60VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
F0P0343m F0P0338m
Functie selecteren
Zet de knop in de stand LIMIT. De be-
grenzer is geselecteerd, maar nog niet in-
geschakeld. Het display toont de laatst ge-
programmeerde snelheid.
F0P0330mF0P0332m
F0P0344m F0P0351m
Snelheid programmeren
De instelling is mogelijk bij draaiende mo-
tor zonder de begrenzer in te schakelen.
Geprogrammeerde snelheid verhogen:❒
druk op de knop Set +.
Kort indrukken verhoogt de snelheid
met 1 km/h.
Ingedrukt houden verhoogt de snelheid
in stappen van 5 km/h.
Geprogrammeerde snelheid verlagen:
❒
druk op de knop Set -.
Kort indrukken verlaagt de snelheid
met 1 km/h.
Ingedrukt houden verlaagt de snelheid
in stappen van 5 km/h.In-/uitschakelen (OFF)
De begrenzer schakelt in bij de eerste
keer indrukken van de knop, nogmaals in-
drukken schakelt de begrenzer uit (OFF).
F0P0334mF0P0334m
F0P0339m F0P0340m
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 60
66VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Als u geen brandstoflekkage waarneemt
en de auto kan nog verder rijden, ga dan
als volgt te werk om de brandstoftoevoer
weer te herstellen: ❒
draai de sleutel in stand S;
❒
neem de contactsleutel uit, steek de
sleutel weer in het contactslot en start
de motor op de normale wijze.
BRANDSTOFONDERBR
EEKSCHAKELAARDeze veiligheidsschakelaar, die geregeld
wordt door de regeleenheid van het air-
bagsysteem, werkt bij een botsing (onge-
acht de richting) van een bepaalde omvang,
waardoor de toevoer van brandstof wordt
gestopt en de motor afslaat.
Op het instelbare multifunctionele display
verschijnt een bericht als de brandstof-
noodschakelaar inschakelt.
Als u na een ongeval een
brandstoflucht ruikt of merkt
dat het brandstofsysteem lekt, herstel
dit systeem dan niet, zodat brand
wordt voorkomen.
ATTENTIE!
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 66
79
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
IMPERIAAL/SKIDRAGERDe bevestigingspunten zijn voorbereid in
de goot op het dak van de auto.
Bevestig de steunen van de imperiaal/ski-
drager in de daarvoor bestemde schroef-
draadgaten, zoals afgebeeld in fig. 108.
WAARSCHUWING U dient zich strikt
aan de montagevoorschriften te houden
die bij de set zijn geleverd. De montage
moet altijd door deskundige personen
worden uitgevoerd.
fig. 108
F0P0100m
Controleer na enkele kilo-
meters opnieuw of de beves-
tigingsbouten nog goed vastzitten.
ATTENTIE!
Houdt u strikt aan de wette-
lijke regels betreffende de
maximale afmetingen.
Verdeel de lading gelijkmatig
en houd tijdens de rit reke-
ning met een verhoogde zijwindge-
voeligheid.
ATTENTIE!
Overschrijd nooit het maxi-
mum draagvermogen (zie het
hoofdstuk “Technische gege-
vens”).
Om veiligheidsredenen moet
de motorkap tijdens het rij-
den altijd goed gesloten zijn. Contro-
leer daarom altijd of de motorkap
goed vergrendeld is. Als u tijdens het
rijden merkt dat de motorkap niet
goed is vergrendeld, stop dan onmid-
dellijk en sluit de motorkap op de juis-
te wijze.
ATTENTIE!
Als de steunstang verkeerd
geplaatst wordt, kan de mo-
torkap onverwacht dichtvallen.
ATTENTIE!
Voer deze handelingen alleen
uit bij een stilstaande auto.
ATTENTIE!
Als de auto is uitgerust met een diefsta-
lalarm, dan wordt een niet goed gesloten
motorkap aangegeven door een brandend
lampje
9
in combinatie met een geluids-
signaal en een melding op het display.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 79
85
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het waarschu-
wingslampje
>
op het instrumentenpa-
neel en verschijnt er een melding op het
multifunctionele display (indien aanwezig),
(zie het hoofdstuk “Lampjes en berich-
ten”).
In dat geval blijft het remsysteem normaal
werken, maar zonder de mogelijkheden
van het ABS. Rijd voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde werkplaats van het Fiat
Servicenetwerk om het systeem te laten
controleren.BRAKE ASSIST
(remregeling bij noodstops
geïntegreerd in ESC)
(indien aanwezig)
Dit systeem, dat niet kan worden uitge-
schakeld, herkent noodstops (op basis van
de snelheid waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt) en verhoogt de druk in het rem-
circuit aanzienlijk, waardoor sneller en
krachtiger door het systeem wordt ge-
remd.
De Brake Assist wordt, bij uitvoeringen die
zijn uitgerust met ESC, uitgeschakeld bij
een storing in het ESC (lampje
™
brandt).
Als het ABS in werking
treedt , merkt u dat aan een
trilling in het rempedaal. Verlaag de
remdruk niet maar houd het rempe-
daal juist goed ingetrapt ; op deze ma-
nier hebt u de kortste remweg in re-
latie tot de conditie van het wegdek.
ATTENTIE!
Storing in EBD
Bij een storing branden de waarschu-
wingslampjes
>
, x
en STOP op het in-
strumentenpaneel en verschijnt er een
melding (indien aanwezig) op het multi-
functionele display (zie het hoofdstuk
“Lampjes en berichten”).
In dit geval kunnen bij krachtig remmen de
achterwielen vroegtijdig blokkeren waar-
door de auto kan slippen. Rijd zeer voor-
zichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk om het sys-
teem te laten controleren.
Als alleen het waarschu-
wingslampje
x
op het ins-
trumentenpaneel gaat branden (op
het multifunctionele display (indien
aanwezig) verschijnt ook een melding),
stop dan onmiddellijk en wendt u tot
het Fiat Servicenetwerk. Als er vloei-
stof lekt uit het hydraulische systeem,
wordt de werking van zowel het con-
ventionele remsysteem als het ABS in
gevaar gebracht .
ATTENTIE!
083-096 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:40 Pagina 85
86VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
fig. 113
F0P0700m
ESC-SYSTEEM
(Electronic Stability
Control)
(indien aanwezig)Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de
auto als de wielen hun grip verliezen,
waardoor de auto beter op koers blijft.
De werking van het ESC is uitermate nut-
tig als de grip op het wegdek wisselt.
Naast het ESC- en ASR-systeem beschikt
de auto ook over MSR (regeling van het
afremmen op de motor tijdens terug-
schakelen) en HBA (automatische rem-
drukverhoger bij noodstops) (indien aan-
wezig).ACTIVERING VAN HET
SYSTEEM
Bij activering gaat het lampje B-fig. 113
op de knop knipperen om de bestuurder
er op te wijzen dat de auto de stabiliteit
en de grip dreigt te verliezen.
ESC-SYSTEEM UITSCHAKELEN
Als u op de knop A-fig. 113op de mid-
denconsole drukt, wordt het ESC-systeem
uitgeschakeld.
Als het systeem is uitgeschakeld, brandt
het lampje op de knop permanent.
Het systeem schakelt weer in:
❒
automatisch, boven 50 km/h
❒
handmatig, door de knop nogmaals in
te drukken.STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in het ESC wordt het sys-
teem automatisch uitgeschakeld en gaat
het lampje op het instrumentenpaneel
continu branden. Bovendien verschijnt een
melding op het display (zie hoofdstuk
“Lampjes en berichten”). Wendt u in dat
geval zo snel mogelijk tot het Fiat Servi-
cenetwerk.
De prestaties van het ESC-
systeem mogen de bestuur-
der er niet toe verleiden onnodige en
onverantwoorde risico’s te nemen. De
rijstijl moet altijd zijn aangepast aan
het wegdek, het zicht en het verkeer.
De verantwoordelijkheid voor de ver-
keersveiligheid ligt altijd en overal bij
de bestuurder.
ATTENTIE!
083-096 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:40 Pagina 86
87
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
ASR-SYSTEEM (Antislip Regulator)
Het ASR-systeem controleert de trek-
kracht van de auto en grijpt automatisch
in als een of beide aangedreven wielen
dreigen door te slippen.
Afhankelijk van de oorzaak van het
doorslippen, worden er twee verschil-
lende regelsystemen geactiveerd:❒
als beide aangedreven wielen doorslip-
pen, vermindert het ASR-systeem het
motorvermogen;
❒
als slechts een aangedreven wiel
doorslipt, zorgt het ASR-systeem
ervoor dat het wiel automatisch
wordt afgeremd.
Voor een goede werking van
de ESC- en ASR-systemen is
het van groot belang de banden van
alle wielen van hetzelfde type, merk
en maat zijn en dat ze in perfecte con-
ditie zijn.
ATTENTIE!
Het ASR-systeem is vooral nuttig onder
de volgende omstandigheden:❒
doorslippen van het binnenste wiel in
bochten, door verandering van de
wielbelasting of door te felle accelera-
tie;
❒
te hoog vermogen naar de wielen,
ook in samenhang met de condities
van het wegdek;
❒
acceleratie op gladde wegen en bij
sneeuw en ijzel;
❒
verlies van grip op natte weggedeel-
ten (aquaplaning).
fig. 113/a
F0P0701m
In-/uitschakeling van het systeem
Het ASR-systeem schakelt automatisch in
als de motor wordt gestart.
Als het ESC-systeem wordt uitgeschakeld,
wordt automatisch ook het ASR-systeem
uitgeschakeld.
Tijdens het rijden kan de ASR worden uit-
geschakeld en vervolgens weer worden in-
geschakeld door de knop Aop het scha-
kelaarpaneel op het dashboard in te druk-
ken fig. 113.
Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat
het lampje B-fig. 113op de knop bran-
den en verschijnt er een melding op het
multifunctionele display (indien aanwezig).
Als het ASR-systeem tijdens het rijden
wordt uitgeschakeld, schakelt het auto-
matisch weer in als de auto opnieuw
wordt gestart.
Als u met sneeuwkettingen rijdt, dan kan
het nuttig zijn om het ASR-systeem uit te
schakelen: onder deze omstandigheden le-
vert het doorslaan van de aangedreven
wielen juist meer trekkracht op.
083-096 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:40 Pagina 87
90VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
iTPMS-SYSTEEM(voor bepaalde versies/markten)
OMSCHRIJVING
Het voertuig kan uitgerust zijn met het
iTPMS (indirect Tyre Pressure Monitoring
System) dat via de wielsnelheidsensoren
de toestand van de bandenspanning con-
troleert.
Het systeem omvat een RF-zendersensor
die op elk wiel gemonteerd is (op de velg
in de band), die informatie over de span-
ningswaarde van elke band naar de rege-
leenheid stuurt.
Het systeem waarschuwt de bestuurder
als een of meer banden leeg zijn met een
waarschuwingslampje
n
en een waar-
schuwingsbericht op het display.
Als slechts een band leeg is, kan het sys-
teem aangeven om welke band het gaat:
het wordt in elk geval aanbevolen om de
spanning van alle vier de banden te con-
troleren.
WAARSCHUWINGAls het systeem een span-
ningsafname van een be-
paalde band aangeeft, wordt geadvi-
seerd om de spanning van alle vier de
banden te controleren.WAARSCHUWINGHet iTPMS ontslaat de be-
stuurder niet van de ver-
plichting om de bandenspanning elke
maand te controleren en mag niet be-
schouwd worden als een systeem dat
het onderhoud of een veiligheidssys-
teem vervangt.
WAARSCHUWINGDe bandenspanning moet ge-
controleerd worden als de
banden koud zijn. Als de banden-
spanning om welke reden dan ook bij
warme banden moet worden gecon-
troleerd, dan mag de druk niet worden
verlaagd, ook wanneer de gemeten
waarde hoger is dan de voorgeschre-
ven drukwaarde. Controleer de ban-
denspanning nadien nogmaals bij kou-
de banden.
WAARSCHUWINGHet iTPMS waarschuwt niet
bij een plotselinge afname
van de bandenspanning (bijvoorbeeld
bij een klapband). Rem in dergelijke
gevallen het voertuig voorzichtig en
vermijd bruuske stuurbewegingen.WAARSCHUWINGHet systeem waarschuwt al-
leen als de bandenspanning
laag is: het kan de banden niet op-
pompen.
WAARSCHUWINGEen te lage bandenspanning
verhoogt het brandstofver-
bruik, verlaagt de duur van het loop-
vlak en kan het vermogen om de au-
to op veilige manier te besturen beïn-
vloeden.
083-096 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:40 Pagina 90
91
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Te lage bandenspanning
Het waarschuwingslampje
n
gaat bran-
den en er verschijnt een speciaal bericht
op het display, om aan te geven dat de
bandenspanning lager is dan de aanbevo-
len waarde en/of dat de band langzaam
spanning verliest. Onder deze omstandig-
heden kunnen de optimale levensduur van
de banden en het benzineverbruik niet ge-
garandeerd worden.
Als twee of meerdere banden zich in voor-
noemde toestand bevinden, worden op het
display achtereenvolgens de aanwijzingen
voor elke band weergegeven.
❒
Verminder de snelheid onmiddellijk,
vermijd plotseling remmen en bruus-
ke stuurbewegingen.
❒
Stop zodra de verkeersomstandighe-
den dat toelaten.
❒
In het geval van een lekke band, de
snelle bandenreparatiekit gebruiken of
het reservewiel monteren (voor be-
paalde versies/markten);
of
❒
als u over een compressor beschikt,
bijvoorbeeld die van de snelle ban-
denreparatiekit, controleer dan de
spanning van alle vier de banden wan-
neer deze koud zijn;of
❒
als u de spanning niet onmiddellijk kunt
controleren, rijd dan heel voorzichtig
en langzaam.
Het alarm blijft actief tot de betreffende
band wordt opgepompt, gerepareerd of
vervangen.
Het reservewiel (noodreservewiel of sta-
len velg) heeft geen sensoren.
Het geconstateerde drukverlies betekent
niet altijd dat er een vervorming van de
band zichtbaar is. Vertrouw daarom niet
alleen op een visuele controle.Storing iTPMS
Wanneer er een storing in het iT.P.M.S.
wordt gedetecteerd, gaat het waarschu-
wingslampje
n
branden en vervolgens
knipperen, gaat ook het waarschuwings-
lampje
è
branden en wordt er boven-
dien een speciaal bericht weergegeven.
In dat geval, is de bewaking van de ban-
denspanning niet langer gegarandeerd.
Dit alarm wordt ook weergegeven als
minstens een van de wielen niet uitgerust
is met een sensor (bijv. met reservewiel,
noodreservewiel of type band met stalen
velg).
Neem contact op met het Fiat Service-
netwerk om het systeem te laten contro-
leren of, na een lekke band, monteer een
band voorzien van sensor op de oor-
spronkelijke velg.
083-096 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:40 Pagina 91