lume Match"(AUX-volume afstemmen) en se-
lecteer "aan"of"uit" gevolgd door de scherm-
toets met de pijl naar links.
Loudness (dynamiek) - indien aanwezig
De radio wordt automatisch ingeschakeld wan-
neer het contact in de stand RUN wordt gezet of
hij gaat na of hij in of uit was geschakeld bij de
laatste keer uitschakelen van het contact. Kies
om uw keuze te maken de schermtoets "Loud-
ness" (dynamiek) en selecteer "aan"of"uit"
gevolgd door de schermtoets met de pijl naar
links.
Telefoon/Bluetooth®
Nadat u de schermtoets "Phone/Bluetooth®"
(telefoon/Bluetooth) hebt gekozen, zijn de vol-
gende instellingen mogelijk.
Paired Devices (gekoppelde apparaten)
Deze functie toont welke telefoons zijn gekop-
peld aan het telefoon/Bluetooth® systeem.
Raadpleeg voor meer informatie uw aanvul-
lende handleiding van Uconnect®. Luchtvering — indien aanwezig
Nadat u de schermtoets
"Suspension"(luchtve-
ring) hebt gekozen, zijn de volgende instellin-
gen mogelijk:
Luchtvering automatisch in-/uitstappen
Wanneer deze functie is geselecteerd, gaat het
voertuig automatisch
vanuit de stand rijhoogte
omlaag wanneer de auto in de parkeerstand is
gezet voor meer in-/uitstapcomfort. Kies om uw
keuze te maken de schermtoets "Auto Entry/
Exit" (automatisch in-/uitstappen) en selecteer
"aan" of"uit" gevolgd door de schermtoets met
de pijl naar links.
Schermberichten voor de luchtveringWanneer "All"(Alle) geselecteerd is, worden alle
waarschuwingen voor de luchtvering weergege-
ven. Wanneer "Warnings Only" (Alleen waarschu-
wingen) is geselecteerd, worden alleen de lucht-
veringwaarschuwingen weergegeven. Stand Tire/Jack (Band/krik)
Wanneer deze functie is geselecteerd,wordt de
luchtvering uitgeschakeld om te voorkomen dat
de vering automatisch wordt afgesteld, terwijl het voertuig op een krik staat om een wiel te
verwisselen. Kies om uw keuze te maken de
schermtoets
"Tire Jack Mode" (Stand (band/
krik) en selecteer "aan"of"uit" gevolgd door de
schermtoets met de pijl naar links.
Transportstand
Wanneer deze functie is geselecteerd, wordt de
luchtvering uitgeschakeld
om het mogelijk te
maken om de auto op een oplegger te trekken.
Kies om uw keuze te maken de schermtoets
"Transport Mode" (transportstand) en selecteer
"aan" of"uit" gevolgd door de schermtoets met
de pijl naar links.
Stand Wheel Alignment (wieluitlijning)
Deze functie voorkomt dat de luchtvering auto-
matisch wordt
afgesteld tijdens het uitvoeren
van werkzaamheden voor de wieluitlijning. Al-
vorens de wielen uit te lijnen, moet deze stand
worden ingeschakeld. Raadpleeg uw erkende
dealer voor meer informatie.
204
Voertuigen met Quadra-Lift™ luchtvering
werken in de stand "Aero"over een breder
toerentalbereik. Raadpleeg de paragraaf
"Quadra-Lift™" in het hoofdstuk "Starten en
rijden" voor meer informatie hierover.
Sommige functies van de ECO-modus kun-
nen tijdelijk worden uitgeschakeld vanwege
de temperatuur en andere factoren.
Actieve ruisonderdrukking - alleen
Summit-modellen
Uw auto is uitgerust met een systeem voor
actieve ruisonderdrukking. Dit systeem maakt
gebruik van vier microfoons ingebouwd in de
hemelbekleding om ongewenste uitlaatgeluiden
te detecteren. Een ingebouwde frequentiegene-
rator wekt via de geluidsinstallatie neutralise-
rende geluidsgolven op in de auto het geluid te
onderdrukken.Automatische transmissie met acht
versnellingenDe elektronische schakelhendel in dit voertuig
schuift niet als een conventionele schakelhen-
del. Deze schakelhendel is geveerd en beweegt
naar voren en naar achteren en keert altijd
terug naar de middelste stand nadat een ver- snelling is geselecteerd. De versnellingen
(PRND) worden zowel op de schakelhendel als
op het bestuurdersinformatiedisplay (DID)
weergegeven. Om te schakelen drukt u op de
ontgrendelknop op de schakelhendel en be-
weegt u de hendel naar voren of achteren. U
moet ook het rempedaal ingetrapt houden om
de transmissie uit de stand PARK te schakelen
of van de stand NEUTRAL in de stand DRIVE of
REVERSE te zetten wanneer de auto stilstaat
of met lage snelheid rijdt (raadpleeg
"Blokkeer-
systeem rem/transmissie" in dit hoofdstuk). Als
u langs meerdere versnellingsstanden tegelijk
wilt schakelen (bijvoorbeeld van PARK naar
DRIVE), beweegt u de hendel voorbij de eerste
(of tweede) klikstand. Kies de stand DRIVE
voor normaal rijden.
De elektronisch geregelde versnellingsbak
zorgt voor een nauwkeurig schakelpatroon. Het
elektronisch systeem van de versnellingsbak is
zelf-kalibrerend. Hierdoor kunnen de eerste
schakelingen bij een nieuwe auto in het begin
wat abrupt zijn. Dat is echter normaal. Het
nauwkeurige schakelpatroon ontwikkelt zich
binnen enkele honderden kilometers rijden. U mag uitsluitend van DRIVE naar PARK of
REVERSE schakelen nadat u het gaspedaal
hebt losgelaten en de auto tot stilstand is geko-
men. Houd altijd uw voet op het rempedaal als
u naar deze standen schakelt.
De schakelhendel heeft de standen PARK, RE-
VERSE, NEUTRAL, DRIVE en SPORT. Een-
maal in de stand DRIVE, kunt schakelen tussen
de standen SPORT en DRIVE door de schakel-
hendel naar achteren te tikken. U hoeft niet op
de schakelhendelknop te drukken om te scha-
kelen tussen de standen DRIVE en SPORT. U
kunt handmatig schakelen met de schakelflip-
pers op het stuurwiel. Door op de schakelflip-
pers (-/+) te drukken in de stand DRIVE of
SPORT, kunt u handmatig de versnelling selec-
teren en wordt de huidige versnelling in de
instrumentengroep weergegeven. Raadpleeg
"Schakelflipper-modus"
in dit hoofdstuk voor
meer informatie.
264
TIPS VOOR RIJDEN OP DE
WEGTerreinauto’s hebben een hogere bodemvrij-
heid en een smaller spoor om ervoor te zorgen
dat ze in een verscheidenheid aan off-road-
toepassingen kunnen worden gebruikt. De ver-
schillende ontwerpkenmerken geven deze au-
to’s een hoger zwaartepunt dan normale auto’s.
Een voordeel van de hogere bodemvrijheid is
een beter zicht op de weg, waardoor u proble-
men beter kunt anticiperen. Terreinauto’s zijn
niet bedoeld om bochten te nemen met de-
zelfde snelheid als conventionele auto’s met
tweewielaandrijving, op dezelfde manier als
laaggebouwde sportauto’s niet zijn ontworpen
voor comfortabel rijden in terreinomstandighe-
den. Vermijd voor zover mogelijk scherpe boch-
ten of abrupte manoeuvres. Net zoals bij an-
dere auto’s van dit type kan het nalaten deze
auto juist te besturen resulteren in het verliezen
van de controle over de auto of in over de kop
slaan.
TIPS VOOR TERREINRIJDENOPMERKING:
Verwijder vóór het terreinrijden met niet-
Summit modellen die ook zijn uitgerust met
een Off-road-pakket, het onderste bumper-
paneel om beschadiging te voorkomen. Het
onderste bumperpaneel is bevestigd aan het
onderste gedeelte van het bumperpaneel
met zeven kwartslagsluitingen en kan met
de hand worden verwijderd. De voorste-
kentekenplaathouder moet eerst worden
verwijderd, indien aanwezig.OPMERKING:
Bij Summit-modellen kan het onderste bum-
perpaneel niet worden verwijderd.
Onderste bumperpaneel uitbouwen:
1. Verwijder de zeven kwartslagsluitingen.
2. Begin aan één kant van het voertuig enmaak het onderste bumperpaneel los van
het bovenste bumperpaneel. Pak het ge-
deelte in het wiel goed vast. Trek het omlaag
Voorspoiler
1 — Voorbumper
2 — Bevestigingen voorspoiler
281
Ready Alert Braking — indien
aanwezigReady Alert Braking (anticiperend remsysteem)
kan de tijd verkorten die nodig is om bij een
noodstop de volle remkracht te bereiken. Het
systeem anticipeert op mogelijke noodstopsitu-
aties door te registreren hoe snel de bestuurder
het gaspedaal loslaat. Wanneer het gaspedaal
zeer snel wordt losgelaten, oefent Ready Alert
Braking een geringe remkracht uit. Deze rem-
kracht is zo gering dat de bestuurder deze niet
zal opmerken. Het remsysteem gebruikt deze
remkracht om een snelle reactie van de rem-
men mogelijk te maken wanneer de bestuurder
het rempedaal intrapt.Rain Brake Support (remdroogfunctie)
— indien aanwezigRain Brake Support (remdroogfunctie bij nat
weer) kan de remprestaties bij nat weer verbe-
teren. Het systeem oefent met tussenpozen
een geringe remkracht uit om vocht op de
remschijven van de voorwielen te verwijderen.
Dit systeem werkt alleen wanneer de ruitenwis-
sers in de stand LO of HI staan. In de interval-
stand werkt het systeem niet. Rain Brake Sup-port geeft geen melding aan de bestuurder
wanneer het systeem actief is en het systeem
vereist geen handelingen van de bestuurder.
Hill Descent Control (HDC) — indien
aanwezig (alleen modellen met
vierwielaandrijving met MP3023
tussenbak met twee versnellingenHDC is bedoeld voor terreinrijden met lage
snelheid in de schakelgroep 4WD LOW. HDC
handhaaft de voertuigsnelheid wanneer u hel-
lingen afrijdt, onder verschillende rijomstandig-
heden. HDC regelt de voertuigsnelheid door de
remmen actief te regelen.
HDC heeft drie standen:
1. Uit (functie is niet ingeschakeld en wordt niet
geactiveerd).
2. Ingeschakeld (functie is ingeschakeld en ge- reed maar er wordt niet voldaan aan de
voorwaarden voor activering of de bestuur-
der negeert de functie actief door te remmen
of gas te geven).
3. Actief (functie is ingeschakeld en regelt ac- tief de voertuigsnelheid).
HDC activeren
HDC wordt ingeschakeld door op de HDC-
schakelaar te drukken, maar er moet ook aan
de volgende voorwaarden worden voldaan om
HDC te activeren:
De aandrijflijn staat in de groep 4WD LOW.
De voertuigsnelheid is lager dan 8 km/u (5 mph) De parkeerrem is uitgeschakeld.
Het bestuurdersportier is gesloten.
Schakelaar Hill Descent Control
297
Bestuurdersportier wordt geopend.
Het voertuig rijdt harder dan 32 km/u
(20 mph) gedurende meer dan 70 seconden.
Het voertuig rijdt harder dan 64 km/u
(40 mph) (HDC wordt onmiddellijk
uitgeschakeld).
Feedback aan de bestuurder:
De instrumentengroep bevat een HDC-
pictogram en een HDC-schakelaar met een
LED die feedback geeft aan de bestuurder over
de status van HDC.
Het pictogram in de instrumentengroep en
het lampje in de schakelaar gaan branden en
blijven branden wanneer HDC wordt inge-
schakeld of geactiveerd. Dit is de normale
bedrijfsstand voor HDC.
Het pictogram in de instrumentengroep en
het lampje in de schakelaar knipperen gedu-
rende enkele seconden en gaan vervolgens
uit als de bestuurder op de HDC-schakelaar
drukt, maar niet aan de voorwaarden voor
inschakelen is voldaan.
Het pictogram in de instrumentengroep en
het lampje in de schakelaar knipperen gedu-
rende enkele seconden en gaan vervolgens
uit wanneer HDC wordt uitgeschakeld als
gevolg van een te hoge snelheid.
Het pictogram in de instrumentengroep en
het lampje in de schakelaar knipperen wan-
neer HDC wordt uitgeschakeld als gevolg
van oververhitte remmen. Het knipperen
stopt en HDC wordt opnieuw geactiveerd
zodra de remmen voldoende zijn afgekoeld.
WAARSCHUWING!
HDC is uitsluitend bedoeld om de bestuurder
tijdens het afdalen van een heuvel te helpen
de rijsnelheid onder controle te houden. De
bestuurder moet goed op de rijomstandighe-
den blijven letten en blijft verantwoordelijk
voor handhaving van een veilige rijsnelheid.
Select Speed Control (SSC) —
indien aanwezig (alleen modellen
met vierwielaandrijving met MP3023
tussenbak met twee versnellingen)SSC is uitsluitend bedoeld voor terreinrijden in
de schakelgroep 4WD LOW. SCC handhaaft de
voertuigsnelheid door het motorkoppel en de
remmen actief te regelen.
Schakelaar Selec Speed Control
299
DE AUTO SLEPEN ACHTER EEN CAMPER
Slepen van deze auto achter een ander voertuig
Sleepmethode Wielen VAN de grondUitvoeringen met twee-
wielaandrijving Modellen met vierwiel-
aandrijving zonder 4-LO groep Modellen met vierwielaan-
drijving met 4-LO groep
Slepen met alle wielen op de grond GEEN
NIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN Zie instructies
Versnellingsbak in PARKTussenbak in NEUTRAL (N)Slepen in voorwaartse rich-
ting
Slepen met behulp van dolly Voor
NIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN
Achter OK NIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN
Op aanhanger ALLE OK OKOK
OPMERKING:
Wanneer u uw auto over onbepaalde af-
stand versleept, volg dan altijd de lande-
lijke en provinciale verkeersvoorschrif-
ten. Neem contact op met een kantoor van
de landelijke en provinciale Highway
Safety voor meer informatie.
Auto’s uitgerust met Quadra-Lift ™ moe-
ten in de Transportstand worden gezet
voordat de auto wordt vastgemaakt (aan
de carrosserie) op een aanhanger op au-
toambulance. Raadpleeg voor meer infor-
matie “Quadra-Lift™ – indien aanwezig”
in “Starten en rijden”. Als de auto niet in
de transportmodus kan worden gezet (bij- voorbeeld omdat de motor niet kan
draaien), moeten de sjorbanden worden
vastgemaakt aan de assen (niet aan de
carrosserie). Als u deze aanwijzingen niet
opvolgt, kunnen er storingscodes worden
aangemaakt en/of worden de sjorhaken
mogelijk niet strak genoeg bevestigd.
347