
OPEL Karl Owner Manual (GMK-Localizing-EU LHD-9231167) - 2016 - crc -
5/8/15
Rijden en bedienen 141
Afsluiting brandstoftoevoer bij
overtoeren
De brandstoftoevoer wordt automa-
tisch afgesloten bij het uitrollen,
d.w.z. wanneer u met een ingescha-
kelde versnelling onder het rijden
het gas loslaat.
Ingeschakelde accessoi-
revoeding (RAP)
Behouden stroom uit
De volgende elektronische
systemen kunnen werken tot het
bestuurdersportier is geopend of ten
laatste 10 minuten nadat het contact
werd uitgeschakeld:
.elektrisch bediende ruiten
. stekkerdozen
Het Infotainmentsysteem blijft van
stroom voorzien en zal 30 minuten
blijven werken of tot de sleutel uit
de contactschakelaar wordt
gehaald, onafhankelijk of er een
portier geopend wordt of niet.
Stop/start-systeem
Het stop-startsysteem helpt brand-
stof besparen. Wanneer de omstan-
digheden het toelaten, schakelt het
de motor uit van zodra de auto
langzaam rijdt of stilstaat, bijv. voor
een verkeerslicht of in een file. Het
start de motor automatisch zodra u
het koppelingspedaal bedient. Een
accusensor zorgt ervoor dat een
Autostop alleen wordt uitgevoerd,
als de accu voldoende opgeladen is
om opnieuw te kunnen starten.
Activering
Het stop-startsysteem is beschik-
baar van zodra de motor is gestart,
de auto is vertrokken en er aan de
hieronder opgegeven omstandig-
heden is voldaan.
Deactivering
Schakel het stop-startsysteem
handmatig uit door op de knop te
drukken. De deactivering wordt
aangeduid door het doven van de
LED in de toets.
Autostop
Als de auto langzaam rijdt of
stilstaat, activeer dan een Autostop
zoals hieronder beschreven:
. Trap het koppelingspedaal in
. Zet de hendel in de neutraal-
stand
. Laat het koppelingspedaal los

OPEL Karl Owner Manual (GMK-Localizing-EU LHD-9231167) - 2016 - crc -
5/8/15
Rijden en bedienen 151
Obstakeldetectiesys-
temen
Parkeerhulp (Parkeerhulp
achteraan)
{Waarschuwing
De bestuurder is geheel verant-
woordelijk voor het inparkeren.
Controleer bij het achteruitrijden
en het gebruik van de parkeer-
hulp achter de zone rondom
de auto.
De parkeerhulp achter vereenvou-
digt het inparkeren door de afstand
tussen de auto en eventuele obsta-
kels achter te meten. Deze infor-
meert en waarschuwt de bestuurder
met geluidssignalen en een aandui-
ding op het display.
Het systeem heeft drie ultrasone
parkeersensoren in de achter-
bumper.
Aanwijzing:Accessoires e.d. die in
het detectiegebied van de sensoren
gemonteerd zijn, kunnen storingen
in het systeem veroorzaken.
Activering
Wanneer u de achteruit inschakelt,
wordt het systeem automatisch
geactiveerd. De aanwezigheid van
een obstakel wordt aangegeven
door geluiden.
De geluidssignalen volgen elkaar
sneller op naarmate de auto het
obstakel nadert. Bij een afstand van
minder dan 40 cm klinkt er een
continu geluidssignaal.
{Waarschuwing
Reflecterende oppervlakken van
voorwerpen of kleding en externe
geluidsbronnen kunnen er in
bepaalde omstandigheden toe
leiden dat het systeem een
obstakel niet registreert. In het
bijzonder moet gelet worden op
lage obstakels die het onderste
gedeelte van de bumper kunnen
beschadigen.
Deactivering
Het systeem schakelt automatisch
uit wanneer de achteruitversnelling
wordt uitgeschakeld.
Het is mogelijk dat het systeem een
obstakel niet detecteert wanneer de
auto sneller rijdt dan10 km/u.
Storing
Bij een systeemstoring gaatX
branden.
Mocht het systeem bovendien tijde-
lijk niet werken wegens sneeuw op
de sensoren, gaat
Xbranden.

OPEL Karl Owner Manual (GMK-Localizing-EU LHD-9231167) - 2016 - crc -
5/8/15
152 Rijden en bedienen
Voorzichtig
Het systeem werkt eventueel
minder goed wanneer de
sensoren zijn bedekt, bijv. met ijs
of sneeuw.
Het parkeerhulpsysteem werkt bij
een zware belading eventueel
minder goed.
Speciale situaties gelden bij het
inparkeren van grotere voertuigen
(bijv. terreinwagens, minivans,
bestelbusjes, campers, aanhang-
wagens en vrachtwagens). De
objectherkenning en de juiste
afstandsindicatie in het bovenste
deel van deze voertuigen kan niet
worden gegarandeerd.
Objecten met een erg klein reflec-
tievlak, zoals smalle voorwerpen
of zachte materialen, herkent het
systeem mogelijkerwijs niet.
De parkeerhulp detecteert geen
objecten buiten het detectie-
bereik.
Bestuurdersonder-
steuningssystemen
{Waarschuwing
Bestuurdersondersteuningssys-
temen zijn ontwikkeld om de
bestuurder te ondersteunen en
niet om zijn aandacht te
vervangen.
De bestuurder aanvaardt de volle-
dige verantwoordelijkheid
wanneer hij de auto bestuurt.
Wanneer bestuurdersondersteu-
ningssystemen worden gebruikt,
altijd op de huidige verkeerssi-
tuatie letten.
Cruise control
De cruise control kan snelheden
van ca. 25 tot 170 km/u opslaan en
aanhouden. Bij het op- en afrijden
van hellingen zijn afwijkingen van
de opgeslagen snelheid mogelijk.Om veiligheidsredenen kan de
cruise control pas worden ingescha-
keld nadat het rempedaal eenmaal
werd bediend.
Activeren in de eerste versnelling is
niet mogelijk.
De cruise control niet inschakelen
wanneer het aanhouden van een
constante snelheid onverstandig is.
Controlelamp
5
0Controle-
lampen 064.

OPEL Karl Owner Manual (GMK-Localizing-EU LHD-9231167) - 2016 - crc -
5/8/15
176 Verzorging van de auto
3 Achterruitverwarming
4 Verwarming buitenspiegel
5 Zonnedak
6 Regelmodule continuvariabele transmissie
7 Luchtmassasensor
8 Pomp hulpverwarming
9 Klep ABS-systeem
10 Regeling voor spanningsre- gulatie
11 Achteruitkijkcamera
12 -
13 -
14 Motorregelmodule/transmis- sieregelmodule
15 Regelmodule brandstofin- spuiting/startmotor
16 Brandstofpompmotor
17 Motorregelmodule1
18 Motorregelmodule2
19 Verstuiver, ontsteking
20 Airconditioning 21 Intelligente accusensor
22 Elektrisch stuurslot
23 Koelventilator laag
24 -
25 Schakelaar buitenspiegel
26 Motorregelmodule/
regelmodule automatische
transmissie
27 Magneetklep koolstofre- servoir
28 Rempedaalschakelaar
29 Extra inzittendensensor
30 Motor koplampafstelling
31 Claxon
32 Mistlamp voor
33 Grootlicht links
34 Grootlicht rechts
35 -
36 Motor achterruitwisser
37 Bochtverlichting links
38 Motor sproeierpomp
39 Bochtverlichting rechts 40 -
41 -
42 Startmotor 2
43 Elektrisch centrum met
bussen in het paneel
44 Geautomatiseerde versnel- lingsbak
45 Startmotor 1
46 Pomp ABS-systeem
47 Koelventilator hoog
48 Motor voorruitwisser
49 Accessoire elektrisch centrum met bussen in het
paneel/RAP-vermogen

OPEL Karl Owner Manual (GMK-Localizing-EU LHD-9231167) - 2016 - crc -
5/8/15
Verzorging van de auto 181
{Waarschuwing
Als de spanning te laag is,
kunnen de banden behoorlijk
warm worden en inwendig schade
oplopen, wat loslaten van het
loopvlak en zelfs een klapband bij
hoge snelheid tot gevolg heeft.
Als u de bandenspanning van een
auto met bandenspanningscontrole-
systeem moet verhogen of verlagen,
moet u het contact uitzetten.
Zet na het aanpassen van de
bandenspanning het contact aan en
selecteer de betreffende instelling
op de pagina Bandenbelasting in
het Driver Information Centre,
0
Driver Information Center
(DIC) 074.
Bandenspanningscontro-
lesysteem
Het bandenspanningscontrolesys-
teem (TPMS) controleert eenmaal
per minuut de bandenspanning van
de vier banden vanaf een bepaalde
snelheid.
Voorzichtig
Het bandenspanningscontrolesys-
teem waarschuwt alleen bij een te
lage bandenspanning en vervangt
het gewone onderhoud van de
banden door de bestuurder niet.
Alle wielen moeten druksensoren
hebben en de banden moeten de
voorgeschreven bandenspanning
hebben.
Aanwijzing: In landen waar het
bandenspanningscontrolesysteem
wettelijk vereist is, wordt de
typegoedkeuring van de auto bij het
gebruik van wielen zonder druksen-
soren ongeldig.
U kunt de actuele bandenspan-
ningswaarden bekijken in het Boord-
informatiemenu op het Driver
Information Center (DIC).
U selecteert het menu met de
knoppen op de richtingaanwijzer-
hendel.
Druk op de toets MENUom het
Boordinformatiemenu
gte
selecteren.

OPEL Karl Owner Manual (GMK-Localizing-EU LHD-9231167) - 2016 - crc -
5/8/15
182 Verzorging van de auto
Draai aan het afstelwiel om het
bandenspanningscontrolesysteem
te selecteren.
De systeemstatus en bandenspan-
ningswaarschuwingen worden
getoond in een bericht waarbij de
desbetreffende band knippert op
het DIC.
Voor de waarschuwingen houdt het
systeem rekening met de tempera-
tuur van de banden.
Als een te lage bandenspanning
wordt gedetecteerd gaat het contro-
lelampje
70Verlichting banden-
spanningscontrolesysteem 072
branden. Als
7oplicht, stop dan zo snel
mogelijk en breng de banden op de
aanbevolen spanningswaarden
0
Bandenspanning 0211.
Als
760-90 seconden knippert en
daarna continu wordt verlicht, is er
een fout in het systeem. De hulp
van een werkplaats inroepen.
Na het op spanning brengen moet u
wellicht een stukje rijden om de
bandenspanningswaarden op het
DIC bij te werken. Hierbij kan
7
oplichten.
Als
7bij lagere temperaturen
oplicht en na een stukje rijden dooft,
kan dit duiden op een te lage
bandenspanning. Bandenspanning
controleren.
Boordinformatie
0Boordinfor-
matie 079.
Schakel het contact uit wanneer de
bandenspanning verhoogd of
verlaagd moet worden. Monteer alleen wielen met druksen-
soren, anders wordt de banden-
spanning niet weergegeven en
brandt
7voortdurend.
Een tijdelijk reservewiel is niet uitge-
rust met spanningssensoren. Het
bandenspanningscontrolesysteem
werkt niet op deze wielen. De
controlelamp
7brandt. Voor de
overige drie wielen blijft het systeem
werken.
Gebruik van in de handel verkrijg-
bare vloeibare bandenreparatiesets
kan de werking van het systeem
nadelig beïnvloeden. Gebruik door
de fabriek goedgekeurde repara-
tiesets.
Externe zendinstallaties met een
hoog vermogen kunnen storingen in
het bandenspanningscontrolesys-
teem veroorzaken.
Bij het verwisselen van de banden
moeten de sensoren van het
bandenspanningscontrolesysteem
steeds worden gedemonteerd en
onderhouden. Voor de geschroefde
sensor: Vervang het bandventiel en

OPEL Karl Owner Manual (GMK-Localizing-EU LHD-9231167) - 2016 - crc -
5/8/15
Verzorging van de auto 183
de afdichtring. Voor de ingeklikte
sensor: Vervang de volledige
klepsteel.
Status belading van auto
Pas de bandenspanning volgens de
informatie op het etiket van de band
of in de tabel bandenspannings-
waarden
0Bandenspanning0211
aan op de belading van de auto en
selecteer de betreffende instelling in
het menu Bandenbelasting op het
Driver Information Center, Boordin-
formatiemenu
0Driver Information
Center (DIC) 074.
Deze instelling is de referentie voor
de bandenspanningswaarschu-
wingen.
Het menu Bandenbelasting
verschijnt alleen als de auto stilstaat
en de handrem is aangetrokken.
Selecteer:
. Lovoor een comfortabele
spanning tot 3 inzittenden.
. Eco voor Eco-spanning tot 3
inzittenden.
. HIvoor volledige belading
Afstemmingsproces
TPMS-sensor
Elke TPMS-sensor heeft een unieke
identificatiecode. De identificatie-
code moet aan de positie van een
nieuwe band/nieuw wiel worden
gekoppeld nadat de banden zijn
geroteerd of alle wielen zijn verwis-
seld en als één of meer TPMS-sensor is vervangen. Het
TPMS-afstemmingsproces moet ook
worden uitgevoerd als een reserve-
band is vervangen door een rijband
met TPMS-sensor.
Bij de volgende contactcyclus
moeten de storingslamp en het
waarschuwingsbericht doven/
verdwijnen. De sensoren worden
met een TPMS-inleergereedschap
in de volgende volgorde aan de
diverse banden/wielen gekoppeld:
Band linksvoor, band rechtsvoor,
band rechtsachter, band linksachter.
De richtingaanwijzer in de huidige
actieve stand wordt verlicht totdat
de sensor is gekoppeld.
Raadpleeg uw werkplaats voor
onderhoud of voor het aanschaffen
van een inleergereedschap. Het
kost twee minuten om de eerste
band/ wiel-positie af te stemmen en
in totaal vijf minuten om de alle vier
band/wiel-posities af te stemmen.
Duurt het langer, dan wordt het
afstemproces gestopt en moet het
opnieuw worden gestart.

OPEL Karl Owner Manual (GMK-Localizing-EU LHD-9231167) - 2016 - crc -
5/8/15
184 Verzorging van de auto
Het TPMS-sensorafstemmings-
proces is:1. Trek de handrem aan.
2. Schakel het contact in.
3. Zet de keuzehendel in neutraal.
4. Gebruik MENUop de hendel
van de richtingaanwijzer om
het Boordinformatiemenu in
het Driver Information Center
(DIC) te selecteren.
5. Draai het afstelwiel om naar het bandenspanningsmenu te
schuiven.
6. Druk op SET/CLRom de
sensorafstemming te starten.
Er moet een bericht
verschijnen met de vraag de
procedure te bevestigen.
7. Druk nogmaals op SET/CLR
om uw keuze te bevestigen. De
claxon piept twee keer om aan
te geven dat de ontvanger in
de inleermodus staat.
8. Begin met de band linksvoor. 9. Plaats de programmeertool
naast de bandwang, bij het
ventiel. Druk vervolgens op de
knop om de TPMS-sensor te
activeren. Een kort signaal van
de claxon bevestigt dat de
sensoridentificatiecode op deze
band en wielpositie is
afgestemd.
10. Ga verder met de band rechts- voor en herhaal de procedure
zoals beschreven in stap 9.
11. Ga verder met de band rechts- achter en herhaal de procedure
zoals beschreven in stap 9.
12. Ga verder met de achterband links en herhaal de procedure
zoals beschreven in stap 9. De
claxon piept twee keer ter
aanduiding dat de sensoridenti-
ficatiecode aan de achterband
links is gekoppeld en dat de
procedure voor het koppelen
van de sensoren van het TPMS
afgesloten is.
13. Schakel het contact uit. 14. Breng de vier banden op de
aanbevolen bandenspanning
zoals aangegeven op het label
bandenspanningswaarden.
15. Zorg dat de bandenlaadstatus volgens de geselecteerde
spanning is ingesteld
0Driver
Information Center (DIC) 074.
Afhankelijkheid van tempe-
ratuur
De bandenspanning is afhankelijk
van de temperatuur van de band.
Onderweg lopen de temperatuur en
de spanning van de band op. De
bandenspanningswaarden die zijn
opgegeven op het etiket van de
band of in de tabel bandenspan-
ningswaarden gelden voor koude
banden, dit is 20°C. De druk neemt
met bijna 10 kPa toe wanneer de
temperatuur 10°C verhoogt. Neem
dit in acht wanneer u warme banden
controleert.
De op het DIC weergegeven
bandenspanningswaarde toont de
echte bandenspanning. Een