134Instrumenten en bedieningsorganen
Het display toont teksten over de vol‐gende onderwerpen:
■ vloeistofpeilen
■ diefstalalarmsysteem
■ remmen
■ rijsystemen
■ rijregelsystemen
■ cruise control
■ detectiesystemen
■ verlichting, gloeilamp vervangen
■ wis-/wasinstallatie
■ portieren, ruiten
■ handzender
■ veiligheidsgordels
■ airbagsystemen
■ motor en versnellingsbak ■ bandenspanning
■ roetfilter
■ accustatusBoordinformatie op het Colour-
Info-Display
Sommige belangrijke meldingen ver‐
schijnen tevens op het Colour-Info-
Display. Druk op de multifunctionele
toets om een boodschap te bevesti‐
gen. Sommige meldingen verschij‐
nen slechts gedurende enkele secon‐
den als popup.
GeluidssignalenBij het starten van de motor oftijdens het rijden
Er klinkt slechts één geluidssignaal
tegelijk.
Het geluidssignaal voor niet gedra‐
gen veiligheidsgordels geniet de pri‐
oriteit boven alle andere geluidssig‐
nalen.
■ Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
■ Wanneer bij het wegrijden een van de portieren of de achterklep niet
goed gesloten is.■ Wanneer u met aangetrokken handrem een bepaalde snelheid
overschrijdt.
■ Wanneer u een geprogrammeerde snelheid overschrijdt.
■ Er verschijnt een waarschuwings‐ tekst of waarschuwingscode op hetDriver Information Centre (DIC).
■ Wanneer de parkeerhulp een ob‐ stakel herkent.
■ Bij een onbedoelde rijstrookwissel.
■ Na het inschakelen van de achter‐ uitversnelling en het uittrekken van
het draagsysteem achterzijde.
■ Als het roetfilter de maximale ver‐ zadigingsgraad bereikt.
Bij het parkeren van de auto en/ of het openen van het
bestuurdersportier ■ Als de contactsleutel nog in het contactslot steekt.
■ Bij ingeschakelde rijverlichting.
Tijdens een Autostop ■ Als het bestuurdersportier geopend
is.
150Verlichting
De groene controlelamp l brandt
continu wanneer de functie geacti‐
veerd is; de blauwe lamp 7 brandt
wanneer het grootlicht automatisch
wordt ingeschakeld.
Deactivering
Druk eenmaal op de keuzehendel. De
functie wordt ook gedeactiveerd,
wanneer u de mistlampen voor in‐
schakelt.
Dynamische automatische
koplampverstelling
Om te voorkomen dat tegenliggers
worden verblind, wordt de lichtbun‐
delhoogte automatisch versteld op
basis van de hellingshoek, gemeten
door de voor- en achteras, de ver‐
snelling of vertraging en de rijsnel‐
heid.Storing in adaptief
rijlichtsysteem
Wanneer het systeem een storing in
het adaptief rijlichtsysteem herkent,
gaat het naar een vooraf ingestelde
positie om verblinding van tegenlig‐
gers te voorkomen. Indien dit niet mo‐ gelijk is, zal de desbetreffende kop‐
lamp automatisch worden uitgescha‐
keld. Eén koplamp zal in ieder geval
blijven branden. Er verschijnt een
waarschuwing op het Driver Informa‐
tion Center (DIC).
AlarmknipperlichtenOm in te schakelen ¨ indrukken.
De alarmlichten worden automatisch
ingeschakeld wanneer de airbags bij
een ongeval in werking treden.
Richtingaanwijzershendel omhoog=rechter richting‐
aanwijzerhendel omlaag=linker richtingaan‐
wijzer
Als de hendel voorbij het weerstands‐
punt wordt geduwd, blijft de richting‐
aanwijzer ingeschakeld. Bij het terug‐ draaien van het stuurwiel gaat derichtingaanwijzer automatisch uit.
Verlichting153
Bij auto’s met een lichtsensor kan de
helderheid alleen worden aangepast
wanneer de rijverlichting aanstaat en
de lichtsensor nachtelijke omstandig‐ heden detecteert.
Binnenverlichting
De voorste en achterste interieurver‐
lichting worden bij het in- en uitstap‐
pen vanzelf ingeschakeld en doven
met enige vertraging.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags
geactiveerd worden gaat de vloer‐
verlichting automatisch aan.Voorste interieurverlichting
Bedien de wipschakelaar:
w=automatisch in- en uit‐
schakelendruk op u=aandruk op v=uitInstapverlichting op versie met
panoramadak
De verlichting links en rechts is afzon‐
derlijk schakelbaar.
Bedien de tuimelschakelaars:
middelste stand=automatisch in- en
uitschakelendruk op I=aandruk op 0=uit
Rijden en bediening173Bij auto's met automatische ver‐snellingsbak kan de sleutel al‐
leen worden verwijderd met de
keuzehendel in stand P.
■ Vergrendel de auto.
■ Diefstalalarmsysteem inschakelen.
■ Koelventilatoren kunnen ook na het
afzetten van de motor in werking treden 3 234.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge mo‐
tortoerentallen of met hoge motor‐
belasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te be‐
schermen.
Let op
Bij een ongeval waarbij airbags wor‐
den geactiveerd, wordt de motor au‐ tomatisch uitgeschakeld als het
voertuig binnen een bepaalde tijd tot
stilstand komt.Uitlaatgassen9 Gevaar
Motoruitlaatgassen bevatten het
giftige en bovendien kleur- en
geurloze koolmonoxide dat bij in‐
ademen levensgevaarlijk kan zijn.
Wanneer uitlaatgassen in de pas‐
sagiersruimte dringen, de ruiten openen. Oorzaak van de storing
door een werkplaats laten verhel‐
pen.
Niet met een geopende achterklep
rijden, aangezien er dan uitlaat‐
gassen de passagiersruimte bin‐
nen kunnen dringen.
Roetfilter
Het roetfilter verwijdert schadelijke
roetdeeltjes uit de uitlaatgassen. Het
systeem heeft een zelfreinigende
functie die tijdens het rijden automa‐
tisch wordt geactiveerd, zonder dat
hier een bericht over verschijnt. Het
filter wordt geregenereerd door ach‐
tergebleven roetdeeltjes periodiek bij
Verzorging van de auto263
Nr.Stroomkring1Motorregelmodule2Lambdasonde3Brandstofinspuiting/ontste‐kingssysteem4Brandstofinspuiting/ontste‐
kingssysteem5–6Spiegelverwarming/diefstala‐
larmsysteem7Ventilatorregeling/motorregel‐
module/transmissieregelmodule8Lambdasonde/motorkoeling9Achterruitsensor10Accusensor11Ontgrendeling kofferruimte12Adaptief rijlicht (AFL)/automati‐
sche verlichting13ABS14Achterruitwisser15Motorregelmodule16StartmotorNr.Stroomkring17Transmissieregelmodule18Verwarmbare achterruit19Elektrische ruitbediening voorin20Elektrische ruitbediening
achterin21Centrale elektrische eenheid,
achter22Grootlicht links (halogeen)23Koplampsproeiers24Rechter dimlicht (xenon)25Linker dimlicht (xenon)26Mistlampen27Verwarming dieselbrandstof28Start-stopsysteem29Elektrische handrem30ABS31Adaptieve cruise control32Airbag33Adaptief rijlicht (AFL)/automati‐
sche verlichtingNr.Stroomkring34Uitlaatgasrecirculatie35Buitenspiegel/regensensor36Verwarming en ventilatie37Magneetklep koolstofreservoir38Vacuümpomp39Centrale regelmodule40Voorruitsproeier/achterruits‐
proeier41Grootlicht rechts (halogeen)42Koelventilator43Voorruitwissers44Voorruitwissers45Koelventilator46–47Claxon48Koelventilator49Brandstofpomp50Koplamphoogteregeling/adap‐
tief rijlicht (AFL)51Ventilatieklep
Verzorging van de auto265
Nr.Stroomkring1Displays2Rijverlichting/carrosserieregel‐
module3Rijverlichting/carrosserieregel‐
module4Infotainmentsysteem5Infotainmentsysteem/instru‐
ment612 V-aansluiting/aansteker7Stekkerdoos8Dimlicht links/carrosserieregel‐
moduleNr.Stroomkring9Dimlicht rechts/carrosseriere‐
gelmodule/airbagmodule10Portiersloten/carrosserieregel‐
module11Aanjager12–13–14Diagnosestekker15Airbag16Stekkerdoos17Airconditioning18Logistiek19Carrosserieregelmodule20Carrosserieregelmodule21Instrumentengroep/diefstala‐
larmsysteem22Contactsensor23Carrosserieregelmodule24CarrosserieregelmoduleNr.Stroomkring25–26Stopcontact bagageruimte
(indien geen zekeringenkast in
bagageruimte) (alleen Sports
tourer)
Zekeringenkast in
bagageruimte
3-deurs hatchback, 5-deurs
hatchback De zekeringenkast zit links in de ba‐
gageruimte achter een deksel.
Klantinformatie335Registratie van
voertuigdata en privacy
Event Data Recorders
(EDR)
Gegevensopslagmodules in de
auto Een groot aantal elektronische com‐
ponenten van uw auto bevat gege‐
vensopslagmodules die tijdelijk of
permanent technische gegevens
over de staat van de auto, voorvallen
en fouten opslaan. In het algemeen
documenteert deze technische infor‐
matie de staat van onderdelen, mo‐ dules, systemen of de omgeving:
■ bedrijfsomstandigheden van sys‐ teemcomponenten (bijv. vulni‐veaus)
■ statusberichten van de auto en de componenten ervan (bijv. aantal
wielomwentelingen / rotatiesnel‐
heid, afremming, dwarsacceleratie)
■ storingen en defecten in belangrijke
systeemcomponenten■ reacties van de auto in bepaalde rijsituaties (bijv. afgaan van airbag,activering van stabiliteitsregeling)
■ omgevingsomstandigheden (bijv. temperatuur)
Deze gegevens zijn uitsluitend tech‐
nisch en helpen fouten identificeren
en corrigeren alsook de functies van
de auto optimaliseren.
Bewegingsprofielen die op afgelegde
routes duiden, kunnen niet met deze
gegevens worden aangemaakt.
Als diensten worden gebruikt ( bijv. re‐
paraties, serviceprocessen, garantie‐
gevallen, kwaliteitsborging) kunnen
medewerkers van het servicenetwerk (met inbegrip van de fabrikant) deze
technische informatie lezen in de ge‐
beurtenis- en foutgegevensopslag‐
modules waarbij speciale diagnosti‐
sche apparaten worden gebruikt.
Raadpleeg desgewenst deze werk‐
plaatsen voor meer informatie. Na het corrigeren van een fout worden de
gegevens gewist uit de foutopslag‐
module of worden ze constant over‐
schreven.Bij het gebruik van deze auto kunnen
er zich situaties voordoen waarin
deze technische gegevens in ver‐
band met andere informatie (o.a. on‐
gevalmelding, schade aan de auto,
getuigenverklaringen) met een per‐
soon kunnen worden geassocieerd -
mogelijk met behulp van een expert.
Extra functies die contractueel zijn
overeengekomen met de klant (bijv.
locatie van auto in noodgevallen) ma‐ ken de overdracht van bepaalde au‐
togegevens uit de auto mogelijk.
338TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............297, 301
Aanduidingen op banden ..........270
Aangeslagen lampenglazen ......152
Aanhangerstabilisatie ................232
Aanhanger trekken ....................228
Aansteker .................................. 112
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 233
Accu ........................................... 238
Achterlichten .............................. 250
Achterruitverwarming ................... 37
Achteruitkijkcamera ...................213
Achteruitrijlichten .......................152
Actieve hoofdsteunen ..................41
Actieve noodrem......................... 202
Adaptief rijlicht (AFL) .........146, 245
Adaptieve cruise control .....124, 191
Adaptive Forward Lighting .........123
Afmetingen auto ........................315
Afslagverlichting ......................... 146
Airbag deactiveren ....................... 55
Airbag-deactivering .................... 118
Airbag en gordelspanners .........118
Airbagsysteem ............................. 53
Airconditioning ........................... 158
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 166Alarmknipperlichten ...................150
Algemene informatie .................. 228
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 167
Andere auto slepen ...................291
Antiblokkeersysteem .................180
Antiblokkeersysteem (ABS) .......120
Armsteun ..................................... 49
Armsteun met opbergruimte ........65
Asbakken ................................... 112
Autogegevens ............................ 301
Automatische antiverblinding ......34
Automatische verlichting ............ 144
Automatische versnellingsbak ...175
Automatisch vergrendelen ...........26
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 290
Auto stallen ................................. 233
B Bagageruimte ........................ 27, 86
Bagageruimte-afdekking .............91
Banden- en velgmaat veranderen ............................. 275
Bandenreparatieset ...................277
Bandenspanning .......................270
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ................................ 122, 271
Bandenspanningswaarden ........317
Batterijspanning .........................135