Berlingo-2-VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed01-2015
+
ABS
Berlingo-2-VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed01-2015
35Verklikkerlampje statussignaleertOplossing - actie
Stuurbekrachtigingbrandt.een storing in het
systeem.De conventionele werking van de stuurinrichting,
zonder bekrachtiging, blijft behouden.Laat de auto controleren door het CItroËn-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Geopend
portier brandt in combinatie
met melding op het
display. een niet goed
gesloten portier.
Controleer of alle portieren goed zijn gesloten.
ABS blijft branden. een storing in het
antiblokkeersysteem.De conventionele werking van het remsysteem
blijft behouden.
n
eem contact op met het CI tro Ë n -netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
ESP knippert.
een ingreep van de
A
sr of de es C.
Het systeem verdeelt de aandrijfkracht optimaal over de
wielen en verbetert zo de koersvastheid van de auto.
Zie in rubriek 5 het gedeelte "Veilig rijden".
blijft branden. een storing in het
systeem.
Bijv
.: een te lage
bandenspanning. Bijv.: controleer de bandenspanning.
Laat de auto controleren door het CI
tro Ë n -
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
(wielsensor, hydraulisch regelorgaan, ...).
Bandenspanning
te laag
brandt. een te lage spanning
van een of meerdere
banden.Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
De controle dient bij voorkeur bij koude banden
te worden uitgevoerd.
knippert en brandt
vervolgens permanent,
in combinatie met het
verklikkerlampje
Service
en, afhankelijk van de
uitrusting, de weergave
van een melding.
een storing in het
bandenspanningscontrolesysteem
of het niet-detecteren van de
sensor van een van de wielen.De bandenspanning wordt niet meer
gecontroleerd.
Laat het systeem controleren door het CI
tro Ë n -
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Roetfilter brandt.
een storing in het
roetfilter (niveau
brandstofadditief, kans
op verstopping, ...).Laat het filter controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Zie in rubriek 7
het gedeelte " n iveaus".
Cockpit
VoorDAt u GAAt rIjDen
3
Berlingo-2-VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed01-2015Berlingo-2-VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed01-2015
41
EMISSIEREGELING
eoBD (european on Board
Diagnosis) is een e uropees
diagnosesysteem dat de
emissieregeling bewaakt en
ervoor zorgt dat de auto voldoet
aan de normen voor de uitstoot van:
- CO (koolmonoxide),
-
HC (koolwaterstof
fen),
-
NOx (stikstofoxide) of roetdeeltjes; de
samenstelling van de uitstoot wordt
gecontroleerd door de lambdasondes
voor en achter de katalysator.
In het geval van een storing in de
emissieregeling wordt de bestuurder
gewaarschuwd door het branden van
dit specifieke verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel.
De katalysator kan beschadigd
raken. Laat het systeem controleren
door het CI
tro Ë n -netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
BANDENSPANNINGSCONTROLESySTEEM
Zodra de auto rijdt,
controleert dit systeem
permanent de spanning
van de vier banden.
In het ventiel van elke
band (met uitzondering
van het reservewiel) is een druksensor
gemonteerd.
Het systeem waarschuwt de
bestuurder zodra het een daling van
de spanning van een of meer banden
detecteert.
Het bandenspanningscontrolesysteem
is een hulpsysteem; de bestuurder
moet oplettend blijven.
ondanks de aanwezigheid van
dit systeem dient u maandelijks
en voor elke lange reis de
bandenspanning (ook die van het
reservewiel) handmatig te controleren.
e
en te lage bandenspanning heeft
een negatief effect op de wegligging,
verlengt de remweg en versnelt de
bandenslijtage, met name onder zware
omstandigheden (zware belading,
hoge snelheid, lange rit).
e
en te lage bandenspanning
leidt ook tot een hoger
brandstofverbruik.
De door de fabrikant voor uw auto
aanbevolen bandenspanning
staat vermeld op de
bandenspanningssticker.
Zie in rubriek 9
het gedeelte
"Identificatie".
De bandenspanning moet bij "koude"
banden worden gecontroleerd (auto
die langer dan 1
uur heeft stilgestaan
of na een traject van maximaal 10
km
met gematigde snelheid).
Is dit niet het geval, verhoog dan de
op de sticker vermelde waarden met
0,3
bar.
Cockpit
VoorDAt u GAAt rIjDen
3
Berlingo-2-VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed01-2015
42
De waarschuwing wordt
weergegeven zolang de
desbetreffende band(en) niet op
spanning is (zijn) gebracht, is (zijn)
gerepareerd of is (zijn) vervangen.
Het reservewiel (noodreservewiel of
wiel met stalen velg) is niet voorzien
van een sensor.
Storing
Waarschuwing te lage
bandenspanning
een lagere bandenspanning
is niet altijd zichtbaar aan een
vervorming van de band. Beperk
u daarom niet alleen tot een visuele
controle.Bij een te lage bandenspanning
brandt dit verklikkerlampje
in combinatie met een
geluidssignaal en, afhankelijk van
de uitrusting, in combinatie met
de weergave van een melding.Als het verklikkerlampje "te
lage bandenspanning" knippert
en vervolgens permanent
brandt in combinatie met
het verklikkerlampje "
s ervice" en,
afhankelijk van de uitvoering, een
melding, duidt dit op een storing in het
systeem.
In dat geval wordt de bandenspanning
niet meer gecontroleerd.
Als er een afwijking in de
bandenspanning van één band
wordt geconstateerd, kan deze band
worden herkend aan het pictogram
of, afhankelijk van de uitvoering, de
weergegeven melding.
-
V
erlaag onmiddellijk de
snelheid, maak geen bruuske
stuurbewegingen en rem niet
plotseling hard af.
-
Zet uw auto stil zodra de
verkeerssituatie dit toelaat.
-
Gebruik in geval van een lekke
band de noodreparatieset of het
reservewiel (volgens uitrusting),
of
-
controleer de spanning van de
vier banden (bij koude banden)
als u over een compressor
beschikt, bijvoorbeeld die van de
bandenreparatieset,
of
-
rijd voorzichtig met lage snelheid
verder als u niet direct de
bandenspanning kunt controleren.
Deze waarschuwing wordt ook
weergegeven als een of meerdere
wielen niet zijn voorzien van een
sensor (bijvoorbeeld een noodreservewiel
of een reservewiel met stalen velg).
raadpleeg het CItroËn-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om
het systeem te laten controleren of
monteer na een lekke band het wiel
met de originele velg, dat is voorzien
van een sensor
.
Cockpit
56
Berlingo-2-VP_nl_Chap04_ergonomie_ed01-2015
LED-DAGRIJVERLICHTING
Mistachterlichten
(amberkleurig, draai de ring
2 standen naar voren).
Mistlampen vóór (groen, draai
de ring 1
stand naar voren).
Deze worden ingeschakeld
door deze ring naar
voren te draaien en
uitgeschakeld door de ring
naar achteren te draaien.
Het branden van de mistlampen
wordt aangegeven door een
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel.
Vergeet niet de mistlampen uit te
zetten zodra ze niet meer nodig
zijn.
De automatische verlichting schakelt
het mistachterlicht uit, maar de
mistlampen vóór blijven branden.
Draai de ring twee
standen naar achteren
om achtereenvolgens
het mistachterlicht en de
mistlampen vóór te doven.
Automatisch inschakelen van de verlichting
Bij mist of sneeuwval kan de
lichtsensor voldoende licht
waarnemen, waardoor de lichten
niet automatisch zullen worden
ingeschakeld.
s chakel indien nodig het
dimlicht handmatig in.
Dek de lichtsensor, die zich
achter de binnenspiegel op de voorruit
bevindt, niet af. Deze sensor dient
voor de regeling van de automatische
verlichting en ruitenwissers.
Inschakelen
Draai de ring in de stand AUTO. Bij het
inschakelen van de functie verschijnt
een melding op het display.
Uitschakelen
Draai de ring naar voren of naar
achteren. Bij het uitschakelen van de
functie verschijnt een melding op het
display.
De functie wordt tijdelijk uitgeschakeld
als de verlichting met de
lichtschakelaar wordt bediend.
Het parkeerlicht en
het dimlicht worden
automatisch ingeschakeld
als de lichtsterkte van de
omgeving onvoldoende
is en als de ruitenwissers wissen. De
verlichting wordt uitgeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving weer
voldoende is of het wissen is gestopt.
Deze functie is niet mogelijk in
combinatie met verlichting overdag.
Als de motor wordt gestart, wordt de
dagrijverlichting automatisch ingeschakeld.
Zodra de parkeerlichten of het dim- of
grootlicht handmatig of automatisch
wordt ingeschakeld, gaat de
dagrijverlichting uit.
Programmeren
Voor landen waar het voeren van
verlichting overdag niet wettelijk
verplicht is, kunt u de functie in- of
uitschakelen via het configuratiemenu.
Als in de daarop volgende 30
minuten
niet wordt ingegrepen, treedt de eco-
mode in werking. om te voorkomen
dat de accu leeg raakt. De functies
komen dan in een standby-stand en
het acculampje knippert.
De eco-mode heeft geen effect op het
branden van de parkeerlichten.
Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebruikers en
daarom niet toegestaan.
Zie in rubriek 8 het gedeelte
"Accu".
Mistlampen vóór/mistachterlicht
Deze branden in combinatie met
parkeer- en dimlicht.
stuurkolomschakelaars
57
Berlingo-2-VP_nl_Chap04_ergonomie_ed01-2015
Bij een storing in de
lichtsensor gaat de
verlichting branden en
wordt het pictogram service
weergegeven in combinatie
met een geluidssignaal en een melding
op het display.
r
aadpleeg het CI tro Ë n -netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Follow me home-verlichting
Deze functie zorgt ervoor dat bij
afgezet contact de dimlichten even
blijven branden om het uitstappen in
het donker te vergemakkelijken.
kOPLAMPVERSTELLING
Afhankelijk van de belading van de
auto kan het noodzakelijk zijn om de
koplampen in hoogte te verstellen.
0- Geen belading.
1- Gedeeltelijke belading.
2- Gemiddelde belading.
3- Maximaal toegestane belading.
Handmatige bediening
-
Geef binnen 1
minuut na het
afzetten van het contact een
"lichtsignaal".
De follow me home-verlichting wordt
na een bepaalde tijd automatisch
uitgeschakeld.
Automatische werking
r
aadpleeg in rubriek 10
het
gedeelte "Menustructuur display". Stand 0: basisinstelling.
Activeer de functie via het
configuratiemenu van de
auto.
Programmeren
u
kunt de statische bochtverlichting
desgewenst uitschakelen via het
configuratiemenu van de auto.
s
tandaard is de statische
bochtverlichting ingeschakeld. Statische bochtverlichting werkt niet
De verlichting werkt in de volgende
gevallen niet:
-
bij een geringe stuuruitslag,
-
bij snelheden boven 40
km/h,
-
als de achteruit is ingeschakeld.
Statische bochtverlichting ingeschakeld
De bochtverlichting wordt in de
volgende gevallen ingeschakeld:
-
bij het inschakelen van een richtingaanwijzer,
of
-
als het stuurwiel ver genoeg wordt verdraaid.
tijdens het rijden met dim- of grootlicht
wordt de mistlamp vóór ingeschakeld
om de binnenkant van de bocht extra
te verlichten bij snelheden tot 40
km/h
(handig in de stad, op bochtige wegen,
kruispunten, parkeergarages enz.).
STATISCHE BOCHTVERLICHTING
Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat
gebruiken in een land waarin het
verkeer aan de andere kant van de
weg rijdt, moet de afstelling van de
dimlichten worden gewijzigd om te
voorkomen dat tegemoetkomend
verkeer wordt verblind.
r
aadpleeg het CI tro Ë n -netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
stuurkolomschakelaars
erGonoMIe en CoMFort
4
58
Berlingo-2-VP_nl_Chap04_ergonomie_ed01-2015
2 Hoge snelheid (hevige neerslag).
1 n ormale snelheid (matige
regenval).
I
Interval.
0
u it.
â
e én keer wissen
(omlaag duwen).
In de Intervalstand wordt de snelheid
van de wissers aangepast aan de
rijsnelheid.
RUITENWISSERS
HandbedieningAls het contact langer dan één minuut is
afgezet terwijl de schakelaar in de stand
2, 1
of I stond, dient de schakelaar weer
geactiveerd te worden.
-
Zet de schakelaar in een
wille
keurige stand.
-
Zet de schakelaar vervolgens in de
gewenste stand. Dek de regensensor
, die zich
achter de binnenspiegel op de
voorruit bevindt, niet af. Inschakelen
Duw de hendel omlaag. Bij het
inschakelen van de automatische
ruitenwissers verschijnt een melding
op het display.
Deactiveren/uitschakelen
Zet de schakelaar in de stand I, 1
of 2.
LAls de functie wordt uitgeschakeld,
verschijnt er een melding op het
display.
In het geval van een storing in
de werking van de automatische
ruitenwissers werken de ruitenwissers
in de intervalstand.
r
aadpleeg het CI tro Ë n -netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren. De ruitenwissers werken automatisch
in de stand AUTO, waarbij de snelheid
van de wissers aan de hoeveelheid
neerslag wordt aangepast.
De werking van de ruitenwissers in andere
standen dan de stand AUTO komt overeen
met die van de handbediende ruitenwissers.
Als het contact meer dan 1 minuut
afgezet is geweest, moet de automatische
werking van de ruitenwissers opnieuw
worden geactiveerd door de schakelaar
één keer omlaag te bewegen.
Zet het contact uit als de
auto gewassen wordt in een
wasstraat, om te voorkomen dat
de automatische ruitenwissers
worden ingeschakeld.
Wacht 's winters met het inschakelen
van het automatisch wissen tot de
voorruit ontdooid is.Automatisch wissen
stuurkolomschakelaars
69
Berlingo-2-VP_nl_Chap04_ergonomie_ed01-2015Berlingo-2-VP_nl_Chap04_ergonomie_ed01-2015
Gebruiksvoorschrift
Om het interieur maximaal te koelen
of te verwarmen kan de temperatuur
lager dan 15 worden ingesteld, door de
knop naar links te draaien tot L
o wordt
weergegeven of hoger dan 27
worden
ingesteld, door de knop naar rechts te
draaien tot HI wordt weergegeven.
Als de temperatuur in de auto bij
het instappen veel lager of hoger
is dan de ingestelde waarde, heeft
het geen zin om voor het gewenste
comfort de ingestelde waarde te
wijzigen. Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
Automatische werking
Automatisch programma "comfort"
Dit is de normale gebruiksstand van de
airconditioning. Ingestelde waarde bestuurders- of
passagierszijde
De op het display weergegeven
waarde heeft betrekking op een
bepaald comfortniveau en niet op
de temperatuur in graden Celsius of
Fahrenheit.
Draai deze knop naar links of
naar rechts om de waarde te
verlagen of te verhogen. Voor
een optimaal comfort wordt
de waarde 21 aanbevolen. n iettemin
is afhankelijk van uw wensen een
afstelling tussen 18 en 24 gebruikelijk.
Zorg ervoor dat de zonnesensor
op het dashboard niet wordt
afgedekt.
Druk op deze toets. Het
symbool AUTO verschijnt.
Afhankelijk van de gekozen
instellingen regelt het
systeem de luchtverdeling, de
luchtopbrengst en de luchttoevoer om
het comfort en de luchtcirculatie in het
interieur optimaal te houden.
u hoeft het
systeem niet meer zelf bij te regelen.
o
m bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
luchtopbrengst geleidelijk op het
optimale niveau gebracht.
Voor uw comfort worden de instellingen
tussen twee startmomenten
opgeslagen.
De automatische stand wordt
uitgeschakeld zodra u de instellingen
handmatig wijzigt (A uto verdwijnt).
GESCHEIDEN REGELING BESTUURDER EN PASSAGIER
erGonoMIe en CoMFort
4
Ventilatie
11 2
Berlingo-2-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2015
De parkeerhulp met geluidssignalen
(voor en achter) en/of een grafische
weergave (achter) bestaat uit
parkeersensoren die zijn aangebracht
in de bumpers.
Het systeem waarschuwt de
bestuurder voor elk obstakel (persoon,
auto, boom, hek, …) dat zich binnen
het bereik van het systeem achter de
auto bevindt.
Het waarschuwt u niet voor objecten
die zich direct onder de bumper
bevinden.
Paaltjes, pionnen bij
wegwerkzaamheden of gelijksoortige
voorwerpen worden waargenomen
bij aanvang van de aanrijmanoeuvre,
maar niet meer wanneer de auto te
dicht genaderd is.
Inschakelen van de achteruitversnelling
PARk EERHULP
Weergave op het display
e
en geluidssignaal bevestigt dat
het systeem in werking treedt
zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld.
e
en geluidssignaal geeft de afstand tot
het obstakel aan. Hoe dichter de auto
bij het obstakel komt, hoe korter de tijd
tussen de geluidssignalen is.
Als de auto minder dan ongeveer
30
centimeter van het obstakel
verwijderd is, is het geluidssignaal
continu hoorbaar.
Parkeerhulp