109
C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2014
bandenspanningscontrolesysteem
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.
Het systeem bewaakt de spanning van de vier
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
ver wisselen van een wiel moeten worden
gereset.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of
meer banden te laag is. Het bandenspanningscontrolesysteem
is niet meer dan een hulpmiddel,
hetgeen inhoudt dat de waakzaamheid
en verantwoordelijkheid van de
bestuurder niet door het systeem
kunnen worden vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de
verantwoordelijkheid om elke maand
de bandenspanning te controleren (ook
die van het reservewiel). Doe dit ook
voordat u een lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage bandenspanning
heeft een nadelige invloed op het
weggedrag en de remweg van de auto en
veroorzaakt vroegtijdige bandenslijtage,
vooral onder zware omstandigheden (zware
belading, hoge snelheden, een lange rit).
De voor uw auto voorgeschreven
bandenspanning vindt u op de sticker
met de bandenspanningen.
Zie de rubriek "Identificatie".
De bandenspanning moet worden
gecontroleerd als de banden "koud" zijn
(de auto staat langer dan een uur stil
of er is minder dan 10
km gereden met
een beperkte snelheid).
ond
er andere omstandigheden
(bij warme banden) moet de
bandenspanning ten opzichte van de
op de sticker vermelde spanning met
0,3
bar worden verhoogd.
Het rijden met een te lage
bandenspanning veroorzaakt bovendien
een hoger brandstofverbruik.
8
Veiligheid
110
C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Waarschuwing te lage
bandenspanning
u krijgt deze waarschuwing als dit
lam pje blijft branden in combinatie
met een geluidssignaal en, volgens
uitvoering, een melding.
F
V
erminder onmiddellijk uw snelheid en
vermijd plotselinge stuurbewegingen en
krachtig remmen.
F
s
t
op zodra dit mogelijk is op een veilige
plaats.
ee
n te lage bandenspanning is niet
altijd aan de band te zien.
e
e
n visuele
controle is dus niet voldoende. De waarschuwing blijft actief tot het
systeem is gereset.
F
G ebruik in het geval van een lekke band
de bandenreparatieset of het reservewiel
(volgens uitvoering),
of
F
c
ontroleer als u een compressor in de
auto hebt, bijvoorbeeld die van de set voor
tijdelijke bandenreparatie, de spanning van
de vier banden als deze zijn afgekoeld,
of
F
r
ijd voorzichtig verder als het niet mogelijk
is om deze controle onmiddellijk uit te
voeren.
Resetten
elke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen van
een of meer wielen, moet u het systeem resetten.
er i
s een sticker op de middenstijl aan de
bestuurderszijde aangebracht om u hierop
attent te maken.
Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met
de bandenspanningen is.
Het bandenspanningscontrolesysteem
geeft geen meldingen als de
bandenspanning bij het resetten
onjuist is.
Veiligheid
111
C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Het resetten van het systeem moet gebeuren
bij afgezet contact en stilstaande auto via het
configuratiemenu van de auto.
F
D
ruk op de toets MENU om het hoofdmenu
weer te geven.
F
D
ruk op de toets " 5" of " 6" om het menu
" Config. auto " te selecteren en bevestig
uw keuze door op de toets OK te drukken.
F
D
ruk op de toets " 5" of " 6" om " Reset
bandensp " te selecteren en bevestig uw
keuze door op de toets OK te drukken.
F
s electeer " ja" of " nee" en druk op OK.
e
r v
erschijnt een melding waarmee u wordt
gevraagd om uw verzoek te bevestigen.
F
b
e
vestig uw keuze door op de toets OK te
drukken.
F
b
e
vestig en sluit het menu vervolgens. F
D
ruk op de toets MENU om het hoofdmenu
weer te geven.
F
D
ruk op de toets "5" of " 6"om het
menu " Persoonlijke instellingen -
configuratie " weer te geven en bevestig
uw keuze door op de toets OK.
F
D
ruk op de toets "5" of " 6" om het
menu " Configuratie auto instellen " te
selecteren en bevestig uw keuze door op
de toets OK te drukken. De nieuw opgeslagen waarden van de
bandenspanning worden door het systeem
beschouwd als referentiewaarden.
Auto's zonder autoradio of met
navigatiesysteem
Auto's met autoradio
F Druk op de toets "
5" of " 6" om het menu
" Bandenspanning" en vervolgens het
menu " Resetten " te selecteren en bevestig
uw keuze door op de toets OK te drukken.
H
et resetten wordt bevestigd door een
melding.
8
Veiligheid
112
C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Storing
Controleer na werkzaamheden aan
het systeem altijd de spanning van
de vier banden en reset het systeem
vervolgens.
Als het waarschuwingslampje te lage
bandenspanning gaat knipperen en vervolgens
blijft branden in combinatie met het lampje
se
rvice, wijst dit op een storing in het systeem.
In dat geval werkt de bandenspanningscontrole
mogelijk niet goed.
Laat het systeem controleren door het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset
te worden na het aanbrengen of
verwijderen van sneeuwkettingen.
Het bandenspanningscontrolesysteem
werkt alleen betrouwbaar als bij het
resetten van het systeem de vier
banden de correcte spanning hebben.
Veiligheid
154
C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2014
F schakel de compressor in door de schakelaar in de stand " I" te zetten en
breng de band op de spanning die is
aangegeven op de bandenspanningssticker
van de auto.
o
m
de bandenspanning te verlagen:
druk op de zwarte knop op de slang van
de compressor, bij de aansluiting op het
ventiel.
F
Z
et, zodra de gewenste spanning is
bereikt, de schakelaar in de stand " O".
F
V
er wijder de set en berg deze op.
Controlesysteem
bandenspanning
Het verklikkerlampje voor te lage
bandenspanning zal na het repareren
van een wiel blijven branden tot het
systeem is gereset.
ra
adpleeg voor meer informatie de rubriek
"
ban
denspanningscontrolesysteem".
Als de spanning van een of meer
banden is aangepast, moet
het controlesysteem van de
bandenspanning worden gereset.
Zie de rubriek
"
ban
denspanningscontrole".
Praktische informatie
01
203
C3Picasso_nl_Chap13b_rt6-2-8_ed01-2014
Lang indrukken: resetten
van het systeem.
toegang tot het menu
"
Telefoon" en weergave van de
laatste gesprekken of inkomend
gesprek accepteren.
BASISFUNCTIES
kort indrukken: selecteren van een opgeslagen
radiozender .
Lang indrukken: in het geheugen opslaan van de
huidige radiozender.
toegang tot het Menu "
MUSIC " en weergave van de tracks
of de afspeellijsten van de CD/MP3/Apple
®-apparatuur.
Lang indrukken: weergave van het paneel met audio-
regelknoppen voor de geluidsbron " MEDIA" (CD/
usb /iPod/
s
treaming/A
u
X).toegang tot het menu "
RADIO " en
weergave van de zenderlijst.
Lang indrukken: weergave van het
paneel met audio-regelknoppen voor de
geluidsbron tuner.
281
C3Picasso_nl_Chap15_index-alpha_ed01-2014
Interieurfilter ................................................ 148
Interieurfilter (vervangen) ...........................148
Interieurindeling
............................................ 83
In
terieur ontgrendelen
..................................63
Interieurverlichting
................................ 8 0, 170
I
s
o
FI
X
........................................................ 103
I
soF
IX (bevestigingen) ............................... 102
I
soF
IX bevestigingen
.................................102
I
soF
IX kinderzitjes
..............................102-104
Haken
...................................................... 90, 92
Handrem
............................................. 123, 149
Handsfree set
...................................... 224, 265
Hill
s
t
art Assist
...............................
............. 129
Hoedenplank
........................................... 92, 93
Hoofdsteunen verstellen
......................... 50, 52
Hoofdsteunen vóór ........................................ 50
Hulpoproep
................................. 1
08, 199, 200
Identificatie auto .......................................... 197
Identificatiegegevens
.................................. 197
Identificatieplaatjes constructeur
............... 197
Identificatie (stickers)
.................................. 19
7
Indeling voor
................................................. 83
I
nstellen van de uitrustingen
....................... 2
4, 26, 29, 33, 270
Instrumentenpaneel
...................................... 10
jA
C
k-
aansluiting
........................ 2
41, 262, 264
ka
artenhouder
.............................................. 86
ka
artentassen
............................................... 87
ka
artleeslampjes
.................................. 8 0, 170
ka
artleeslampjes achter
...............................80
ken
tekenplaatverlichting
............................ 16
8
ki
lometerteller
............................................... 23ki
nderbeveiliging
................................ 101, 10 6
ki
nderen
...................................... 101, 103, 104
ki
nderen (veiligheid)
................................... 10 6
ki
nderen (veiligheidsvoorzieningen)
..... 9
4-96,
101, 103, 104, 119
H
I
J
K
eco-modus .................................................. 182ec
o-rijden (adviezen) ...................................... 8
el
ectronic b
r
ake Force
Distribution (
e
b
D
)
..................................... 113
el
ectronic s
t
ability Program (
esC
)
......1
6 , 114
el
ektronisch gestuurde versnellingsbak ......... 8
eMyWay
...................................................... 201
Flessenhouder
.............................................. 83
Follow-me-home verlichting
......................... 73
F
ollow-me-home-verlichting
...................72, 73
Functie snelweg (richtingaanwijzers)
......... 10
7
E
F
DG
Dagrijverlichting .................................... 74 , 16 7
Dagteller ........................................................ 23
Dagteller resetten
......................................... 23
Dashboardkastje
...............................
............84
Dashboardverlichting
.................................... 23
D
ashboardverlichting (dimmer)
.................... 23
D
atum instellen
........................... 24, 26, 29, 33
Dieselmotor
................................... 68, 144, 194
Dimlicht
................................................. 7
0, 16 4
Display instrumentenpaneel
.................10, 128 Gereedschap ..............................................
15
5
Gewichten
...................................19 0, 192, 19 4
Gewichten, overzicht
..................19 0, 192, 19 4
Gordelverstelling
.........................................115
GP
s
.............................................................210
Grootlicht
...............................................70, 165
.
trefwoordenregister
282
C3Picasso_nl_Chap15_index-alpha_ed01-2014
oliefilter ....................................................... 148ol
iefilter (vervangen) ..................................148
ol
ieniveau
............................................. 2 2, 145
ol
iepeilstok
..............................
.............2 2, 145
oli
everbruik
................................................. 14
5
ond
erhoudsadviezen
................................. 14
3
ond
erhoudscontroles
..................................... 8
ond
erhoudsintervalindicator
........................20
ond
erhoudsintervalindicator resetten
.......... 21on
tdooien ...................................................... 42
on
tgrendelen
................................................ 56
op
berglade
................................................... 85
opb
ergvak ..................................................... 83
op
bergvakken
................................... 83, 87, 90
op
schakelindicator
..................................... 128
Panoramadak
................................................ 66
Parfumeur
..................................................... 48
P
arfumeur (element)
..................................... 48
P
arkeerhulp achter
..................................... 13
7
Parkeerlichten
............................... 7
0, 165, 168
Passagiersairbag uitschakelen
..................11 9
Plafonniers
............................................ 8 0, 170
Portieren
....................................................... 62
Portieren openen
.................................... 56, 62
Portieren sluiten
...................................... 56, 62
N
O
P
navigatiesysteem........................207, 208, 215niv
eaus controleren .............................145 -147
niv
eaus en controles
...........................143 -147
no
odbediening achterklep
............................65
no
odbediening portieren
.............................. 64
M
enustructuren display
.............
244, 268, 270
Milieu
.........................................................
8, 59
Milieubewust rijden
......................................... 8
M
istachterlicht
.......................................
71, 16 8
Mistlampen vóór
..............................
71, 75, 166
Monochroom display
.................. 2
58, 268, 270
Motoren
.......................................
19 0, 192, 19 4
Motorenoverzicht
........................
19 0, 192, 19 4
Motorkap
.....................................................
141
Motorkap, openen
.......................................
141
Motorkapsteun
...............................
.............
141
Motorolie
...............
......................................
145
Motorolieniveau, controle
.............................
22
Motorolieniveaumeter
...........................
2 2, 145
Motorruimte
.........................................
143, 14 4
M P3 (CD)
....................................................
261
Multifunctioneel display (met autoradio)
................................
26, 29, 33
Multifunctioneel display (zonder autoradio)
......................................
24
Multimediaspelers
.......................................
236
Lampen (vervangen)
...........................
163, 168
Lampen vervangen
............................. 16
3, 168
Lange voorwerpen vervoeren
......................
89
Lekke band
..................................................
150
Lichtschakelaar
............................................. 70
L
okaliseren van de auto
................................
57
LPG
.......
......................................................
192
Luchtfilter
....................................................
148
Luchtfilter (vervangen)
................................
148
Make-upspiegel
............................................ 84
Matten
........................................................... 86
Mat verwijderen
............................................ 86
L
M
kinderzitjes ......................9 4 - 9 6, 10 0, 101, 105ki
nderzitjes (conventioneel) .......................10 0
kl
embeveiliging
............................................. 60
kl
eurcode lak
.............................................. 197
kl
eurendisplay met
kaartweergave D
t ............................ 2
05, 244
ko
elvloeistofniveau
..................................... 147
ko
fferdeksel sluiten
................................56, 65
ko
ffervloer (verwijderbaar)
.....................90, 91
ko
plampen
...............................
...................163
ko
plampverstelling
....................................... 76k
rik
.............................................................. 155
trefwoordenregister