SSC heeft drie standen:
1. Uit (functie is niet ingeschakeld en wordt nietgeactiveerd).
2. Ingeschakeld (functie is ingeschakeld en ge- reed maar er wordt niet voldaan aan de
voorwaarden voor activering of de bestuur-
der negeert de functie actief door te remmen
of gas te geven).
3. Actief (functie is ingeschakeld en regelt ac- tief de voertuigsnelheid).
SSC activeren
SSC wordt ingeschakeld door op de SSC-
schakelaar te drukken, maar er moet ook aan
de volgende voorwaarden worden voldaan om
SSC te activeren:
De aandrijflijn staat in de groep 4WD LOW.
De voertuigsnelheid is lager dan 8 km/u
(5 mph)
De parkeerrem is uitgeschakeld.
Het bestuurdersportier is gesloten.
De bestuurder bedient het gaspedaal niet. SSC activeren
Zodra SSC is ingeschakeld, wordt het automa-
tisch geactiveerd als aan de volgende voor-
waarden is voldaan:
De bestuurder laat het gaspedaal los.
De bestuurder laat het rempedaal los.
De versnellingsbak staat in een andere stand
dan P.
De voertuigsnelheid is lager dan 32 km/u
(20 mph)
De ingestelde snelheid voor SSC kan door de
bestuurder worden geselecteerd en kan worden
bijgesteld met behulp van de schakelflippers.
Hier volgt een overzicht van de SSC-
snelheden:
P = geen ingestelde snelheid. SSC kan wor-
den ingeschakeld, maar wordt niet geacti-
veerd.
R = 1 km/u (0,6 mph)
N = 2 km/u (1,2 mph)
1e = 1 km/u (0,6 mph)
2e = 2 km/u (1,2 mph)
3e = 3 km/u (1,8 mph)
4e = 4 km/u (2,5 mph)
5e = 5 km/u (3,1 mph)
6e = 6 km/u (3,7 mph)
7e = 7 km/u (4,3 mph)
8e = 8 km/u (5,0 mph)
OPMERKING:
Als SSC is ingeschakeld, wordt de +/- scha-
kelflipper gebruikt voor het selecteren van
de gewenste SSC-snelheid en zal deze de
transmissie in ERS zetten maar zal de flip-
per de door de transmissie gekozen ver-
snelling niet beïnvloeden tenzij er een Dri-
ver Override (ingreep door de bestuurder)
plaatsvindt. Tijdens SSC zal de transmissie
naar de juiste versnelling schakelen voor
de door de bestuurder ingestelde snelheid
en bijbehorende rijomstandigheden. De prestaties van SSC worden beïnvloed
door de Terrain Select-modus. Dit ver-
schil kan merkbaar zijn voor de bestuur-
der als een variërend niveau van
agressiviteit.
300
Ingreep door de bestuurder:
De bestuurder kan de activering van de SSC te
allen tijde opheffen met het gaspedaal of de
remmen. Tijdens het ingrijpen door de bestuur-
der bevindt de transmissie zich in ERS-modus,
een begrenzer voor de hoogste versnelling, en
de auto zal vanuit de eerste versnelling scha-
kelen tot de versnelling die wordt weergegeven.
SSC deactiveren
SSC wordt gedeactiveerd maar blijft beschik-
baar als een van de volgende omstandigheden
zich voordoet:
De bestuurder de instelsnelheid van SSC
opheft met het gaspedaal of de remmen.
De voertuigsnelheid is hoger dan 32 km/u
(20 mph) maar blijft lager dan 64 km/u
(40 mph).
Voertuig is in de stand PARK gezet. SSC uitschakelen
SSC wordt gedeactiveerd en uitgeschakeld als een
van de volgende omstandigheden zich voordoet:
De bestuurder drukt op de SSC-schakelaar
De aandrijflijn wordt uit de groep 4WD LOW
geschakeld.
De handrem wordt ingeschakeld.
Bestuurdersportier wordt geopend.
Het voertuig rijdt harder dan 32 km/u
(20 mph) gedurende meer dan 70 seconden.
Het voertuig rijdt harder dan 64 km/u (40 mph)
(SSC wordt onmiddellijk uitgeschakeld)Feedback aan de bestuurder:
De instrumentengroep bevat een SSC-
pictogram en een SSC-schakelaar met een
LED die feedback geeft aan de bestuurder over
de status van SSC.
Het pictogram in de instrumentengroep en
het lampje in de schakelaar gaan branden en
blijven branden wanneer SSC wordt inge-
schakeld of geactiveerd. Dit is de normale
bedrijfsstand voor SSC.
Het pictogram in de instrumentengroep en
het lampje in de schakelaar knipperen gedu-
rende enkele seconden en gaan vervolgens
uit als de bestuurder op de SSC-schakelaar
drukt, maar niet aan de voorwaarden voor
inschakelen is voldaan.
Het pictogram in de instrumentengroep en
het lampje in de schakelaar knipperen gedu-
rende enkele seconden en gaan vervolgens
uit wanneer SSC wordt uitgeschakeld als
gevolg van een te hoge snelheid.
WAARSCHUWING!
SSC is alleen bedoeld om de bestuurder te
helpen de rijsnelheid onder controle te hou-
den tijdens het rijden onder terreinomstan-
digheden. De bestuurder moet goed op de
rijomstandigheden blijven letten en blijft ver-
antwoordelijk voor handhaving van een vei-
lige rijsnelheid.
301