100
Veiligheid tijdens het rijden
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
Hulpsysteem bij een afdalen van een
helling op wegdek met weinig grip (modder,
gravel enz.).
Dit systeem beperkt de kans op wegglijden
van de auto en de kans dat de auto te veel
vaart maakt tijdens een afdaling.
Het werkt volledig samen met de Intelligent
Traction Control .
Hill Descent Control
Inschakelen
Bij het starten van de motor is het systeem
uitgeschakeld.
Druk op deze knop in het midden van het
dashboard om het systeem in te schakelen; het
verklikkerlampje van de knop gaat branden.
Het systeem werkt slechts bij hellingen van meer
dan 8%.
Dit systeem is actief tot een snelheid van ongeveer
30 km/h.
Zodra de wagensnelheid hoger wordt dan
30 km/h, wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld. Het verklikkerlampje van de knop
blijft echter branden.
Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld
zodra de wagensnelheid lager wordt dan 30 km/h.
Uitschakelen
Druk op deze knop in het midden van het
dashboard om het systeem uit te schakelen.
Het verklikkerlampje van de knop gaat uit.
Storing
Bij een storing in de Hill Descent
Control gaat dit verklikkerlampje
branden.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Inschakelen
Bij het starten van de auto is dit systeem
uitgeschakeld.
Druk op deze knop in het midden van het
dashboard om het systeem in te schakelen;
het lampje van de knop gaat branden.
Het systeem blijft actief tot ongeveer
30 km/h.
Zodra u sneller rijdt dan 30 km/h, wordt het
systeem automatisch uitgeschakeld, maar
blijft het lampje van de knop branden.
Het systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld zodra u weer langzamer dan
30 km/h rijdt.
Uitschakelen
Druk op deze knop in het midden van het
dashboard om het systeem uit te schakelen.
Het lampje van de knop gaat uit en de ASR
is weer actief.
Storing Bij een storing in de Intelligent
Traction Control gaat dit lampje
branden.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Airbags
105
5
VEILIGHEID
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
ALGEMENE INFORMATIE OVER AIRBAGS
De airbags zijn speciaal ontworpen voor een
betere veiligheid van de inzittenden bij een
ernstige aanrijding: ze vormen een aanvulling
op de werking van de veiligheidsgordels met
gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren
een plotselinge vertraging van de auto:
- bij een zware aanrijding worden de airbags onmiddellijk opgeblazen om de inzittenden
van de auto optimaal te beschermen.
Direct na de aanrijding lopen de airbags
snel leeg om het zicht niet te beperken
en ervoor te zorgen dat de inzittenden de
auto ongehinderd kunnen verlaten,
- bij een lichte aanrijding, bij een aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen
als de auto over de kop slaat, worden de airbags niet opgeblazen; in deze gevallen
biedt de veiligheidsgordel voldoende
bescherming.
De airbags werken alleen als het contact
aan is. Airbags voor
Deze zijn voor de bestuurder in het midden
van het stuurwiel en voor de passagier in het
dashboard aangebracht. Ze worden bij een
aanrijding beide geactiveerd, behalve als de
airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld.
Het afgaan van de airbag(s)
gaat gepaard met een lichte
rookontwikkeling en een knal; dit wordt
veroorzaakt door de activering van de
pyrotechnische lading van het systeem.
Het bij het afgaan van de airbags
ontsnappende gas is onschadelijk, maar
kan irriterend zijn voor mensen die hiervoor
gevoelig zijn.
De knal die bij het afgaan wordt
geproduceerd, kan het gehoor gedurende
een korte periode enigszins verminderen. Storing
Als dit verklikkerlampje gaat
branden, laat het systeem dan
controleren door het CITROËN-
netwerk.
Airbags
107
5
VEILIGHEID
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
Gebruiksvoorschrift
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften voor een
maximale effectiviteit van de airbags
(volgens uitvoering):
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop te zitten.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten...).
Dit kan de goede werking van de airbag
belemmeren en/of de inzittende bij het
opblazen van de airbag verwonden.
Werkzaamheden aan airbagsystemen
mogen alleen door het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats worden
uitgevoerd.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw
auto de airbagsystemen controleren.
Airbags voor
Houd het stuurwiel niet aan de spaken
vast en laat uw handen niet op het
stuurwielkussen rusten.
Laat aan passagierszijde uw voeten niet op
het dashboard rusten.
Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te
vermijden. Als de airbag wordt opgeblazen,
kunnen brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen
gaten in de stuurwielbekleding en sla er
niet op.
Zij-airbags
Bedek de stoelen alleen met goedgekeurde
stoelhoezen die het opblazen van de
zij-airbags niet hinderen. Neem contact
op met het CITROËN-netwerk voor meer
informatie over het gamma van voor uw auto
geschikte stoelhoezen.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de
stoelen, dit zou bij het opblazen van de
zij-airbags kunnen leiden tot verwondingen
aan armen of middel.
Ga niet onnodig dicht tegen het
portierpaneel zitten.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op de stijlen of op de
hemelbekleding, dit zou bij het afgaan
van de window-airbags kunnen leiden tot
hoofdletsel.
Schroef nooit de handgrepen van het dak
los; deze maken deel uit van de bevestiging
van de window-airbags.
122
Motorruimte
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP07_VERIFICATIONS_ED01-2014
Binnenzijde
Deze handeling mag alleen worden uitgevoerd als de
auto stilstaat en het bestuurdersportier geopend is.
Trek aan de hendel aan de zijkant van het
dashboard.
Buitenzijde
Duw de veiligheidshaak aan de bovenzijde van
de grille naar rechts en til de motorkap op. Plaats de motorkapsteun in de houder
alvorens de motorkap te sluiten.
Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot vallen.
MOTORKAP OPENEN
Open de motorkap niet als het hard
waait.
Wees bij warme motor voorzichtig met het
bedienen van de veiligheidshaak en de
motorkapsteun (kans op brandwonden). Als de motorkap niet goed
is vergrendeld, gaat op
het instrumentenpaneel dit
verklikkerlampje branden.
Zet het contact altijd met de sleutel
af als u handelingen onder de
motorkap wilt uitvoeren om letsel door het
automatisch activeren van de START-stand
te voorkomen.
MOTORKAP SLUITEN
Motorkapsteun
Maak de motorkapsteun los en steek deze
in de eerste en vervolgens de tweede
uitsparing van de motorkap.
In verband met de aanwezigheid
van elektrische uitrustingen in
de motorruimte wordt geadviseerd om
blootstelling aan water (regen, wassen, ...)
te beperken.
Brandstof
130
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP07_VERIFICATIONS_ED01-2014
ONDERBREKING
BRANDSTOFTOEVOER
Controleer om brand te voorkomen
voordat u na de aanrijding de
brandstoftoevoer en elektrische voeding
herstelt of er geen brandstof lekt en of er
geen vonken zichtbaar zijn. Bij een aanrijding worden de
brandstoftoevoer en de elektrische voeding
van de auto automatisch onderbroken.
Bovendien worden de alarmknipperlichten
en de plafonniers ingeschakeld en worden
de portieren ontgrendeld. Herstel de brandstoftoevoer door op de
eerste knop onder het dashboardkastje te
drukken.
Druk vervolgens op de tweede knop in
het accucompartiment onder de vloer aan
bestuurderszijde (minibus) om de elektrische
voeding te herstellen.
Bij de andere uitvoeringen is de tweede
knop vervangen door een zekering.
Neem in dat geval contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Defecte zekering
134
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP08_AIDE RAPIDE_ED01-2014
De drie zekeringkasten bevinden zich in het
dashboard aan bestuurderszijde, in de stijl
aan passagierszijde en in de motorruimte.
De weergegeven zekeringen betreffen
alleen de zekeringen die door de gebruiker
kunnen worden vervangen. Raadpleeg voor
alle overige werkzaamheden het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Vervangen van een zekering
Voordat u een zekering vervangt, dient u eerst de
oorzaak van de storing op te sporen en te (laten)
verhelpen. De nummers van de zekeringen zijn
aangegeven op de zekeringkast.
Vervang een defecte zekering altijd door
een zekering met dezelfde stroomsterkte.
ZEKERINGEN VERVANGEN CITROËN is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren van extra
accessoires die niet door CITROËN
aanbevolen en geleverd worden, of
door voorzieningen die niet volgens de
voorschriften van het merk zijn gemonteerd.
Dit geldt met name voor apparatuur met een
totaal stroomverbruik van meer dan
10 milliampère.
Goed
Defect
Voor professionele autobedrijven:
raadpleeg voor een compleet overzicht
van de zekeringen en relais de schema's
van de "Methodes" via het CITROËN-
netwerk.
Zekeringen dashboard (bestuurderszijde)
Verwijder de schroeven en kantel de zekeringkast
omlaag om bij de zekeringen te komen.
Lekke band
148
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP08_AIDE RAPIDE_ED01-2014
BANDENREPARATIESET Reparatie van een band
- Trek de handrem aan. Haal het dopje van het ventiel van de te repareren
band, monteer de vulslang B en schroef
de ring E vast op het ventiel, - start de motor,
- sluit stekker G
aan op de dichtstbijzijnde
12V-aansluiting in de auto,
- schakel de compressor in door de schakelaar F in de stand I (aan) te
zetten,
- breng de band op een spanning van 4 bar.
Voor een betrouwbaardere meting van de
druk wordt aangeraden om de druk met de
compressor uitgeschakeld af te lezen op de
manometer H .
- controleer of de schakelaar F van de
compressor in de stand 0 (uit) staat,
Deze set voor tijdelijke bandenreparatie
bevindt zich voorin in het interieur.
Deze bevat:
- een patroon A
, met daarin het
afdichtmiddel, voorzien van:
● een vulslang B ,
● een sticker C "max. 80 km/h", die de
bestuurder op een zichtbare plaats op
het dashboard moet plakken nadat de
band gerepareerd is,
- een beknopte gebruiksaanwijzing voor de bandenreparatieset,
- een compressor D voorzien van een
manometer en aansluitingen,
- aansluitnippels om verschillende onderdelen op spanning te brengen.