BELANGRIJK
61) Een storing van hetwaarschuwingslampje wordt aangegeven door het aangaan van het waarschuwingslampje
. Bovendien schakelt het airbagsysteem de airbag aan passagierszijde automatisch uit.
op
instrumentenpaneelWat het betekent Wat te doen
groenSTADSLICHT EN DIMLICHT
Het lampje gaat branden wanneer het stadslicht
en het dimlicht worden ingeschakeld.
FOLLOW ME HOME
Dit lampje gaat branden (en er verschijnt ook een
bericht op het display) wanneer deze functie in
gebruik is (zie de paragraaf “Follow me home” in "
Buitenverlichting"in het hoofdstuk "Kennismaking
met de auto").
groenRICHTINGAANWIJZER LINKS
Het lampje gaat branden wanneer de
richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gebracht
of, samen met de rechter richtingaanwijzer,
wanneer de knop voor de alarmknipperlichten
wordt ingedrukt.
84
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampjes
op
instrumentenpaneelWat het betekent Wat te doen
groenRICHTINGAANWIJZER RECHTS
Het lampje gaat branden wanneer de
richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gebracht
of, samen met de rechter richtingaanwijzer,
wanneer de knop voor de alarmknipperlichten
wordt ingedrukt.
op
instrumentenpaneelWat het betekent Wat te doen
blauwGROOTLICHT
Het lampje gaan branden wanneer het grootlicht
wordt ingeschakeld.
85
Waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampjes
BELANGRIJK
92) Waarschuw de andere
weggebruikers voor de stilstaande
auto conform de plaatselijke
wettelijke voorschriften:
alarmknipperlichten,
gevarendriehoek enz. Alle
inzittenden moeten de auto
verlaten en uit de buurt van
gevaarlijk verkeer wachten tot de
reparatie is uitgevoerd. Indien
de auto geparkeerd is op een
helling of ruw terrein, blokkeer
dan de wielen met wiggen of
andere geschikte middelen (zie
voor de juiste procedure voor het
veilig parkeren van de auto, de
paragraaf "Parkeren" in het
hoofdstuk "Starten en rijden").
93) Overhandig de informatiefolder
aan het personeel dat de band zal
repareren die behandeld is met
de "Fix&Go automatic" kit.94) Reparatie is niet mogelijk als de
wielvelg beschadigd is (groef is
vervormd, waardoor lucht kan
ontsnappen). Verwijder niet het
eventueel in de band
binnengedrongen voorwerp
(schroef of spijker).
95) Bedien de compressor niet
langer dan 20 minuten achter
elkaar. Gevaar voor oververhitting.
De snelle bandenreparatiekit is
niet geschikt voor definitieve
reparatie. Banden gerepareerd
met de snelle bandenreparatiekit
mogen slechts tijdelijk gebruikt
worden.
86A0L0082
127
102) Gebruik de alarmknipperlichten,
de gevarendriehoek enz., om te
laten zien dat uw auto stilstaat.
Alle inzittenden moeten de auto
verlaten en uit de buurt van het
verkeer wachten tot het wiel is
verwisseld. Leg wiggen of ander
geschikt materiaal onder de
wielen om de auto op een helling
of ongelijkmatig wegdek te
blokkeren.
103) De rijeigenschappen van de
auto veranderen bij een
gemonteerd noodreservewiel.
Vermijd bruusk optrekken en
remmen, scherpe
stuurbewegingen en snelle
bochten. De totale levensduur van
het noodreservewiel is ongeveer
3000 km. Hierna moet de band
vervangen worden door een nieuw
exemplaar van hetzelfde type.
Monteer nooit een standaard
band op de velg van een
ruimtebesparend reservewiel.
Zorg ervoor dat het verwisselde
wiel zo snel mogelijk wordt
gerepareerd en gemonteerd. Het
gebruik van twee of meer
noodreservewielen is verboden.
Smeer de schroefdraad van de
wielbouten niet voordat ze
gemonteerd worden, ze kunnen
plotseling losraken.104) De krik mag alleen gebruikt
worden om wielen te vervangen
van de auto waarbij de krik
geleverd is of van auto's van
hetzelfde model. Gebruik de krik
niet voor andere doeleinden, zoals
het opkrikken van andere auto’s.
Gebruik de krik nooit voor het
uitvoeren van reparaties onder de
auto. Door onjuiste plaatsing
van de krik kan de auto van de
krik vallen. Gebruik de krik niet
voor zwaardere lasten dan is
aangegeven op het plaatje op de
krik.
105) Op het noodreservewiel kunnen
geen sneeuwkettingen
gemonteerd worden.
BELANGRIJK
14) Neem zo snel mogelijk contact
op met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt om het correcte
aanhaalkoppel van de wielbouten
te laten controleren.
EEN LAMP
VERVANGEN
15)
106) 107) 108)
ALGEMENE INSTRUCTIES
❒Controleer alvorens een lamp te
vervangen of de contacten zijn
geoxideerd;
❒vervang doorgebrande lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
❒controleer na vervanging van een
gloeilamp in de koplamp altijd of
de koplampafstelling goed is;
❒als een lamp niet werkt, controleer
dan of de betreffende zekering is
doorgebrand alvorens de lamp te
vervangen. Om de zekeringen te
vinden wordt verwezen naar de
paragraaf “Zekeringen vervangen” in
dit hoofdstuk;
132
NOODGEVALLEN
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
1750 Turbo Benzine VERSIES
km x 1000 20 40 60 80 100 120
Maanden 12 24 36 48 60 72
Laadtoestand accu controleren en zo nodig opladen●●●●●●
Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning
brengen●●●●●●
Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje,
lampjes instrumentenpaneel, enz.) controleren●●●●●●
Bevestigingen voertuig controleren●●●
Bevestigingen mechanische onderdelen controleren●●●●●●
Werking van ruitenwissers/-sproeiers controleren en zo nodig de
sproeiers afstellen●●●●●●
Stand/slijtage wisserblad ruitenwisser controleren●●●●●●
Controleren of het slot van de bagageruimte schoon is, of de
verbindingen schoon en gesmeerd zijn●●●●●●
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie,
koolstof monocoque, aerodynamische bodemplaat, pijpen en
slangen (uitlaat, brandstoftoevoersysteem, remmen) en rubber
elementen (hoezen, balgen, bussen enz.)●●●●●●
Conditie en slijtage remblokken en schijven voorremmen
controleren en de werking van remblokslijtagesensor controleren●●●●●●
149
PERIODIEKE
CONTROLES
Elke 1.000 km of vóór een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
❒niveau motorkoelvloeistof;
❒remvloeistof;
❒ruitensproeiervloeistof;
❒conditie en spanning banden;
❒werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, etc.);
❒werking ruitenwisser/-
sproeiersysteem en stand/slijtage van
wisserblad.
Elke 3.000 km controleren en eventueel
bijvullen: motorolieniveau.
INTENSIEF GEBRUIK
VAN DE AUTO
Als vooral een intensief gebruik van de
auto wordt gemaakt, zoals:
❒als de auto gebruikt wordt in
veeleisende omstandigheden, bijv. op
het circuit;
❒het rijden op stoffige wegen;
❒talrijke korte ritten (minder dan 7-8
km) en bij buitentemperaturen onder
het vriespunt;
❒de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden
bij lage snelheden of als de auto lang
niet wordt gebruikt;
dienen de volgende controles vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven
in het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
❒remblokken van schijfremmen
voor/achter op conditie en slijtage
controleren;
❒sloten van achterklep op vervuiling
controleren en mechanismen
smeren;❒visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat,
brandstof- en remsysteem) en rubber
elementen (stofkappen - hoezen -
bussen enz.);
❒laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
❒conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
❒motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
❒luchtfilter controleren en zo nodig
vervangen.
Gebruik van de auto op het circuit moet
beschouwd worden als een
uitzondering. De auto is ontworpen en
gebouwd voor gebruik op de weg.
152
ONDERHOUD EN ZORG
ACCU
Het elektrolyt van de accu A fig. 127
hoeft niet te worden bijgevuld met
gedestilleerd water. Een periodieke
controle bij een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt is echter noodzakelijk om
de efficiëntie te verifiëren.
ACCU VERVANGEN
127) 128) 129) 130)
27)
4)
Vervang indien nodig de accu door een
andere originele accu met dezelfde
specificaties. Volg de aanwijzingen van
de fabrikant van de accu voor het
onderhoud.NUTTIG ADVIES OM DE
LEVENSDUUR VAN DE
ACCU TE VERLENGEN
Neem de volgende aanwijzingen in acht
om het snel ontladen van de accu te
voorkomen en de levensduur te
verlengen:
❒wanneer de auto wordt geparkeerd,
controleer dan of de portieren en de
achterklep goed gesloten zijn.
Hiermee wordt voorkomen dat de
verlichting in respectievelijk het
interieur en de bagageruimte blijft
branden.
❒schakel de interieurverlichting uit; de
auto is in ieder geval uitgerust met
een systeem dat de binnenverlichting
automatisch uitschakelt;
❒houd accessoires (bijv. autoradio,
alarmknipperlichten, etc.) niet te
lang ingeschakeld wanneer de motor
is uitgezet;
❒maak voordat werkzaamheden aan
de elektrische installatie worden
uitgevoerd, de kabel van de minpool
op de accu los.BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding naar de accu weer wordt
aangesloten, controleren of de
contactsleutel in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
BELANGRIJK Als het ladingsniveau
gedurende langere tijd onder 50% blijft,
raakt de accu door sulfatering
beschadigd. Hierdoor verminderen de
capaciteit en het startvermogen.
De accu is in dit geval ook gevoeliger
voor bevriezing (dit kan reeds bij
temperaturen van -10°C gebeuren). Als
de auto langere tijd niet gebruikt wordt,
zie dan de paragraaf "Langdurige
stilstand van de auto” in het hoofdstuk
"Starten en rijden".
Als men na aanschaf van de auto
elektrische accessoires wil monteren
die constante voeding vereisen (alarm
enz.), of accessoires die de elektrische
installatie zwaar belasten, wordt
geadviseerd contact op te nemen met
een speciaal Alfa Romeo Servicepunt;
het gekwalificeerde personeel zal dan
het totale stroomverbruik van deze
accessoires beoordelen.
127A0L0138
160
ONDERHOUD EN ZORG
ALFABETISCH
REGISTER
A
ansteker ..................................... 36
ABS ............................................... 44
– Ingreep van het systeem ........... 44
Accu .............................................. 160
– advies voor verlengen
levensduur ................................ 160
– vervangen ................................. 160
Accu (opladen) ............................... 144
Achterruitsproeier
– vloeistofniveau
achterruitsproeier ...................... 155
Achteruitkijkspiegels ....................... 18
– Binnenspiegel............................ 18
Afmetingen..................................... 183
Afsluiter van de brandstoftoevoer ... 34
Alarmknipperlichten........................ 34
Alfa DNA -systeem ...................... 48
– All Weather modus .................... 50
– “Dynamic” modus ..................... 48
– “Natural” modus ........................ 48
– “Race” modus ........................... 49
– Rijmodi ...................................... 48
lfa Romeo code systeem ............ 10
Asbak ............................................ 37
ASR-systeem (AntiSlip
Regulation) ................................... 45
Bagageruimte
– Openen ..................................... 40Bagageruimte / Motorkap .............. 40
Bagageruimteverlichting
– lamp vervangen ......................... 139
Banden
– bandenspanning ....................... 182
– Fix&Go automatic (kit) ............... 125
– standaard banden ..................... 181
– verklaring van de bandcodes..... 179
– winterbanden ............................ 181
Banden - onderhoud ...................... 161
Bedieningselementen ..................... 34
Bedieningsknoppen ....................... 67
Bekerhouder .................................. 37
Bougies (type) ................................ 173
Brandblusser.................................. 37
Brandstofbesparing........................ 118
Brandstofmeter .............................. 66
Brandstoftoevoer ........................... 174
Brandstofverbruik........................... 190
Buitenspiegels
– Buitenspiegels ........................... 18
Buitenverlichting ............................. 28
Carrosserie
– bescherming tegen
atmosferische invloeden ............ 164
– carrosseriecodes ....................... 172
– garantie ..................................... 164
– onderhoud ................................ 165Carrosserieversies .......................... 172
CBC-systeem (Cornering Brake
Control) ........................................ 44
Centrale portiervergrendeling ......... 34
CO2-emissie .................................. 191
Contactslot .................................... 15
– Stuurslot ................................... 15
Cruise-control ................................ 31
Dagrijlichten (DRL) ........................ 28
De motor starten ............................ 124
– Rollend starten .......................... 124
– Starten met hulpaccu ................ 124
Derde remlicht
– lamp vervangen ......................... 138
De sleutels ..................................... 11
– Sleutel met
afstandsbediening ..................... 11
– Sleutel zonder
afstandsbediening ..................... 11
Diefstalalarm .................................. 13
Dimlicht
– lamp vervangen ......................... 136
DTC-systeem (Drag Torque
Control) ........................................ 45
EBD-systeem................................ 44
Een lamp vervangen....................... 132
– Algemene instructies ................. 132
Een wiel vervangen ........................ 129
Electronic Q2-systeem
(“E-Q2”) ....................................... 46
ALFABETISCH REGISTER
A