Sleutels, portieren en ruiten25
Storing in handzendersysteemOntgrendelen
Bestuurdersportier handmatig ont‐
grendelen door de sleutel in het slot te draaien. Schakel het contact in en
druk op c om alle portieren, de baga‐
geruimte en de tankklep te ontgren‐
delen. Als u het contact inschakelt,
wordt het vergrendelingssysteem uit‐
geschakeld.
Vergrendelen
Bestuurdersportier handmatig ver‐
grendelen door de sleutel in het slot
te draaien.
Storing in centrale
vergrendeling
Ontgrendelen
Bestuurdersportier handmatig ont‐
grendelen door de sleutel in het slot te draaien. U kunt de overige portie‐
ren openen door tweemaal aan de
binnenste portiergreep te trekken. U
kunt de bagageruimte en de tankklep
niet openen. Om het diefstalalarm‐
systeem te deactiveren, het contact
inschakelen 3 28.
Vergrendelen
Vergrendelingsknop van alle portie‐ ren behalve bestuurdersportier in‐
drukken. Daarna bestuurdersportier
sluiten en van de buitenkant met de
sleutel vergrendelen. Tankklep en
achterklep kunnen niet worden ver‐
grendeld.
Opgeslagen instellingen
Wanneer de sleutel uit het contactslot wordt getrokken, worden de volgende
instellingen automatisch opgeslagen
in het geheugen van de sleutel:■ verlichting
■ Infotainmentsysteem
■ centrale vergrendeling
■ instellingen sportmodus
■ comfortinstellingen
De opgeslagen instellingen worden
automatisch toegepast wanneer de sleutel met het geheugen de vol‐gende keer in het contactslot wordt
gestoken en naar stand 1 3 164
wordt gedraaid.
Een voorwaarde is dat Pers. inst. voor
bestuurder geactiveerd is in de per‐
soonlijke instellingen van de
Graphic-Info-Display. Dit moet wor‐
den ingesteld voor alle gebruikte
sleutels. Bij auto’s die zijn uitgerust
met een Colour-Info-Display, is de
personalisatie permanent ingescha‐
keld.
Persoonlijke instellingen 3 135.
Automatisch vergrendelen U kunt deze beveiligingsfunctie zoda‐
nig configureren dat alle portieren, de bagageruimte en de tankklep bij het
102Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ....................102
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .....................110
Informatiedisplays ......................122
Boordinformatie ......................... 128
Tripcomputer .............................. 132
Persoonlijke instellingen ............135Bedieningsorganen
Stuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
U kunt het infotainment-systeem, be‐
paalde bestuurdersondersteunings‐
systemen en een aangesloten mo‐
biele telefoon bedienen met de knop‐ pen op het stuurwiel.
Meer informatie staat in de handlei‐
ding van het infotainment-systeem.
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men 3 184.
Instrumenten en bedieningsorganen107KlokDatum en tijd worden op het
Info-Display weergegeven.
Datum- en tijdinstellingen
CD 400plus/CD 400/CD300
Druk op CONFIG . Nu verschijnt het
menu Instellingen .
Selecteer Tijd en datum .
Te selecteren instellingsopties:
■ Tijd instellen: Wijzigt de op het dis‐
play weergegeven tijd.
■ Datum instellen: Wijzigt de op het
display weergegeven datum.
■ Tijdopmaak instellen : Wijzigt de
urenindicatie tussen 12 uur en 24
uur .
■ Datumopmaak instellen : Wijzigt de
datumindicatie tussen MM/DD/
JJJJ en DD.MM.JJJJ .
■ Kloksynchr. RDS-signaal : Het
RDS-signaal van de meeste VHF-
zenders stelt automatisch de tijd in.
De RDS-tijdsynchronisatie kan en‐
kele minuten in beslag nemen.
Sommige zenders zenden geen
correct tijdsignaal uit. Het is dan
raadzaam de automatische tijdsyn‐ chronisatie uit te schakelen.
Persoonlijke instellingen 3 135.
Datum- en tijdinstellingen
Navi 950/Navi 650/CD 600
Druk op CONFIG en selecteer dan
het menu-onderdeel Tijd en datum
om het respectieve submenu weer te
geven.
Let op
Als Kloksynchr. RDS-signaal geac‐
tiveerd is, worden tijd en datum au‐
tomatisch door het systeem inge‐
steld.
Zie de infotainment-handleiding
voor nadere informatie.
Tijd instellen
Selecteer de menuoptie Tijd
instellen om de tijdsinstellingen aan
te passen. Draai aan de multifunctio‐
nele knop om de eerste instelling aan
te passen.
126Instrumenten en bedieningsorganen
verbruikers, zonder dat de klant
deze heeft geactiveerd.
■ Zuinig rijden : toont de ontwikkeling
van het gemiddelde verbruik over
een afstand van 50 km. Gevulde
segmenten tonen het verbruik in
stappen van 5 km en tonen de ge‐
volgen van het terrein of het rijge‐
drag voor het brandstofverbruik.
Graphic-Info-Display,
Color-Info-Display
Afhankelijk van de voertuigconfigura‐ tie heeft het voertuig een
Graphic- of een Colour-Info-Display.
Het Info-Display bevindt zich in het in‐
strumentenpaneel boven het infotain‐ ment-systeem.
Graphic-Info-Display
Afhankelijk van het infotainmentsys‐
teem is het Graphic-Info-Display in
twee versies leverbaar.
Graphic-Info-Display geeft aan:
■ tijd 3 107
■ buitentemperatuur 3 106
■ datum 3 107
■ Infotainmentsysteem, zie beschrij‐ ving in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem
■ persoonlijke instellingen 3 135
Instrumenten en bedieningsorganen127
Colour-Info-Display
Het Colour-Info-Display geeft in kleur
weer:
■ tijd 3 107
■ buitentemperatuur 3 106
■ datum 3 107
■ Infotainmentsysteem, zie beschrij‐ ving in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem
■ navigatie, zie beschrijving in de handleiding van het Infotainment‐
systeem
■ achteruitkijkcamera
■ systeeminstellingen
■ boordinformatie 3 128
■ persoonlijke instellingen 3 135
De getoonde informatie en de weer‐
gave ervan hangen af van de uitvoe‐
ring van de auto en de geselecteerde
instellingen.
Menu's en instellingen
selecteren
Via het display krijgt u toegang tot de menu's en instellingen.U maakt uw selecties via:
■ de menu's
■ de functietoetsen en de multifuncti‐
onele toets van het infotainment-
systeem
Selecteren met het infotainment-
systeem
Selecteer een functie via de knoppen
van het infotainment-systeem. Het menu van de geselecteerde functie
wordt weergegeven.
U gebruikt de multifunctionele toets
voor het selecteren en bevestigen
van een item.
136Instrumenten en bedieningsorganen
De volgende instellingen kunnen wor‐den geselecteerd door draaien van
en indrukken van de multifunctionele
toets:
■ Instellingen sportmodus
■ Talen (Languages)
■ Tijd en datum
■ Radio-instellingen
■ Telefooninstellingen
■ Auto-instellingen
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Instellingen sportmodus
U kunt de functies kiezen die in de sportmodus worden geactiveerd
3 182.
■ Sportieve vering : Demping wordt
stugger.
■ Sportieve prestaties aandrijflijn :
Gasaanname en schakelkarakte‐
ristieken worden sneller.■ Sportieve besturing : Se stuurbe‐
krachtiging is verminderd.
■ Andere kleur verlichting
hoofdinstr. : Verandert de kleur van
de instrumentenverlichting.
Talen (Languages)
Selectie van de gewenste taal.
Tijd en datum
Zie klok 3 107.
Radio-instellingen
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Telefooninstellingen
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.Auto-instellingen
■ Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. ventilatorsnelheid : Veran‐
dert de aanjagerregeling. De gewij‐ zigde instelling wordt actief nadathet contact uit en opnieuw aan
wordt gezet.
Klimaatregelingsmodus : Activeert
of deactiveert de koeling iedere
keer dat het contact wordt inge‐
schakeld of hanteert de laatst ge‐
kozen instelling.
Autom. achterruitverwarming : Acti‐
veert de achterruitverwarming au‐
tomatisch.
138Instrumenten en bedieningsorganen
Persoonlijke instellingen in hetColour-Info-Display
Navi 950/Navi 650/CD 600
Druk op CONFIG op de console van
het Infotainmentsysteem om naar het menu Configuratie-instellingen te
gaan.
Draai aan de multifunctionele knop
om in de lijst omhoog of omlaag te
scrollen. Druk op de multifunctionele
knop (Navi 950 / Navi 650: druk op de
buitenste ring) om een menuoptie te
selecteren.
■ Profiel sportmodus
■ Talen (Languages)
■Tijd en datum
■ Radio-instellingen
■ Telefooninstelling
■ Navigatie-instellingen
■ Displayinstellingen
■ Voertuig instellingen
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Profiel sportmodus ■ Sportprestaties motor :
Gasaanname en schakelkarakte‐
ristieken worden sneller.
■ Achtergrondverlichting
sportmodus :
Verandert de kleur van de instru‐
mentenverlichting.
■ Sportieve vering : Demping wordt
stugger.
■ Sportieve besturing : Se stuurbe‐
krachtiging is verminderd.
Talen (Languages)
Selectie van de gewenste taal.Tijd en datum
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Radio-instellingen
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Telefooninstelling
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Navigatie-instellingen
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Displayinstellingen ■ Menu startpagina :
Zie de infotainment-handleiding
voor nadere informatie.
■ Optie achterruitrijcamerasysteem :
Druk hierop om de opties voor de
achteruitcamera aan te passen
3 209.
Instrumenten en bedieningsorganen139
■Display Uit :
Zie de infotainment-handleiding
voor nadere informatie.
■ Kaartinstellingen :
Zie de infotainment-handleiding
voor nadere informatie.
Voertuig instellingen ■ Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. ventilatorsnelheid : Veran‐
dert de aanjagerregeling. De gewij‐ zigde instelling wordt actief nadat
het contact uit en opnieuw aan
wordt gezet.
Klimaatregelingsmodus : Activeert
of deactiveert de koeling wanneer
het contact wordt ingeschakeld of
hanteert de laatst gekozen instel‐
ling.
Automatische ontwaseming : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche ontwaseming.
Autom. achterruitverwarming : Acti‐
veert de achterruitverwarming au‐
tomatisch.■ Comfortinstellingen
Volume geluidssignaal : Wijzigt het
volume van geluidssignalen.
Pers. inst. voor bestuurder : Acti‐
veert of deactiveert persoonlijke in‐ stellingen.
Wis auto. achter in achteruit : Acti‐
veert of deactiveert automatische
inschakeling achterruitwisser bij in‐
schakelen achteruitversnelling.
■ Aanrijdings-detectiesystemen
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonsensoren. Acti‐
vering kan worden geselecteerd
met of zonder de aanhangerkoppe‐
ling bevestigd.
Automatische aanrijdingsbescher‐
ming : Activeert of deactiveert de
automatische remfunctionaliteit
van de auto bij dreigend gevaar
voor een botsing. Het volgende is
een optie: het systeem neemt de
remregeling over, waarschuwt al‐
leen via geluidssignalen of wordt
geheel gedeactiveerd.Dodehoekwaarschuwing : Activeert
of deactiveert het blindehoeksys‐
teem.
■ Buitenverlichting
Buitenverlichting bij ontgr. : Acti‐
veert of deactiveert de instapver‐ lichting.
Duur tijdens uitstappen : Activeert of
deactiveert de uitstapverlichting en
wijzigt de duur ervan.
■ Portiervergrendeling
Geen vergr. bij portier open : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐ sche portiervergrendelingsfunctie
wanneer een portier openstaat.
Automatische portiervergr. : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portierontgrendelingsfunctie
na uitschakeling van het contact.
Activeert of deactiveert de automa‐ tische portiervergrendelingsfunctie
nadat de auto is weggereden.
Vertr. portiervergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de vertraagde
portiervergrendelingsfunctie.
■ Vergr., ontgr., start op afstand