Page 56 of 345

54Stoelen, veiligheidssystemen
Ook is er een waarschuwingsetiket
aan de zijkant van het instrumenten‐
bord, dat bij een geopend voorste
passagiersportier zichtbaar is, of op
de zonneklep van de passagier.
Het frontairbagsysteem treedt in wer‐
king bij een voldoende krachtige aan‐ rijding aan de voorzijde. Het contact
moet ingeschakeld zijn.De opgeblazen airbags vangen de
schok op waardoor het gevaar voor
letsel aan het bovenlichaam en hoofd van de inzittenden voorin de auto
aanzienlijk afneemt.
9 Waarschuwing
Alleen bij een correcte zitpositie is
optimale bescherming mogelijk.
Stoelpositie 3 42.
Lichaamsdelen of voorwerpen uit het werkingsgebied van de airbag
houden.
Veiligheidsgordel correct omleg‐
gen en goed vastzetten. Alleen dan kan de airbag bescherming
bieden.
Zijdelings airbagsysteem
Het zijairbagsysteem bestaat uit een
airbag in de rugleuning van beide
voorstoelen. Ze zijn te herkennen aan het opschrift AIRBAG.
Het zijairbagsysteem treedt in wer‐
king bij een voldoende krachtige zij‐
delingse aanrijding. Het contact moet
ingeschakeld zijn.
Page 57 of 345

Stoelen, veiligheidssystemen55
De opgeblazen airbags vangen de
schok op waardoor het gevaar voor
letsel aan het bovenlichaam en de
heupen bij een zijdelingse aanrijding
aanzienlijk afneemt.
9 Waarschuwing
Lichaamsdelen of voorwerpen uit
het werkingsgebied van de airbag
houden.
Let op
Op de voorstoelen alleen stoelhoe‐
zen gebruiken die voor de auto zijn goedgekeurd. De airbags niet afdek‐
ken.
Gordijnairbagsysteem
De hoofdairbags bestaan uit een air‐
bag aan weerskanten in het dak‐
frame. Ze zijn te herkennen aan het opschrift AIRBAG op de dakstijlen.
Het gordijnairbagsysteem treedt in
werking bij een voldoende krachtige
zijdelingse aanrijding. Het contact
moet ingeschakeld zijn.
De opgeblazen airbags vangen de
schok op waardoor het gevaar voor
letsel aan het hoofd bij een zijdelingse aanrijding aanzienlijk afneemt.
9 Waarschuwing
Lichaamsdelen of voorwerpen uit
het werkingsgebied van de airbag
houden.
De haken aan de handgrepen van het dakframe zijn alleen geschikt
om lichte kledingstukken, zonder
kleerhangers, aan op te hangen.
Geen voorwerpen in de kleding‐
stukken bewaren.
Airbag deactiveren
Wanneer u een kinderveiligheidssys‐
teem op de voorstoel gebruikt, moet
u het airbagsysteem van de passa‐
gier deactiveren. Het zijairbag- en het
gordijnairbagsysteem, de gordelvoor‐ spanners en alle airbagsystemen van de bestuurder blijven actief.
Page 58 of 345

56Stoelen, veiligheidssystemen
U deactiveert het airbagsysteem van
de voorpassagier met een slot aan de rechterzijde van het instrumentenpa‐
neel.
Gebruik de contactsleutel om de po‐
sitie te kiezen:* OFF
(UIT)=airbag van voorpassagier
is gedeactiveerd en gaat
niet af bij een aanrijding.
Controlelamp *OFF (UIT)
brandt voortdurend in de
middenconsole. U kunt een kinderzitje aanbrengen in
overeenstemming met de
tabel Inbouwposities kin‐
derveiligheidssystemen
3 59. Er mag geen vol‐
wassen persoon op de
stoel van de voorpassagier
vervoerd wordenV ON
(AAN)=airbag van voorpassagier
is actief. U mag geen kin‐
derveiligheidssystemen
aanbrengen9 Gevaar
Kans op dodelijk letsel voor een
kind in een kinderzitje op de pas‐
sagiersstoel met geactiveerde air‐
bag.
Kans op dodelijk letsel voor een
volwassene op de passagiersstoel met gedeactiveerde airbag.
Als het controlelampje V ongeveer
60 seconden na het inschakelen van het contact oplicht, werkt het passa‐
giersairbagsysteem voor bij een bot‐
sing.
Indien beide conrolelampen tegelij‐
kertijd branden zit er een storing in het systeem. De systeemstatus wordt
niet aangeduid; er mag niemand op
de stoel van de voorpassagier ver‐
voerd worden. Roep onmiddellijk de
hulp van een werkplaats in.
Page 59 of 345

Stoelen, veiligheidssystemen57
Verander de status alleen tijdens stil‐
stand terwijl de ontsteking is uitge‐
schakeld.
Status blijft actief tot de volgende ver‐ andering.
Controlelamp airbag-deactivering
3 118.Kinderveiligheidssyste‐
men
Wij bevelen het Opel kinderveilig‐heidssysteem aan dat specifiek voor
montage in uw auto geschikt is.
Wanneer u een kinderveiligheidssys‐
teem gebruikt, moet u de gebruikers-
en montagehandleiding én de instruc‐ ties bij het kinderveiligheidssysteem
opvolgen.
Houd u altijd aan de plaatselijke of
landelijke voorschriften. In sommige
landen is het gebruik van kindervei‐ ligheidssystemen op bepaalde zit‐
plaatsen verboden.9 Waarschuwing
Wanneer een kinderveiligheids‐
systeem op de passagiersstoel
voorin wordt gebruikt, moeten de
airbagsystemen voor de passa‐
giersstoel voorin worden uitge‐
schakeld; zo niet, dan kan het in
werking treden van de airbags het leven van het kind in gevaar bren‐ gen.
Dit is vooral van belang wanneer
naar achteren gerichte kindervei‐
ligheidssystemen op de passa‐
giersstoel voorin worden gebruikt.
Airbag deactiveren 3 55.
Airbaglabel 3 53.
Juiste systeem selecteren De achterbank is de beste plaats om
een kinderveiligheidssysteem te be‐
vestigen.
Vervoer kinderen zo lang mogelijk te‐
gen de rijrichting in. Hierdoor wordt de nog erg zwakke ruggengraat van het
kind bij een ongeval minder belast.
Geschikt zijn veiligheidssystemen die
voldoen aan de geldende UN ECE-
regelgeving. Raadpleeg de plaatse‐ lijke wetgeving en richtlijnen voor het
verplichte gebruik van kinderveilig‐
heidssystemen.
Page 61 of 345
Stoelen, veiligheidssystemen59Inbouwposities kinderveiligheidssystemen
Toegestane mogelijkheden voor de bevestiging van een kinderveiligheidssysteemGewichts- of leeftijdsgroep
Op passagiersstoelOp buitenste zitplaatsen
achterinOp middelste zitplaats
achteringeactiveerde airbaggedeactiveerde airbagGroep 0: tot 10 kg
of ca. 10 maandenXU 1UUGroep 0+: tot 13 kg
of ca. 2 jaarXU 1UUGroep I: 9 tot 18 kg
of ca. 8 maanden tot 4 jaarXU 1UUGroep II: 15 tot 25 kg
of ca. 3 tot 7 jaarXXUUGroep III: 22 tot 36 kg
of ca. 6 tot 12 jaarXXUU1=Wanneer u het kinderveiligheidssysteem met een driepuntsgordel vastzet, moet u de stoelhoogteverstelling in de
hoogste stand zetten en de veiligheidsgordel vóór het bovenste verankeringspunt langs laten lopen. Zet de rugleuning zo ver als noodzakelijk rechtop, zodat de gordel bij de gesp gespannen is.U=Universeel bruikbaar in combinatie met een driepuntsveiligheidsgordel.X=Kinderveiligheidssystemen zijn in deze gewichtsgroep niet toegestaan.
Page 120 of 345

118Instrumenten en bedieningsorganen
Controlelampen in demiddenconsole
Richtingaanwijzer
O brandt of knippert groen.
Brandt korte tijd De parkeerlichten zijn ingeschakeld.
Knippert Een richtingaanwijzer of de alarm‐
knipperlichten zijn geactiveerd.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering defect, rich‐
tingaanwijzer aanhanger defect.
Gloeilamp vervangen 3 241, zeke‐
ringen 3 261.
Richtingaanwijzers 3 150.
Gordelverklikker
Gordelverklikker op de voorstoelen X van de bestuurdersstoel brandt of
knippert rood.
k van de passagiersstoel voorin
brandt of knippert rood wanneer de stoel bezet is.
Brandt
Na het inschakelen van de ontste‐
king, totdat de veiligheidsgordel is
omgedaan.
Knippert
Na het starten van de motor gedu‐
rende maximaal 100 seconden totdat
de gordel is vastgemaakt.
Airbag en gordelspanners
v brandt rood.Bij het inschakelen van de ontsteking
brandt de controlelamp ca.
4 seconden. Brandt deze niet, dooft
deze niet na 4 seconden of licht deze
tijdens het rijden op, dan is er een storing in het airbagsysteem. De hulp van een werkplaats inroepen. De air‐
bags en gordelspanners gaan moge‐
lijkerwijs niet af tijdens een ongeval.
Geactiveerde gordelspanners of air‐ bags worden aangeduid door aan‐
houdend branden van v.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Gordelspanners, airbagsysteem
3 50, 3 53.
Airbag-deactivering V brandt geel.
Brandt na het inschakelen van het
contact ongeveer 60 seconden. Air‐
bag voorpassagier is geactiveerd.
Page 121 of 345

Instrumenten en bedieningsorganen119
* brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd 3 55.9 Gevaar
Levensgevaar voor kinderen in
een kinderveiligheidssysteem te‐
zamen met een geactiveerde air‐
bag op de passagiersstoel voorin.
Levensgevaar voor volwassenen
bij een buiten werking gestelde
airbag van de passagiersstoel
voorin.
Laadsysteem
p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motorStoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielamp
Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐ teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert bij een draaiende
motor Storing die schade aan de katalysatorkan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert. On‐
middellijk hulp van een werkplaats in‐
roepen.
Service-indicatie
g brandt geel.
Er wordt bovendien een waarschu‐
wingstekst of een waarschuwings‐
code weergegeven.De auto heeft een onderhoudsbeurt
nodig.
De hulp van een werkplaats inroepen. Boordinformatie 3 131.
Rem- en
koppelingssysteem R brandt rood.
Het rem- en koppelingsvloeistofpeil is
te laag 3 238.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Brandt nadat de ontsteking is inge‐
schakeld en de handbediende hand‐
rem is aangetrokken 3 181.
Pedaal intrappen
- brandt of knippert geel.
Page 135 of 345

Instrumenten en bedieningsorganen133
Nr.Boordinformatie55De roetfilter is vol 3 17356Ongelijke bandenspanning op
vooras57Ongelijke bandenspanning op
achteras58Banden zonder TPMS-
sensoren herkend59Open en sluit portierruit
bestuurder60Open en sluit portierruit voor‐
passagier61Open en sluit portierruit links‐
achter62Open en sluit portierruit rechts‐
achter65Poging tot diefstal66Service diefstalalarmsysteem67Service stuurslot68Service stuurbekrachtiging69Service wielophanging70Service niveauregelingNr.Boordinformatie71Service achteras74Service AFL75Service airconditioning76Service blindehoekdetectiesys‐
teem77Service Lane Departure
Warning79Vul motorolie bij81Service versnellingsbak82Vervang motorolie binnenkort83Service adaptieve cruise
control84Motorvermogen verminderd89Onderhoud spoedig94Schakel in parkeerstand
voordat u de auto verlaat95Service airbag128Motorkap open134Storing parkeerhulp, reinig
bumper136Service parkeerhulpNr.Boordinformatie145Controleer het sproeiervloei‐
stofpeil174Accu bijna leeg258Parkeerhulp uit
Boordinformatie op het Uplevel-
Combi-display
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.