Klok
Graphic-Info-Display
Druk op de CONFIG-toets om het
Instellingen -menu op te roepen.
Blader door de lijst en selecteer de
menuoptie Tijd en datum voor het be‐
treffende submenu.
Let op
Raadpleeg de handleiding van het
Infotainmentsysteem voor een ge‐
detailleerde van de menubediening.
Tijd instellen
Druk op de knop MENU-TUNE om
naar het submenu Tijd instellen te
gaan.
Draai aan de knop MENU-TUNE om
de huidige waarde van de eerste in‐
stelling te wijzigen.
Druk op de MENU-TUNE -knop om de
ingestelde waarde te bevestigen.
De cursor gaat dan over naar de vol‐
gende waarde. Na het instellen van
alle waarden gaat u automatisch te‐
rug naar het naasthogere menuni‐
veau.
Datum instellen
Druk op de knop MENU-TUNE om
naar het submenu Datum instellen te
gaan.
Draai aan de knop MENU-TUNE om
de huidige waarde van de eerste in‐
stelling te wijzigen.
Druk op de MENU-TUNE -knop om de
ingestelde waarde te bevestigen.
De cursor gaat dan over naar de vol‐
gende waarde. Na het instellen van
alle waarden gaat u automatisch te‐
rug naar het naasthogere menuni‐
veau.
Tijdopmaak instellen
Schakel door de beschikbare opties
door steeds op de knop
MENU-TUNE te drukken.
Page 80 of 229

78Instrumenten en bedieningsorganen
Datumopmaak instellen
Schakel door de beschikbare opties
door steeds op de knop
MENU-TUNE te drukken.
Kloksynchr. RDS-signaal
Het RDS-signaal van de meeste
VHF-zenders stelt automatisch de tijd in. De RDS-tijdsynchronisatie kan en‐
kele minuten in beslag nemen. Som‐
mige zenders zenden geen correct
tijdsignaal uit. Het is dan raadzaam
de automatische tijdsynchronisatie uit
te schakelen.
Schakel door de opties Aan en Uit
door steeds op de knop
MENU-TUNE te drukken.
Colour-Info-Display
Druk op de toets ; en selecteer ver‐
volgens de knop Instellingen op het
scherm.
Selecteer Tijd- en datuminstellingen
om het betreffende submenu weer te
geven.
Let op
Raadpleeg de handleiding van het
Infotainmentsysteem voor een ge‐
detailleerde van de menubediening.
Tijdopmaak instellen
Selecteer het gewenste tijdformaat
door op het scherm op de knoppen
12 h of 24 h te tikken.
Datumopmaak instellen
Selecteer het gewenste datumfor‐
maat door op het scherm op de knop‐ pen < en > te tikken en kies tussen
de beschikbare opties.
Tijd en datum instellen
Pas de tijd en de datum aan door op
het scherm op de knoppen H en
I te tikken.
RDS-synchronisatie
Het RDS-signaal van de meeste
VHF-zenders stelt automatisch de tijd
in. De RDS-tijdsynchronisatie kan en‐
kele minuten in beslag nemen. Som‐ mige zenders zenden geen correct
tijdsignaal uit. Het is dan raadzaam
de automatische tijdsynchronisatie uit
te schakelen.
Page 84 of 229

82Instrumenten en bedieningsorganenKoelvloeistoftemperatuur‐
meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.
linker gedeelte=motor nog niet op
bedrijfstempera‐
tuurmiddelste
gedeelte=normale bedrijfs‐
temperatuurrechter
gedeelte=koelvloeistoftem‐
peratuur te hoogVoorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het controlesysteem van de oliekwa‐
liteit laat u weten wanneer de motor‐
olie en het oliefilter moeten worden
vervangen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden, kan het aangegeven vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
De resterende gebruiksduur van de
motorolie wordt in procenten weerge‐
geven door de controlelamp I op
het Midlevel-display.
De resterende levensduur van de olie wordt aangegeven in procenten op de
Informatie- menu voertuig op het
Uplevel-display.
Gebruik de knoppen van de rich‐
tingaanwijzerhendel om de reste‐
rende gebruiksduur van de motorolie
weer te geven:
Page 89 of 229

Instrumenten en bedieningsorganen87Service-indicatieg brandt geel.
Ook verschijnt er waarschuwingsbe‐
richt op het Driver Information Center.
De auto vergt een onderhoudsbeurt.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Boordinformatie 3 97.
Rem- en
koppelingssysteem
R brandt rood.
Het rem- en koppelingsvloeistofpeil is te laag 3 159.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Brandt nadat de ontsteking is inge‐
schakeld en de handbediende hand‐
rem is aangetrokken 3 130.
Pedaal intrappen
- brandt of knippert geel.
Brandt
Trap het koppelingspedaal in om de motor in de stand Autostop te starten.
Stop-startsysteem 3 125.
Knippert
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in het algemeen te starten 3 17,
3 124.
Bij sommige versies verschijnt het be‐ richt Pedaal intrappen op het bestuur‐dersinformatiedisplay 3 97.
Antiblokkeersysteem
(ABS) u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de ont‐ steking enkele seconden. Het sys‐
teem is na het doven van het contro‐
lelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als deze tijdens de rit
gaat branden, dan zit er een storing inhet ABS-systeem. Het remsysteem
blijft normaal werken, maar zonder ABS-regeling.
Antiblokkeersysteem 3 129.
Opschakelen [ brandt groen als controlelamp of
verschijnt als een symbool op het Dri‐ ver Information Center met Uplevel-display wanneer opschakelen voor
een zuinig brandstofverbruik wordt
aanbevolen.
Eco-informatiemenu
De schakelaanduiding verschijnt als
een volledige pagina op het Driver In‐
formation Center.
EcoFlex rijhulp 3 90.
Stuurbekrachtiging
c brandt geel.
Page 92 of 229
90Instrumenten en bedieningsorganen
Brandt groen
De cruise control is actief.
Cruise control 3 134.
Portier open h brandt rood.
Een portier of de achterklep staat
open.Informatiedisplays
Driver Information Center
Het Driver Information Centre (DIC) is
ondergebracht in de instrumenten‐
groep.
Het wordt geleverd als Midlevel-dis‐ play of Uplevel-display.
Midlevel-display
Aanduiding van: ■ algemene kilometerteller
■ dagteller
■ controlelampen
■ boordinformatiemenu, zie hieron‐ der
■ informatiemenu rit/brandstof, zie hieronder
■ boordinformatie in de vorm van cij‐ fercodes 3 97.
Selecteer menupagina's met de toets MENU op de richtingaanwijzerhen‐
del.
Sommige weergegeven functies ver‐
schillen onderweg ten opzichte van
stilstand van de auto. Sommige func‐
ties zijn alleen onderweg beschik‐
baar.
Het boordinformatiemenu en het in‐
formatiemenu rit/brandstof zijn selec‐
teerbare pagina's, boordinformatie en controlelampen verschijnen en lich‐
ten op wanneer dat nodig is.
Page 93 of 229

Instrumenten en bedieningsorganen91
Uplevel-display
Aanduiding van:■ Informatie- menu voertuig X
■ Informatiemenu dagteller/
brandst. W
■ Menu rijhulp EcoFlex s
Selecteer menupagina's met de toets MENU op de richtingaanwijzerhen‐
del; de symbolen voor het hoofdmenu verschijnen op de bovenste regel van
het display.
Sommige weergegeven functies ver‐
schillen onderweg ten opzichte van
stilstand van de auto. Sommige func‐
ties zijn alleen onderweg beschik‐
baar.
Boordinformatie verschijnt wanneer nodig.
Persoonlijke instellingen 3 100.
Opgeslagen instellingen 3 21.
Menu's en functies selecteren
U selecteert de menu's en functies
met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel.Druk op de toets MENU om tussen de
menu's te schakelen of om vanuit een
submenu één niveau terug te gaan.
Draai aan het stelwiel om een menu-
optie te markeren of om een nume‐
rieke waarde in te stellen.
Druk op de toets SET/CLR om een
functie te kiezen of om een melding te bevestigen.
Informatie- menu voertuig Druk op de toets MENU om de Boord‐
informatiepagina te selecteren.
Draai aan het stelwiel om een sub‐
menu te selecteren.
Volg de instructies in de submenu's. ■ Eenheid
Druk op SET/CLR terwijl de pagina
wordt weergegeven. Selecteer En‐ gels (eenheid 1) of metriek (een‐
heid 3) door aan het stelwiel te
draaien. Druk op SET/CLR om de
eenheid in te stellen.
■ Bandenspanning
Onderweg wordt de bandenspan‐
ning van alle wielen op deze pagina
weergegeven 3 180.
Page 94 of 229

92Instrumenten en bedieningsorganen
■Bandenbelasting
Het bandenspanningsdisplay se‐
lecteert de bandenspanningscate‐
gorie Light, Eco of Max op basis
van de huidige bandenspanning.
Selecteer de categorie door aan
het stelwiel te draaien. Druk op
SET/CLR om de categorie in te
stellen 3 180.
■ Resterende levensduur olie
Geeft een schatting van de levens‐
duur van de olie. Het getal in %
staat voor de huidige resterende le‐ vensduur van de olie en geeft aanwanneer de motorolie en het filter
moeten worden ververst/vervan‐
gen 3 82.
■ Snelheidswaarschuwing
Het snelheidswaarschuwingsdis‐
play waarschuwt bij het overschrij‐
den van een ingestelde snelheid.
Stel de snelheidswaarschuwing in
door op SET/CLR te drukken terwijl
de pagina wordt weergegeven. Draai aan het stelwiel om de
waarde te selecteren. Druk op
SET/CLR om de snelheid in te stel‐
len.
Bij het overschrijden van de gese‐
lecteerde maximumsnelheid klinkt
er een geluidssignaal. Na het in‐
stellen van de snelheid kan deze
functie worden uitgeschakeld door
tijdens het bekijken van deze pa‐
gina op SET/CLR te drukken.
Selectie en aanduiding kunnen ver‐
schillen tussen Midlevel-display en
Uplevel-display.
Informatiemenu dagteller/
brandst.
Druk op de toets MENU om de infor‐
matiepagina Rit/Brandstof te selecte‐ ren.
Draai aan het stelwiel om een sub‐
menu te selecteren.